14.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 504/9


Resolutie van de Raad betreffende een vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie 2021-2030

(2021/C 504/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

Het is van cruciaal belang de toekomst positief te benaderen door bij onze werkzaamheden uit te gaan van de behoeften op het gebied van volwasseneneducatie en door formele, niet-formele en informele leermogelijkheden te scheppen die alle nodige kennis, vaardigheden en competenties kunnen bieden om een inclusief, duurzaam, sociaal rechtvaardiger en veerkrachtiger Europa tot stand te brengen. Terwijl we steeds complexere en frequentere transities doormaken (met name de digitale en groene transities) en het hoofd proberen te bieden aan huidige en toekomstige uitdagingen (op het gebied van klimaatverandering, demografie, technologie, gezondheid enz.), kan volwasseneneducatie, als belangrijk element van een leven lang leren, een belangrijke bijdrage leveren aan het sterker en veerkrachtiger maken van onze economieën en samenlevingen. Daarnaast is het belangrijk de nodige voorwaarden te scheppen waardoor mensen aanjagers van verandering kunnen worden door de keuzes die zij maken.

HERINNEREND AAN HET VOLGENDE:

1.

Tijdens de sociale top van Göteborg voor eerlijke banen en groei in 2017 hebben de EU-leiders gezamenlijk de Europese pijler van sociale rechten afgekondigd met daarin het recht van iedereen op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs en opleiding en een leven lang leren, als eerste beginsel, en het recht op baanbemiddeling, opleiding en herscholing, alsook het recht om opgebouwde sociale en opleidingsrechten mee te nemen bij arbeidstransities, als vierde beginsel.

2.

In de conclusies van de Europese Raad van 14 december 2017 (1) werd onderwijs aangemerkt als cruciaal voor de opbouw van inclusieve, hechte samenlevingen en voor het behoud van het Europees concurrentievermogen. Daarmee stonden onderwijs en opleiding dus voor het eerst centraal op de Europese politieke agenda;

3.

In de strategische agenda van de EU 2019-2024 besloten de EU-leiders dat er meer moet worden geïnvesteerd in de vaardigheden en het onderwijs van mensen.

4.

Tijdens de sociale top in Porto op 7 mei 2021 wilden de EU-leiders de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten verder verdiepen door onderwijs en vaardigheden centraal te stellen in het politieke optreden;

5.

In de conclusies van de Europese Raad van juni 2021 toonden de EU-leiders zich ingenomen met de nieuwe kerndoelen van de EU voor banen, vaardigheden en armoedebestrijding in het Actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten, in lijn met de Verklaring van Porto, inclusief het EU-streefdoel dat vóór 2030 ten minste 60 % van de volwassenen elk jaar aan een opleidingsactiviteit moet deelnemen;

6.

De hiermee verband houdende achtergronddocumenten in bijlage III bij deze resolutie dienen in aanmerking te worden genomen.

EN NOTA NEMEND VAN:

7.

De vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie (EAAL), die in 2011 door de Raad van de Europese Unie is aangenomen om de werkzaamheden op het gebied van volwasseneneducatie voort te zetten, aan te vullen en te consolideren krachtens de vier strategische doelstellingen die de Raad in het strategisch kader “ET 2020” heeft vastgesteld;

8.

De aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen (2016) waarin de nadruk ligt op de specifieke behoeften van volwassenen, met name laaggeschoolde, werkloze en kwetsbare groepen, die extra aandacht en steun nodig hebben om hun basisvaardigheden te verbeteren en vooruitgang mogelijk te maken;

9.

Het verslag “Achievements under the Renewed European Agenda for Adult Learning” (2019), waarin de balans wordt opgemaakt van de resultaten in de periode 2011-2018. In het verslag kwamen ook nieuwe thema’s en prioriteiten aan bod waarmee in de periode na 2020 rekening kan worden gehouden, waaronder verdere werkzaamheden op het gebied van governance, krijgen en nemen van kansen, flexibiliteit en toegang, alsook kwaliteitsborging;

10.

De Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (2020) bevat onder meer Actie 8 “Vaardigheden voor het leven” waarin wordt voorgesteld dat de Commissie en de lidstaten werken aan nieuwe prioriteiten voor de Europese agenda voor volwasseneneducatie met het oog op de opbouw van alomvattende, hoogwaardige en inclusieve stelsels voor volwasseneneducatie.

11.

De aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en -opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (2020) en de verklaring van Osnabrück over beroepsonderwijs en -opleiding roepen op beroepsonderwijs en -opleiding verder te ontplooien als een aantrekkelijk en kwalitatief hoogwaardig traject voor banen en het leven, en volwassenen ervan bewust te maken dat leren een levenslange opdracht is;

12.

De resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese onderwijsruimte en verder voorziet in Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding voor de periode tot 2030 (2021-2030), die moet worden uitgevoerd vanuit een inclusief en holistisch perspectief inzake een leven lang leren, en stelt voorts dat een leven lang leren alle vormen en niveaus van onderwijs en opleiding omvat, van voor- en vroegschoolse educatie en opvang tot volwasseneneducatie, met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding en hoger onderwijs.

IS VAN OORDEEL DAT:

13.

De lidstaten van de Europese Unie beschikken over verschillende modellen voor volwasseneneducatie, afhankelijk van hun nationale, regionale en lokale behoeften, omstandigheden, beleid, strategieën en tradities. Uit verslagen blijkt dat aanpassingen aan volwasseneneducatie en leeromgevingen als gevolg van de COVID-19-pandemie hebben geleid tot meer diverse vormen van volwasseneneducatie in heel Europa (2).

14.

De Onderwijs- en opleidingsmonitor 2020 (3) meldt dat de deelname aan volwasseneneducatie laag is: in de EU heeft gemiddeld slechts 10,8 % van de volwassenen (vrouwen: 11,9 %, mannen: 9,8 %) in de leeftijd van 25-64 jaar in de vier weken voorafgaand aan de enquête van 2019 deelgenomen aan volwasseneneducatie. Bovendien blijkt uit gegevens van Eurostat uit 2020 dat de deelname aan volwasseneneducatie nu lager is dan vóór de COVID-19-pandemie: in de EU heeft gemiddeld slechts 9,2 % van de volwassenen (vrouwen: 10,0 %, mannen: 8,3 %) in de leeftijd van 25-64 jaar in de vier weken voorafgaand aan de enquête deelgenomen aan volwasseneneducatie.Onderwijs- en opleidingsmonitor 2020.

15.

Het Eurydice-rapport “Adult education and training in Europe: Building inclusive pathways to skills and qualifications” (2021) laat zien dat ongeveer één op de vijf volwassenen in de EU het hoger middelbaar onderwijs niet heeft afgemaakt en dat de geletterdheid, gecijferdheid en/of digitale vaardigheden van een aanzienlijk deel van de volwassenen in Europa laag zijn. Ook wat betreft de deelname van volwassenen aan onderwijs en opleiding zijn er grote verschillen tussen landen onderling; ze hebben echter gemeenschappelijk dat de meeste leeractiviteiten waaraan volwassenen deelnemen een niet-formeel karakter hebben.

ONDERKENT HET VOLGENDE:

16.

In een nieuwe leercultuur moet de nadruk liggen op de relevantie van basisvaardigheden voor iedereen en op het voortdurend verwerven van relevante kennis, vaardigheden en competenties, op alle niveaus binnen formele, niet-formele en informele leeromgevingen, gedurende het hele leven. Mensen die zijn ingesteld op een leven lang leren zijn beter toegerust om zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden en om de vaardigheden te ontwikkelen die zij nodig hebben voor banen, alsook voor volledige participatie in de samenleving en persoonlijke ontwikkeling;

17.

Volwasseneneducatie neemt een bijzondere plaats in binnen de strategische prioriteit van het strategisch kader voor Europese samenwerking met het oog op de Europese onderwijsruimte – “van een leven lang leren en mobiliteit een realiteit maken voor iedereen”, waar nu dringender dan ooit behoefte aan is als gevolg van de uitdagingen van het herstel na de COVID-19-crisis en de noodzaak van weerbaarheid, de veranderende arbeidsmarktbehoeften, de mismatch in vaardigheden, de groene en digitale transities en het aanhoudend hoge percentage volwassenen in Europa met weinig basiskennis, -vaardigheden en -competenties;

18.

De versnippering van volwasseneneducatie tussen sectoren, beleidsterreinen en juridische kaders moet worden aangepakt. Er is behoefte aan een dialoog tussen alle partijen om ervoor te zorgen dat er een gedeelde visie is op het verhogen van het aanbod van volwasseneneducatie, waarbij rekening wordt gehouden met de sociale dimensie van volwasseneneducatie en de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Aangezien individuen, werkgevers en de staat profiteren van volwasseneneducatie, moeten de verantwoordelijkheid en de bijdrage van elke partij worden erkend,

19.

Het is van het grootste belang werkgevers bewuster te maken van het feit dat volwasseneneducatie de kwaliteit van arbeidsprocessen en -resultaten en de betrokkenheid van werknemers bij hun werk verhoogt. Volwasseneneducatie kan bijdragen tot productiviteit, concurrentievermogen, sociale inclusie, gendergelijkheid, creativiteit, innovatie en ondernemerschap. Het is een belangrijke factor om werkgevers ertoe aan te zetten een actievere rol te spelen bij het ondersteunen van bij- en omscholing en bij het voortdurend verbeteren van de inzetbaarheid en de arbeidsmarkttransities van hun werknemers. Daarom is het belangrijk dat er op alle werkplekken een leercultuur wordt gecreëerd, dat er leermogelijkheden op de werkplek worden gepland en georganiseerd en dat deze leercultuur door alle belanghebbenden wordt gesteund en gestimuleerd.

20.

Volwasseneneducatie moet echter meer inhouden dan de ontwikkeling van werkgerelateerde vaardigheden. Het is ook belangrijk de algemene bevolking bewuster te maken van het belang en de voordelen van een leven lang leren. Volwasseneneducatie moet worden gekoppeld aan alle soorten en niveaus van onderwijs en opleiding, met inbegrip van hoger onderwijs, door middel van flexibele formele, niet-formele en informele trajecten;

21.

Volwasseneneducatie kan de levens- en arbeidskansen van volwassenen verbeteren, ongeacht hun sociaal-demografische en persoonlijke omstandigheden. Individuele verantwoordelijkheid voor loopbaanontwikkeling moet worden beschouwd als onderdeel van levenslange professionele begeleiding en ondersteuning. Daarnaast kan volwasseneneducatie bijdragen aan actief burgerschap en gemeenschapsleren. Ze draagt ook bij aan persoonlijke, sociale en professionele ontwikkeling en zelfontplooiing en aan gezondheid en welzijn, afhankelijk van de huidige en toekomstige behoeften, talenten en ambities van het individu. Volwasseneneducatie speelt een cruciale rol bij het inspelen op de huidige en toekomstige uitdagingen en kansen in het leven en op het werk, en leidt tot duurzame gemeenschappen.

22.

De gevolgen van de demografische veranderingen en de groene en digitale transities vragen om nieuwe benaderingen om de deelname aan educatie van volwassenen, waaronder volwassenen die niet snel aan leeractiviteiten deelnemen en de leeftijdsgroep van 65 jaar en ouder, te vergemakkelijken, teneinde hun volledige integratie en participatie in de samenleving te bevorderen.

BENADRUKT HET VOLGENDE:

23.

Volwasseneneducatie vraagt om een holistische aanpak, waaronder intersectorale samenwerking en samenwerking tussen diverse belanghebbenden, en doeltreffende coördinatie op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau, waarbij zowel de verschillende modellen voor volwasseneneducatie in de Europese Unie, als de specifieke bevoegdheden van de verschillende beleidsniveaus in acht worden genomen.

IS HET DERHALVE OVER HET VOLGENDE EENS:

24.

In de periode tot en met 2030 is de algemene doelstelling van de vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie 2021-2030 (NEAAL 2030) het vergroten en verbeteren van het aanbod, en de bevordering en het gebruik van formele, niet-formele en informele leermogelijkheden voor iedereen.

25.

De belangrijkste prioritaire gebieden van de NEAAL 2030 zorgen voor continuïteit van de werkzaamheden en verdere ontwikkeling van volwasseneneducatie, zoals hieronder beschreven en nader toegelicht in bijlage I bij deze nota:

governance;

krijgen en nemen van kansen voor een leven lang leren;

toegang en flexibiliteit;

kwaliteit, kansengelijkheid, inclusie en slaagkansen voor iedereen;

de groene en de digitale transities.

IS HET VOORTS, GELET OP HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL EN DE NATIONALE OMSTANDIGHEDEN VAN DE LIDSTATEN, EENS MET DE VOLGENDE UITVOERINGSINSTRUMENTEN:

26.

Open coördinatiemethode (OCM): In de periode tot 2030 zullen de lidstaten en de Commissie nauw samenwerken om te bezien hoe het staat met het werk op technisch gebied. Zij zullen het proces en de resultaten ervan evalueren door middel van de open coördinatiemethode en door verantwoordelijkheid voor het proces te nemen binnen hun respectieve bevoegdheidsgebied op nationaal, regionaal of Europees niveau. Dit moet gebeuren in overleg met de werkgroep volwasseneneducatie die is opgericht als onderdeel van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese onderwijsruimte en verder (2021-2030) en het netwerk van nationale coördinatoren voor volwasseneneducatie.

27.

Wederzijds leren: Wederzijds leren is een essentieel onderdeel van de NEAAL 2030, aangezien het de mogelijkheid biedt om goede praktijken in verschillende lidstaten in kaart te brengen en er lering uit te trekken. Het proces van wederzijds leren, met de betrokkenheid van stakeholders op dit gebied, zal zich onder meer voltrekken door middel van intercollegiaal leren, collegiale advisering en uitwisseling van beste beleidsmaatregelen en praktijken, conferenties, seminars, fora op hoog niveau en deskundigengroepen, alsook door middel van studies en analyses, netwerken (onder meer op het internet) en andere vormen van verspreiding en door de resultaten duidelijk zichtbaar te maken.

28.

Effectieve governance: De NEAAL 2030 maakt integraal onderdeel uit van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030).

29.

Monitoring van het proces: De periodieke monitoring van de vooruitgang in de richting van de EU-streefdoelen (4) aan de hand van indicatoren op EU-niveau (zie bijlage II) die worden toegepast bij de systematische verzameling en analyse van internationaal vergelijkbare gegevens, levert een essentiële bijdrage aan een onderbouwde beleidsvorming zonder dat dit extra lasten voor de lidstaten met zich meebrengt. Jaarlijkse monitoring zal plaatsvinden via de Onderwijs- en opleidingsmonitor en het Europees Semester (met het herziene sociale scorebord) waarbij wordt nagegaan hoever het staat met de verwezenlijking van alle overeengekomen EU-streefdoelen op het gebied van volwasseneneducatie. De monitoring en evaluatie van EU-streefdoelen en -indicatoren moet plaatsvinden in samenwerking met de Permanente Groep indicatoren en benchmarks (SGIB) en moet in 2023 worden geëvalueerd.

30.

Kennisopbouw en onderbouwd beleid op het gebied van volwasseneneducatie: Waar mogelijk moet op internationaal, Europees en nationaal niveau de verzameling en analyse van gegevens verder worden verbeterd met behulp van een reeks instrumenten, waarbij gebruik moet worden gemaakt van de werkzaamheden van Eurostat, Eurydice, CEDEFOP, de Europese Stichting voor opleiding (ETF), Eurofound, OESO en andere organisaties. De analyse moet ook monitoring omvatten van kwetsbare groepen volwassenen en gegevens over investeringen in onderwijs en opleiding, indien mogelijk ook op het niveau van onder meer werkgevers en lokale gemeenschappen. De transformatie van banen en de enorme bij- en omscholingsinspanningen vragen om een betrouwbaar en gericht inzicht in vaardigheden om toekomstige vaardigheidsbehoeften op de arbeidsmarkt in kaart te brengen. Dit helpt volwassenen bij hun levenslange loopbaanontwikkeling en zal zowel maatschappelijke als arbeidsmarkttransities vergemakkelijken.

31.

Samenwerking met internationale organisaties: Het is belangrijk meer samen te werken met organisaties zoals de OESO (met name door gebruik te maken van de resultaten van het programma voor de internationale beoordeling van competenties van volwassenen (PIAAC)), de VN (met name Unesco en IAO) en de Raad van Europa, en ook binnen regionale of wereldwijde initiatieven op dit gebied.

32.

Financiering: Volwasseneneducatie wordt gefinancierd via een aantal verschillende instrumenten die uit diverse bronnen worden gevoed. Volwasseneneducatie moet, bij voorkeur en waar nodig en in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, gebaseerd zijn op permanente en regelmatige financiering in plaats van op subsidies voor projecten of programma’s. Financieringsmethoden op basis van een gedeelde verantwoordelijkheid van publieke en private belanghebbenden kunnen helpen om de middelen te verhogen en te versterken.

VERZOEKT DE LIDSTATEN, INDACHTIG HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL EN IN OVEREENSTEMMING MET DE NATIONALE OMSTANDIGHEDEN:

33.

Hun inspanningen in de periode 2021-2030 te concentreren op de in bijlage I beschreven prioritaire gebieden, en zo ook bij te dragen tot de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese onderwijsruimte en verder (2021-2030), indien van toepassing, en in overeenstemming met hun nationale, regionale en lokale context, omstandigheden en wetgeving;

34.

Effectieve contacten tussen de bevoegde ministeries, alsook met belanghebbenden zoals sociale partners, bedrijven, niet-gouvernementele en maatschappelijke organisaties te verbeteren, zodat er meer samenhang komt tussen de beleidsmaatregelen inzake volwasseneneducatie en bredere sociaaleconomische beleidsmaatregelen. Deze overheidsbrede en multistakeholderbenadering kan verder worden versterkt door doeltreffende nationale, regionale en lokale coördinatie die beleid en praktijk met elkaar verbindt.

35.

Volwasseneneducatie te ondersteunen met levenslange begeleiding en loopbaanontwikkeling door partnerschappen op alle niveaus op te zetten. Overeenkomstig de beginselen van kwaliteitsborging moet deze begeleiding worden gekoppeld aan outreachactiviteiten, certificering en bewustmaking, om zo bij te dragen tot de uitvoering van de aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten. Op deze manier krijgen alle volwassenen de kans om hun basisvaardigheden en sleutelcompetenties te ontwikkelen op basis van hun behoeften en om het vaardigheidsniveau te bereiken dat zij in de huidige samenleving en op de huidige arbeidsmarkt nodig hebben.

36.

Bij de uitvoering van de aanbeveling van de Raad betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren vooruitgang te boeken met het zeker stellen dat alle volwassenen over validatiemogelijkheden beschikken, zodat ook tweedekansmogelijkheden worden geboden wat mogelijk zal leiden tot volledige of gedeeltelijke kwalificaties;

37.

De uitbreiding van volwasseneneducatie op middelbaar en tertiair niveau, zowel algemeen als beroepsonderwijs, te ondersteunen door middel van flexibele leertrajecten, bijvoorbeeld avondlessen, deeltijds onderwijs, afstandsonderwijs en gemengd leren, en volwassenen in staat te stellen om a) kwalificaties te verwerven op EKK-niveau 4 en hoger; en b) korte cursussen af te ronden om de competenties te verbeteren, te verbreden en te verdiepen;

38.

De beroepsstatus te verhogen en de professionalisering van leerkrachten en opleiders in de volwasseneneducatie te ondersteunen (5) en hun initiële en voortgezette opleiding en beroepsontwikkeling te verbeteren, onder meer door het gebruik van innovatieve benaderingen (zoals gemengd, online, afstands-, hybride onderwijs) en middelen (ICT-infrastructuur en -apparatuur) te ondersteunen;

39.

In voorkomend geval hoogwaardige en op inclusiviteit gebaseerde digitalisering van de onderwijs-, opleidings- en leerprocessen op organisatorisch en individueel niveau, te ondersteunen. Daarnaast volwassen lerenden bij te staan, te onderwijzen en op te leiden om digitale instrumenten breder en effectiever te gebruiken, rekening houdend met de digitale kloof en de digitale genderkloof;

40.

Ernaar te streven eenvoudige, flexibele en brede mechanismen voor bedrijven en individuen te ontwikkelen om het bewustzijn te vergroten en een mentaliteitsverandering op gang te brengen bij individuen en de samenleving, op basis van het concept van een leven lang leren, waarin wordt benadrukt dat voortdurend kennis, vaardigheden en competenties moeten worden verworven;

41.

Een leven lang leren te vergemakkelijken om de deelname van volwassenen aan leren te bevorderen door middel van diverse instrumenten zoals Epale - het elektronisch platform voor volwassenenonderwijs in Europa (bijvoorbeeld ondersteuning van professionals op het gebied van volwasseneneducatie, met inbegrip van leerkrachten en opleiders, begeleidend en ondersteunend personeel, onderzoekers en academici, en beleidsmakers);

42.

De leermobiliteit van volwassen lerenden en van in de volwasseneneducatie actief personeel, alsook grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen, onder meer via het Erasmus+-programma, de EU-fondsen voor het cohesiebeleid en andere instrumenten, indien van toepassing;

43.

Zich verder in te spannen om bestaande belemmeringen voor alle soorten leren weg te nemen, zoals problemen in verband met mobiliteit, toegankelijkheid, genderongelijkheid, begeleiding, hulpverlening, studentendiensten en erkenning van eerdere leerervaringen als onderdeel van leerresultaten;

44.

Verder te werken aan de ontwikkeling van kwaliteitsborgingsmechanismen door bijvoorbeeld de bevordering van interne en externe kwaliteitsborging, met betrekking tot programma’s, processen, uitvoerende organisaties, leraren en opleiders voor volwassenen, en adviesactiviteiten, en door het opzetten van een systeem voor gegevensverzameling, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de informatie die het volgen van afgestudeerden oplevert.

VERZOEKT DE COMMISSIE OM, CONFORM HAAR BEVOEGDHEDEN EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

45.

De lidstaten te ondersteunen bij de uitvoering van de NEAAL 2030 en de daarin beschreven prioritaire gebieden, zoals beschreven in bijlage I, alsook bij de eventuele ontwikkeling van holistische, overheidsbrede nationale vaardighedenstrategieën;

46.

De complementariteit en samenhang van de beleidsinitiatieven van de EU die overeenkomstig de NEAAL 2030 worden genomen, te waarborgen;

47.

Nauwe contacten te onderhouden met de lidstaten om te zorgen voor een flexibele en efficiënte governancestructuur, zoals uiteengezet in de resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese onderwijsruimte en verder (2021-2030), waarbij met name gebruik wordt gemaakt van de werkgroep volwasseneneducatie, het netwerk van nationale coördinatoren voor volwasseneneducatie, intercollegiaal leren en andere netwerkactiviteiten;

48.

De nationale coördinatoren voor volwasseneneducatie te ondersteunen door hun werkzaamheden ter bevordering van de samenwerking tussen de lidstaten en met de Commissie bij de uitvoering van de NEAAL 2030 te financieren;

49.

De kennis over volwasseneneducatie in Europa te vergroten door studies en onderzoeken uit te voeren die relevant zijn voor de analyse van vraagstukken op het gebied van volwasseneneducatie, onder meer via Eurydice, Cedefop en ETF en in samenwerking met andere betrokken netwerken en instellingen, door ten volle gebruik te maken van hun informatie- en onderzoekscapaciteiten, zonder dat dit extra lasten voor de lidstaten met zich meebrengt. Ook moet aandacht worden besteed aan de leeftijdsgroep van 65 jaar en ouder door het verzamelen van vergelijkende gegevens over hun deelname aan volwasseneneducatie;

50.

De samenwerking voort te zetten en te intensiveren met relevante internationale organisaties zoals de OESO, de VN (met name Unesco en IAO) en de Raad van Europa, alsook met relevante regionale of wereldwijde initiatieven, bijvoorbeeld de Westelijke Balkan, het Oostelijk Partnerschap enz.;

51.

Te zorgen voor de middelen op Europees niveau om de uitvoering van de NEAAL 2030 te ondersteunen via relevante EU-programma’s, fondsen en instrumenten, zoals Erasmus+, het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, de herstel- en veerkrachtfaciliteit, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, InvestEU, het instrument voor technische ondersteuning enz.;

52.

Bij de Raad een systematisch overzicht en een spoorboekje te presenteren en regelmatig te actualiseren van de huidige en de geplande beleidsmaatregelen, samenwerkingsinstrumenten, financieringsinstrumenten, initiatieven en gerichte oproepen op het niveau van de Unie, zoals bijscholingstrajecten, Erasmus+ en het Europees Semester die bijdragen tot de totstandbrenging van de NEAAL 2030;

53.

Verslag uit te brengen over de uitvoering van de NEAAL 2030 als onderdeel van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (2021-2030) en daarbij gebruik te maken van het werk van de nationale coördinatoren voor volwasseneneducatie, de werkgroep volwasseneneducatie, studies en onderzoeksexperts;

54.

De verdere ontwikkeling en uitvoering mogelijk te maken van het Epale, dat professionals op het gebied van volwasseneneducatie ondersteunt en helpt door middel van uitwisselingen tussen collega’s, blogposts, fora, netwerken en het verstrekken van hoogwaardige, accurate en relevante informatie over alle aspecten van volwasseneneducatie;

55.

De lidstaten met onder meer financiële middelen te ondersteunen in hun betrokkenheid bij onderzoekscycli om vergelijkbare gegevens te verkrijgen over hun vorderingen op het gebied van vaardigheden van volwassenen (OESO-enquête naar de vaardigheden van volwassenen (“PIAAC”), enquête volwasseneneducatie en de arbeidskrachtenenquête).


(1)  EUCO 19/1/17 REV 1.

(2)  Zie bijvoorbeeld de volgende publicaties: Adult Learning and COVID-19: challenges and opportunities (ET2020 Working Group on Adult Learning, 2020), Adult learning and education and COVID-19 (UNESCO Institute for Lifelong Learning, 2020) and Adult Learning and COVID-19: How much informal and non-formal learning are workers missing? (OESO, 2021).

(3)  Teaching and learning in a digital age, SWD(2020) 234 final. Gegevensbron: Eurostat, EU-arbeidskrachtenenquête (de methodologie zal naar verwachting in 2022 worden gewijzigd).

(4)  De doelstellingen worden geformuleerd als gemiddelde EU-waarden die collectief door de lidstaten moeten worden verwezenlijkt. Bij de voortgangsrapportage over deze doelstellingen, onder meer waar relevant in het kader van het Europees Semester, zou de Commissie rekening moeten houden met de kenmerken van de verschillende nationale stelsels en omstandigheden. De lidstaten zouden, afhankelijk van hun nationale omstandigheden, prioriteiten en uitdagingen, ten volle gebruik moeten maken van de Uniefinancieringsmogelijkheden. De doelstellingen lopen niet vooruit op besluiten over de wijze van uitvoering van financieringsinstrumenten van de Unie in de context van het meerjarig financieel kader 2021-2027 en NextGenerationEU.

(5)  In deze resolutie wordt onder leraar verstaan een persoon die volgens de nationale wetgeving en praktijk de status van onderwijsgevende (of gelijkwaardig) heeft, terwijl een opleider een persoon is die één of meer activiteiten vervult die verband houden met de (theoretische of praktische) opleidingsfunctie, hetzij in een onderwijs- of opleidingsinstelling, hetzij op de werkplek. Hieronder vallen leraren in het algemeen onderwijs en het hoger onderwijs, leraren en opleiders in het initiële en voortgezette beroepsonderwijs en -opleiding, en tevens medewerkers in de voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang en leerkrachten in het volwassenenonderwijs, overeenkomstig de conclusies van de Raad over Europese leraren en opleiders voor de toekomst, PB C 193 van 9.6.2020, blz. 11.


BIJLAGE I

Rekening houdend met de specifieke omstandigheden in de lidstaten en in overeenstemming met hun nationale prioriteiten, wordt de lidstaten verzocht zich te richten op volgende gebieden, in voorkomend geval met de steun van de Commissie.

Prioritair gebied 1 - Governance

a)

Partnerschappen tussen overheden, regionale en lokale overheden, onderwijs- en opleidingaanbieders, bedrijven, sociale partners, publieke arbeidsbureaus, sociale diensten en maatschappelijke organisaties zijn noodzakelijk en houden nauw verband met de gedeelde verantwoordelijkheid die alle betrokken partijen dragen. Deze verantwoordelijkheid omvat het in kaart brengen van onderwijs- en opleidingsbehoeften en het ontwikkelen van leermogelijkheden voor volwassenen, het optimaliseren van de betrokkenheid van en de samenwerking tussen alle belanghebbende partijen, bewustmaking en outreach, en het ondersteunen van het verstrekken van voldoende begeleiding en advies aan onderwijs- en opleidingaanbieders en aan bedrijven.

b)

Voor het aanscherpen van de voorwaarden voor samenwerking in volwasseneneducatie moet een integrale aanpak worden ontwikkeld: alle soorten, vormen en niveaus van volwasseneneducatie en -opleiding en andere leermogelijkheden voor volwassenen moeten hierin aan de orde komen, en de rol van alle betrokken sectoren moet verduidelijkt worden. Dit moet sectoroverstijgend overzicht opleveren, alsmede interministeriële en sectoroverstijgende partnerschappen creëren die uitmonden in een samenhangend beleid voor volwasseneneducatie. Deze aanpak zou - als onderdeel van een leven lang leren - kunnen resulteren in strategieën voor volwasseneneducatie en in nationale strategieën voor het verwerven van vaardigheden die onderbouwd zijn met data en onderzoek.

c)

Samenwerking en partnerschap tussen belanghebbende partijen op nationaal, regionaal en lokaal niveau moeten voldoen aan de behoeften van lerende volwassenen en van werkgevers, met inbegrip van - indien mogelijk en afhankelijk van de nationale omstandigheden - effectieve en efficiënte financiering van initiatieven voor volwasseneneducatie.

Prioritair gebied 2 - Krijgen en nemen van kansen voor een leven lang leren

a)

Het is van het grootste belang volwassenen bewust te maken van het belang van leren als een levenslange taak, waar ze zich dus gedurende hun hele leven met regelmaat aan moeten wijden.

b)

Bij volwasseneneducatie moet er meer maatwerk zijn. Onderwijs aan volwassenen moet worden aangemoedigd en ondersteund door doeltreffende systemen voor levenslange begeleiding met outreachactiviteiten en door geïntegreerde systemen voor de certificering van eerdere leerervaringen.

c)

De bestaande systemen voor het in kaart brengen van de vaardigheden die in de toekomst nodig zullen zijn (zgn. skills intelligence) moeten beschikbaar zijn voor alle belanghebbende partijen. Hiermee kan levenslange begeleiding en de planning van volwasseneneducatie worden ondersteund.

d)

In voorkomend geval, moet de integratie van financiële en fiscale prikkels en andere sociale voordelen of compenserende maatregelen op werkgeversniveau in de uitvoering van het beleid voor volwasseneneducatie leiden tot een grotere inzet van werkgevers voor volwasseneneducatie.

e)

Houdbare overheidsfinanciering moet worden aangevuld met andere financiering op verschillende niveaus (Europees, nationaal, regionaal, lokaal, werkgevers en individueel), en wel voor alle soorten, vormen en niveaus van volwasseneneducatie. De efficiënte toewijzing en het efficiënte gebruik van middelen zijn cruciaal en moeten worden toegesneden op individuele leerbehoeften. Toezicht op de uitgaven speelt hierbij een belangrijke rol.

Prioritair gebied 3 - Toegankelijkheid en flexibiliteit

a)

Volwasseneneducatie moet flexibel zijn qua tijd, plaats, middelen, organisatievormen en uitvoering, en gepaard gaan met verschillende benaderingen en maatregelen om participatie, inclusie en leermotivatie te vergroten. Volwassenen moeten zich kunnen inschrijven op verschillende niveaus van formeel onderwijs en formele opleiding, maar ook in andere programma’s - ook niet-formele - die gericht zijn op omscholing en bijscholing, samen met een breder leerparadigma. Flexibiliteit (er moet rekening worden gehouden met gezinsverantwoordelijkheid en het combineren van werk en privé) is cruciaal om meer volwassenen in het leerproces te krijgen en te houden. Voorts moet volwasseneneducatie programma’s van hoge kwaliteit aanbieden, ongeacht of de financiering particulier of openbaar is.

b)

Onderwijs- en opleidingsprogramma’s in volwasseneneducatie moeten voortbouwen op bestaande kennis, vaardigheden en competenties, ervaring, voorkeuren en specifieke kenmerken van individuele lerenden. De programma’s moeten gebaseerd zijn op hun behoeften en indien mogelijk op de resultaten van zelfbeoordeling. Ook moet er bijzondere aandacht uitgaan naar kwetsbare groepen. Voorts behelst volwasseneneducatie een onderwijs- en leeraanpak die volwassenen aanmoedigt hun affiniteiten, wensen en behoeften kenbaar te maken, die inclusief is, en die volwassenen motiveert om zich verder te scholen en zichzelf te verbeteren, en die voorts mogelijkheden biedt voor persoonlijke en loopbaanontwikkeling, gemeenschapsonderwijs, intergenerationeel leren en andere sociale aspecten.

c)

Volwasseneneducatie moet ook de verwerving en verbetering van kennis, vaardigheden en competenties vergemakkelijken en zo mede leiden tot een meer inclusieve samenleving en tot gelijke kansen, een en ander afhankelijk van specifieke omstandigheden en van sociaal-economische achtergrond, met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen.

d)

Er moet worden nagedacht over financiële en andere steunmaatregelen, alsook concrete acties ter ondersteuning van lerenden, bijvoorbeeld financiële prikkels zoals leningen, beurzen en belastingvoordelen.

e)

Het verkennen van het concept en het gebruik van microcredentials kan helpen leermogelijkheden te verruimen en kan een leven lang leren versterken door flexibelere en meer modulaire leermogelijkheden te bieden en inclusievere leertrajecten aan te reiken.

Prioritair gebied 4 - Kwaliteit, kansengelijkheid, inclusie en slaagkansen in volwasseneneducatie

Professionalisering:

a)

Nodig zijn professionalisering en capaciteitsopbouw van docenten en opleiders in volwasseneneducatie, waaronder praktijkmensen (bv. mentoren en studiebegeleiders) en andere professionals die betrokken zijn bij ondersteunende activiteiten zoals begeleiding, certificatie, outreach, bewustmaking, leiderschap en management op het gebied van volwasseneneducatie. Het definiëren en certificeren van de belangrijkste competenties die professionals in de volwasseneneducatie moeten hebben, zou een meerwaarde kunnen hebben.

b)

Professionalisering in volwasseneneducatie is essentieel voor de kwaliteit van het onderwijs en de opleiding die geboden worden (in aanvulling op hun inhoudelijke vaardigheden dienen docenten bijvoorbeeld sociale en digitale vaardigheden te verwerven, waarvoor een andere of aangepaste onderwijsaanpak nodig is). Docenten en opleiders in volwasseneneducatie moeten worden ondersteund bij het competentiegericht onderwijzen en leren, onder meer door adviseurs in te zetten en via activiteiten waarin zij leren van collega’s.

c)

Een goed ontwikkeld netwerk en partnerschap van aanbieders van volwasseneneducatie en andere partners die leerkansen aanbieden, zou kunnen bewerkstelligen dat volwasseneneducatie toegankelijker wordt en geld en tijd minder een probleem worden.

Mobiliteit:

d)

De mobiliteit van lerende volwassenen, docenten en opleiders en andere belanghebbende partijen in de volwasseneneducatie moet groter worden dan nu; dit is een essentieel element van de Europese samenwerking en een instrument om de kwaliteit van volwasseneneducatie te verbeteren en meertaligheid in de Europese Unie te bevorderen. De huidige obstakels voor alle vormen van leer- en onderwijsmobiliteit moeten verder weggenomen worden, waaronder die welke verband houden met toegankelijkheid, begeleiding, studentendiensten en erkenning van diploma’s of getuigschriften.

e)

Het Erasmus+-programma moet worden ingezet. Dit biedt een reeks nieuwe mogelijkheden om mobiliteit binnen en buiten de EU en samenwerking over de grenzen heen te versterken, eventueel aangevuld met financiering uit het Europees Sociaal Fonds (ESF+).

Inclusie:

f)

Volwasseneneducatie is belangrijk om gendergelijkheid en solidariteit tussen verschillende leeftijdsgroepen en tussen culturen en mensen met alle mogelijke achtergronden te bevorderen, alsmede om democratisch burgerschap en de fundamentele waarden van de EU te bevorderen. In dit verband moet bijzondere aandacht uitgaan naar kwetsbare groepen.

g)

De middelen voor volwasseneneducatie in onderwijs en opleiding moeten evenwichtig worden verdeeld. Er moet gedacht worden aan financieringsmodellen op basis van gedeelde verantwoordelijkheid en aan een krachtig engagement van de overheid, vooral ten behoeve van doelgroepen uit achterstandsmilieus, volwassenen met een handicap of met andere problemen die tot hun uitsluiting zouden kunnen leiden.

h)

Er moet nagedacht worden over stimulansen om voor alle doelgroepen belemmeringen voor hun deelname aan volwasseneneducatie weg te nemen, zoals gebrek aan tijd om te studeren, lage basisvaardigheden, lage beroepsvaardigheden, gebrek aan toegang, lage motivatie en een negatieve houding ten aanzien van leren. Samenwerking met belanghebbende partijen is belangrijk om volwassenen en doelgroepen die niet gemotiveerd zijn om verder te leren, toch terug in de schoolbanken te krijgen.

i)

Intergenerationeel leren, óók voor 65-plussers, kan bevorderlijk zijn voor welzijn en voor actief, zelfstandig en gezond ouder worden.

Kwaliteitsbewaking:

j)

Systematische kwaliteitsbewaking van aanbieders van volwassenenonderwijs en -opleiding en hun partners op systemisch niveau moet indien nodig verder worden aangescherpt.

k)

Monitoring van de resultaten van de volwasseneneducatie die aangeboden wordt, kan de kwaliteitsbewaking verbeteren.

l)

Onderwijs en opleiding moeten meer gericht worden op de lerenden zelf en kunnen ook korte leerervaringen opleveren om gerichte competenties te verwerven of op peil te houden.

m)

Belangrijk is de voortdurende ontwikkeling van monitoring-, evaluatie- en kwaliteitsmethoden: zo kunnen de leerresultaten worden geëvalueerd en kan vooruitgang een reëel vooruitzicht zijn.

n)

Om de kwaliteit van volwasseneneducatie te ondersteunen, moeten nationale en regionale systemen of modellen - waaronder de certificering en erkenning van eerdere leerresultaten - gericht zijn op het ontwikkelen en bieden van interne en externe kwaliteitsbewaking.

Prioritair gebied 5 - De groene en de digitale transitie

a)

De groene en de digitale transitie fungeren als motor voor innovaties in leertrajecten en nieuwe onderwijs- en opleidingsbenaderingen, met inbegrip van leeromgevingen. Deze innovaties moeten zorgen voor doorstroming en flexibiliteit tussen de verschillende vormen en niveaus van volwasseneneducatie. De digitale en de groene transitie vragen van alle generaties om de nodige groene en digitale vaardigheden te ontwikkelen (dat wil zeggen: betere digitale geletterdheid en een groter milieubewustzijn) zodat zij proactief in een digitale omgeving kunnen werken en leven. Digitaal leren (gemengd, hybride enz.) vereist ook de professionele ontwikkeling van docenten en opleiders in de volwasseneneducatie, evenals steun voor het gebruik van digitale instrumenten en de aanpassing van leermateriaal, leerbenaderingen en lesmiddelen.

b)

Er dienen benaderingen te worden ontwikkeld om duurzame ontwikkeling te integreren in volwasseneneducatie, onder meer door aandacht te besteden aan gedragsverandering waar het gaat om het milieu, het ontwikkelen van een andere mentaliteit vis-à-vis het milieu, het vergroten van het milieubewustzijn, en het overwegen van specifieke stappen om opleiding op dit terrein te ontwikkelen. Kennis-, vaardigheids- en competentieverwerving op het gebied van volwasseneneducatie moet een belangrijk onderdeel zijn van het ecologisch transformatieproces. Groene vaardigheden, d.w.z. de vaardigheden die nodig zijn in een koolstofarme economie en samenleving, zullen overal in de samenleving en overal in de beroepsbevolking (dus in alle sectoren en op alle niveaus) nodig zijn nu opkomende economische activiteiten nieuwe beroepen creëren of ertoe leiden dat voor bestaande beroepen andere functie-eisen gelden en bovendien samenlevingen streven naar een duurzame levensstijl.

c)

Extra steun voor het opener maken van leeromgevingen zal de digitale transformatie versnellen of de reeds bestaande infrastructuur/initiatieven verbeteren, bijvoorbeeld door inclusieve, digitale en duurzame samenlevingen en leerwerkplekken te bevorderen. Dergelijke omgevingen moeten de gelijke toegang tot digitaal materiaal voor volwassen lerenden van alle leeftijden verbeteren en het veilige gebruik van digitale technologieën ondersteunen. Leerplatforms voor het algemeen belang moeten zo worden opgezet, dat zij deelnemers motiveren en hen professionele begeleiding en professioneel advies bieden.


BIJLAGE II

EU-STREEFCIJFERS EN -INDICATOREN

Monitoring van de gemiddelde Europese prestaties op het gebied van volwasseneneducatie

Teneinde vorderingen te monitoren, uitdagingen te signaleren en bij te dragen tot onderbouwd beleid door het systematisch vergaren, analyseren en onderzoeken van internationaal vergelijkbare gegevens, dienen referentieniveaus van de Europese gemiddelde prestaties op het gebied van het leren door volwassenen (“EU-streefcijfers”) en indicatoren op dit terrein de strategische prioriteiten in de onderhavige resolutie voor de periode tot 2030 te ondersteunen. De referentieniveaus en indicatoren mogen alleen op vergelijkbare en betrouwbare gegevens worden gebaseerd en dienen rekening te houden met de verschillende situaties in de afzonderlijke lidstaten.

1.   EU-streefcijfers (1)

Participatie van volwassenen in leeractiviteiten

Uiterlijk in 2025 moet ten minste 47 % van de volwassenen in de leeftijdscategorie 25-64 jaar in de laatste 12 maanden aan leeractiviteiten hebben deelgenomen (2).

Uiterlijk in 2030 moet ten minste 60 % van de volwassenen in de leeftijdscategorie 25-64 jaar in de laatste 12 maanden aan leeractiviteiten hebben deelgenomen.

2.   EU-indicatoren

a)

Participatie van volwassenen in leeractiviteiten (3).

b)

Werkloze volwassenen met recente leerervaring (4).

c)

Volwassenen met ten minste digitale basisvaardigheden (5).


(1)  Het streefcijfer voor 2025 werd door de Raad overeengekomen in de Resolutie betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030). Het streefcijfer voor 2030 werd verwelkomd door de staatshoofden en regeringsleiders van de EU in de Verklaring van Porto en door de Europese Raad in de conclusies van 24-25 juni 2021.

(2)  Eurostat, EU Labour Force Survey (LFS), 2022. Aangezien de gegevensbron in 2022 zal worden gewijzigd (de Adult Education Survey (AES) zal plaatsmaken voor de European Union Labour Force Survey (EU LFS)), moet de doelstelling in 2023 worden bevestigd op basis van ervaring met de nieuwe gegevensbron. De Commissie zal in samenwerking met de Permanente Groep indicatoren en benchmarks het effect van deze veranderingen evalueren door de resultaten van de AES en de LFS in 2023 met elkaar te vergelijken en mogelijke wijzigingen in de LFS-methode of in de hoogte van de streefcijfers overwegen. Op basis van deze evaluatie zal de Raad eventueel besluiten tot een aanpassing van de streefcijfers.

(3)  De definitie en de bronnen van de indicator zijn vergelijkbaar met die van de indicator voor de participatie van volwassenen in leeractiviteiten. Het belangrijkste verschil is de focus op laaggekwalificeerde volwassenen, d.w.z. volwassenen met een diploma lager middelbaar onderwijs (of lager) als hoogste formele onderwijskwalificatie. De indicator meet dus het percentage laaggekwalificeerde volwassenen dat te kennen geeft, gedurende een periode van 12 maanden te hebben deelgenomen aan formele of niet-formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten.

(4)  De gegevens komen uit de European Union Labour Force Survey (EU LFS) van Eurostat (https://ec.europa.eu/eurostat/web/microdata/european-union-labour-force-survey). “Recente leerervaring”: de deelname aan formele of niet-formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten tijdens de laatste vier weken voorafgaand aan de enquête.

(5)  De bron van de gegevens voor deze indicator is een enquête van Eurostat: ICT usage in households and by individuals (isoc_i) (https://ec.europa.eu/eurostat/cache/metadata/en/isoc_i_esms.htmI).


BIJLAGE III

Achtergronddocumenten die relevant zijn voor de ontwerpresolutie van de Raad over een nieuwe Europese agenda voor volwasseneneducatie 2021-2030:

Europese Raad

1.

Conclusies van de Europese Raad van 24-25 juni 2021 (EUCO 7/21).

2.

Een strategische agenda 2019-2024 (op 20 juni 2019 goedgekeurd door de Europese Raad).

3.

Conclusies van de Europese Raad van 14 december 2017 (EUCO 19/1/17 REV 1).

Raad van de Europese Unie

4.

Conclusies van de Raad over kansengelijkheid en inclusie in onderwijs en opleiding ter bevordering van onderwijssucces voor iedereen (PB C 221 van 10.6.2021, blz. 3).

5.

Resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) (PB C 66 van 26.2.2021, blz. 1).

6.

Aanbeveling van de Raad van 24 november 2020 inzake beroepsonderwijs en -opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (PB C 417 van 2.12.2020, blz. 1).

7.

Aanbeveling van de Raad van 30 oktober 2020 inzake Een brug naar banen - Versterking van de jongerengarantie en tot vervanging van de Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (PB C 372 van 4.11.2020, blz. 1).

8.

Conclusies van de Raad over Europese leraren en opleiders voor de toekomst (PB C 193 van 9.6.2020, blz. 11).

9.

Conclusies van de Raad over de sleutelrol van leven lang leren-beleid om samenlevingen in staat te stellen om te gaan met de technologische en groene transitie ter ondersteuning van inclusieve en duurzame groei (PB C 389 van 18.11.2019, blz. 12).

10.

Conclusies van de Raad over de uitvoering van de aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen (PB C 189 van 5.6.2019, blz. 23).

11.

Resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: De EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (PB C 456 van 18.12.2018, blz. 1).

12.

Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1).

13.

Aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen (PB C 484 van 24.12.2016, blz. 1).

14.

Aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (PB C 398 van 22.12.2012, blz. 1).

15.

Resolutie van de Raad betreffende een vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie (PB C 372 van 20.12.2011, blz. 1).

Verklaringen

16.

Verklaring van Porto (8 mei 2021) (https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2021/05/08/the-porto-declaration/#).

17.

Osnabrück Declaration on vocational education and training as an enabler of recovery and just transitions to digital and green economies (30 november 2020) (https://www.cedefop.europa.eu/files/osnabrueck_declaration_eu2020.pdf).

Europese Commissie

18.

Het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten (COM(2021) 102 final).

19.

Groenboek over de vergrijzing. Bevorderen van intergenerationele solidariteit en verantwoordelijkheid (COM(2021) 50 final).

20.

Actieplan voor Digitaal Onderwijs 2021-2027. Onderwijs en opleiding herbronnen voor het digitale tijdperk (COM(2020) 624 final).

21.

Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (COM(2020) 274 final).

22.

Een Unie van gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020-2025 (COM(2020) 152 final).

23.

De Europese Green Deal (COM(2019) 640 final).