26.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 164/59


RICHTLIJN 2009/70/EG VAN DE COMMISSIE

van 25 juni 2009

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde difenacum, didecyldimethylammoniumchloride en zwavel op te nemen als werkzame stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 1112/2002 (2) en (EG) nr. 2229/2004 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Difenacum, didecyldimethylammoniumchloride en zwavel zijn in die lijst opgenomen.

(2)

Voor die werkzame stoffen zijn de gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1112/2002 en Verordening (EG) nr. 2229/2004 beoordeeld voor een aantal door de kennisgevers voorgestelde toepassingen. Bovendien worden in die verordeningen de als rapporteur optredende lidstaten aangewezen die overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2229/2004 de desbetreffende evaluatieverslagen met aanbevelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten indienen. Voor difenacum was de rapporterende lidstaat Finland en werd alle relevante informatie ingediend op 16 juli 2007. Voor didecyldimethylammoniumchloride was de rapporterende lidstaat Nederland en werd alle relevante informatie ingediend op 28 november 2007. Voor zwavel was de rapporterende lidstaat Frankrijk en werd alle relevante informatie ingediend op 18 oktober 2007.

(3)

De evaluatieverslagen zijn door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst en op 19 december 2008 bij de Commissie ingediend in de vorm van het wetenschappelijk verslag van de EFSA voor difenacum (4), didecyldimethylammoniumchloride (5) en zwavel (6). Deze verslagen zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 26 februari 2009 respectievelijk 12 maart 2009 afgerond in de vorm van de evaluatieverslagen van de Commissie voor difenacum respectievelijk didecyldimethylammoniumchloride en zwavel.

(4)

Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die difenacum, didecyldimethylammoniumchloride en zwavel bevatten, in het algemeen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen die zijn onderzocht en opgenomen in de evaluatieverslagen van de Commissie. Deze werkzame stoffen moeten derhalve in bijlage I worden opgenomen, zodat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn.

(5)

Onverminderd deze conclusie moet nadere informatie over bepaalde specifieke punten worden ingewonnen. Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I voorwaarden kunnen worden verbonden. Daarom moet voor difenacum worden voorgeschreven dat door de kennisgever nadere informatie wordt verstrekt over de methoden voor de bepaling van residuen in lichaamsvloeistoffen en over de specificatie van de werkzame stof zoals vervaardigd. Bovendien moet voor didecyldimethylammoniumchloride worden voorgeschreven dat door de kennisgever nadere informatie wordt verstrekt over de chemische specificatie en over de risicobeoordeling voor in het water levende organismen. Ten slotte moet voor zwavel worden voorgeschreven dat door de kennisgever nadere informatie wordt verstrekt ter bevestiging van de risicobeoordeling voor niet tot de doelsoorten behorende organismen, met name vogels, zoogdieren, in het sediment levende organismen en niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen.

(6)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de opneming voortvloeien.

(7)

Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die difenacum, didecyldimethylammoniumchloride en zwavel bevatten, opnieuw te onderzoeken en ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen naargelang het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen.

(8)

Bij eerdere opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, tot problemen kan leiden. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten daarom worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang tot een dossier verschaft dat aan de vereisten van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe vastgestelde richtlijnen tot wijziging van bijlage I geen nieuwe verplichtingen op.

(9)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2010.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

1.   De lidstaten moeten, overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG, zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die difenacum, didecyldimethylammoniumchloride en zwavel als werkzame stof bevatten, vóór 30 juni 2010 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name dat aan de voorwaarden van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG met betrekking tot difenacum, didecyldimethylammoniumchloride en zwavel is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stof, en dat de houders van de toelatingen in het bezit zijn van of toegang hebben tot dossiers die overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoen.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst van bijlage I bij die richtlijn wat difenacum, didecyldimethylammoniumchloride en zwavel betreft, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat difenacum, didecyldimethylammoniumchloride en zwavel bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 december 2009 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van die richtlijn.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als difenacum, didecyldimethylammoniumchloride of zwavel de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating, indien nodig, uiterlijk op 30 juni 2014 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

wanneer het een product betreft dat difenacum, didecyldimethylammoniumchloride of zwavel als een van de werkzame stoffen bevat, de toelating, indien nodig, wordt gewijzigd of ingetrokken, en wel uiterlijk op 30 juni 2014 of, mocht dit later zijn, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijn of richtlijnen waarbij de stof of stoffen in kwestie aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG is of zijn toegevoegd.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op 1 januari 2010.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 juni 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 27.6.2002, blz. 14.

(3)  PB L 379 van 24.12.2004, blz. 13.

(4)  EFSA Scientific Report (2008) 218, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance difenacoum (afgerond op 19 december 2008).

(5)  EFSA Scientific Report (2008) 214, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance didecyldimethylammonium chloride (afgerond op 19 december 2008).

(6)  EFSA Scientific Report (2008) 221, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance sulfur (afgerond op 19 december 2008).


BIJLAGE

Aan het einde van de tabel in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt de volgende tekst toegevoegd:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„295

Difenacum

CAS-nr. 56073-07-5

CIPAC-nr. 514

3-[(1RS,3RS;1RS,3SR)-3-bifenyl-4-yl-1,2,3,4-tetrahydro-1-naftyl]-4-hydroxycumarine

≥ 905 g/kg

1 januari 2010

30 december 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als rodenticide in de vorm van kant-en-klaar aas, geplaatst in speciaal gebouwde, veilige en niet te openen lokdozen.

De nominale concentratie van de werkzame stof in de producten mag niet meer bedragen dan 50 mg/kg.

Toelatingen moeten worden beperkt tot professionele gebruikers.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over difenacum dat op 26 februari 2009 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij deze algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van vogels en niet tot de doelsoorten behorende zoogdieren tegen primaire en doorvergiftiging. Indien nodig moeten risicobeperkende maatregelen worden toegepast.

De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kennisgever bij de Commissie nadere informatie indient over de methoden voor de bepaling van residuen van difenacum in lichaamsvloeistoffen.

Zij moeten ervoor zorgen dat de kennisgever deze informatie uiterlijk op 30 november 2011 aan de Commissie verstrekt.

De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kennisgever bij de Commissie nadere informatie indient over de specificatie van de werkzame stof zoals vervaardigd.

Zij moeten ervoor zorgen dat de kennisgever deze informatie uiterlijk op 31 december 2009 aan de Commissie verstrekt.

296

Didecyldimethyl-ammoniumchloride

CAS-nr.: niet toegewezen

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Didecyldimethyl-ammoniumchloride is een mengsel van alkylquaternaire ammoniumzouten met typische alkylketenlengten van C8, C10 en C12, met meer dan 90 % C10

≥ 70 % (technisch concentraat)

1 januari 2010

31 december 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor indoortoepassingen als bactericide, fungicide, herbicide en algicide voor sierplanten.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over didecyldimethylammoniumchloride dat op 12 maart 2009 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij deze algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de bescherming van de veiligheid van de toedieners en de werknemers. De toegelaten gebruiksvoorwaarden moeten de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen en risicobeperkende maatregelen ter vermindering van de blootstelling voorschrijven;

de bescherming van in het water levende organismen.

De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kennisgever uiterlijk op 1 januari 2010 respectievelijk 31 december 2011 bij de Commissie nadere informatie indient over de specificatie van de werkzame stof zoals vervaardigd respectievelijk over het risico voor in het water levende organismen.

297

Zwavel

CAS-nr. 7704-34-9

CIPAC-nr. 18

Zwavel

≥ 990 g/kg

1 januari 2010

31 december 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide en acaricide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over zwavel dat op 12 maart 2009 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij deze algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de bescherming van vogels, zoogdieren, in het water levende organismen en niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen. De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kennisgever bij de Commissie nadere informatie indient ter bevestiging van het risico voor vogels, zoogdieren, in het sediment levende organismen en niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen. Zij moeten ervoor zorgen dat de kennisgever op wiens verzoek zwavel in deze bijlage is opgenomen, deze informatie uiterlijk op 30 juni 2011 bij de Commissie indient.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.