32000R1565

Verordening (EG) nr. 1565/2000 van de Commissie van 18 juli 2000 tot vaststelling van de maatregelen die vereist zijn voor de vaststelling van een beoordelingsprogramma in toepassing van Verordening (EG) nr. 2232/96 van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 180 van 19/07/2000 blz. 0008 - 0016


Verordening (EG) nr. 1565/2000 van de Commissie

van 18 juli 2000

tot vaststelling van de maatregelen die vereist zijn voor de vaststelling van een beoordelingsprogramma in toepassing van Verordening (EG) nr. 2232/96 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2232/96 van het Europees Parlement en de Raad van 28 oktober 1996 tot vaststelling van een communautaire procedure voor in of op levensmiddelen gebruikte of te gebruiken aromastoffen(1), inzonderheid op artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In toepassing van Verordening (EG) nr. 2232/96 is bij Beschikking 1999/271/EG van de Commissie(2) een repertorium van in of op levensmiddelen gebruikte aromastoffen vastgesteld.

(2) In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2232/96 zijn algemene criteria voor het gebruik van aromastoffen vastgesteld. Die criteria zijn met name dat zij geen gevaar voor de gezondheid van de consument mogen inhouden en dat het gebruik ervan de consument niet mag misleiden.

(3) Teneinde na te gaan of de in het repertorium opgenomen aromastoffen voldoen aan genoemde algemene criteria, moet overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2232/96 een programma ter beoordeling van deze aromastoffen worden opgesteld. Krachtens artikel 4, lid 3, moeten aromastoffen uit het repertorium worden geschrapt wanneer de beoordeling uitwijst dat zij niet aan de algemene criteria voor gebruik voldoen.

(4) Als eerste stap in het beoordelingsprogramma moet aan de in het repertorium opgenomen aromastoffen een FL-nummer worden gegeven overeenkomstig hun chemische eigenschappen en moeten zij worden ingedeeld in groepen van structureel verwante verbindingen waarvan mag worden aangenomen dat zij zich qua metabolisme en biologische effecten op een vergelijkbare manier gedragen.

(5) Gezien het grote aantal in het repertorium opgenomen aromastoffen en de in de verordening opgenomen termijn waarbinnen een lijst van toegelaten aromastoffen moet zijn vastgesteld, mogen in het beoordelingsprogramma geen wetenschappelijke hulpmiddelen worden verspild, en wordt er daarom gebruikgemaakt van de veiligheidsbeoordelingen die reeds zijn uitgevoerd door het Comité van deskundigen inzake aromastoffen van de Raad van Europa (CEFS), het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding van de Europese Commissie (WCMV) en het Gemeenschappelijk Comité van deskundigen inzake levensmiddelenadditieven van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties en de Wereldgezondheidsorganisatie (JECFA).

(6) Het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding is geraadpleegd, met name over de vraag of de beoordelingen van andere wetenschappelijke comités kunnen worden aanvaard. In zijn op 2 december 1999 ingediende conclusies heeft het WCMV aangegeven dat, behoudens enkele uitzonderingen, aromastoffen waarvan het gebruik bij de huidige geraamde consumptie door het JECFA als aanvaardbaar wordt beschouwd, voldoen aan de algemene criteria voor het gebruik en kunnen worden opgenomen in de lijst van toegelaten stoffen zonder dat daarvoor momenteel een afzonderlijk WCMV-onderzoek nodig is. In dezelfde zin oordeelde het WCMV dat aromastoffen die in het verleden door het WCMV en het CEFS als veilig zijn beoordeeld, niet opnieuw moeten worden beoordeeld aangezien de in het verleden gehanteerde criteria stringent genoeg waren om de bedoelde stoffen als veilig bij huidig gebruik te beschouwen.

(7) Het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding was voorts van mening dat bij de resterende aromastoffen nodeloze duplicatie van werk kan worden vermeden door verschillende groepen stoffen voor beoordeling tussen het JECFA en het WCMV te verdelen.

(8) Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2232/96 moet de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van de aromastoffen, de Commissie de voor de beoordeling noodzakelijke gegevens toezenden. Als essentieel voor de beoordeling wordt informatie beschouwd over de zuiverheid van de stof, de chemische specificatie, het van nature voorkomen in levensmiddelen, de totale aan levensmiddelen toegevoegde hoeveelheden en de resultaten van de studies qua metabolisme en toxicologische effecten. Om een constante beoordeling over de gehele periode mogelijk te maken, moet deze informatie zo spoedig mogelijk worden toegezonden en beschikbaar zijn enige tijd voordat de beoordeling van de desbetreffende stof begint. Zodra nieuwe gegevens beschikbaar komen, moet de informatie bij de tijd worden gebracht.

(9) Wanneer de verstrekte gegevens inzake de chemische identiteit van een stof en de aan levensmiddelen toegevoegde hoeveelheden of de studies qua metabolisme en toxicologische effecten inzake een stof of nauw verwante stoffen niet lijken te volstaan, kunnen nadere gegevens worden opgevraagd. Op grond van de eerste beoordeling van de blootstelling, die moet gebaseerd zijn op de totale aan levensmiddelen toegevoegde hoeveelheden, kunnen voor de evaluatie van bepaalde stoffen meer gedetailleerde gebruiksgegevens noodzakelijk blijken.

(10) Teneinde het beoordelingsprogramma binnen vijf jaar te kunnen afronden, moeten termijnen voor het indienen van de informatie worden vastgesteld en moet worden vastgesteld welk minimumaantal stoffen binnen een bepaalde periode moet zijn beoordeeld.

(11) Wanneer de nodige informatie niet wordt toegezonden zodat beoordeling van een aromastof niet mogelijk is, kan die stof niet worden opgenomen in de definitieve lijst van aromastoffen als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2232/96.

(12) Het repertorium bevat ongeveer 2800 stoffen. Op basis van het advies van het WCMV kan worden geconcludeerd dat ongeveer 800 stoffen voorlopig niet opnieuw moeten worden beoordeeld. Uitgaande van de aanname dat het JECFA in de loop van de volgende vijf jaar een aanzienlijk aantal stoffen zal beoordelen, blijven er nog ongeveer 1000 tot 1250 stoffen ter beoordeling door het WCMV over. Teneinde het beoordelingsproces zo doeltreffend mogelijk te doen verlopen moet een groepsgewijze aanpak worden gevolgd, i.e. stoffen waarvan kan worden verwacht dat zij qua metabolisme en biologische effecten vergelijkbare kenmerken hebben, moeten samen worden beoordeeld.

(13) Overeenkomstig Beschikking 94/652/EG van de Commissie(3), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 1999/634/EG(4), moet taak 1.1 inzake "Chemisch gedefinieerde smaakstoffen" worden uitgevoerd in het kader van de samenwerking van de lidstaten bij het wetenschappelijk onderzoek van vraagstukken in verband met levensmiddelen (SCOOP). Bij de uitvoering van deze taak is de FLAVIS-gegevensbank opgebouwd, waarin de nodige informatie voor de wetenschappelijke beoordeling van aromastoffen wordt opgeslagen. De informatie die door de voor het in de handel brengen van de stof verantwoordelijke persoon wordt toegezonden, moet in de gegevensbank worden toegevoegd en op kritische wijze worden geëvalueerd om na te gaan of zij voldoende compleet is voor de beoordeling.

(14) Overeenkomstig het advies van het WCMV zal de beoordeling van de stoffen door het WCMV de door het JECFA toegepaste procedure volgen, die momenteel de meest geactualiseerde en systematische procedure is. Na goedkeuring door het WCMV moeten ook de resultaten van toekomstige JECFA-beoordelingen van in het repertorium opgenomen aromastoffen worden aanvaard.

(15) De JECFA-procedure is een stapsgewijze aanpak waarbij informatie over de consumptie bij huidig gebruik, structuur-activiteitsrelaties, metabolisme en toxiciteit wordt geïntegreerd. Voorts worden de gegevens over de zuiverheid en de chemische specificatie beoordeeld. Een van de centrale elementen van de procedure is de indeling van de aromastoffen in drie structurele klassen waarvoor menselijkeblootstellingsplafonds zijn gespecificeerd die niet als gevaarlijk voor de gezondheid worden geacht. Studies qua metabolisme en toxicologische effecten binnen een groep van chemisch verwante stoffen kunnen worden gebruikt om gevolgtrekkingen te maken inzake eventuele toxicologische effecten van stoffen die niet of niet intens zijn bestudeerd.

(16) Een stof dient opnieuw te worden beoordeeld wanneer nieuwe gegevens over de toxicologische effecten of over de menselijke consumptie twijfels doen rijzen over de geldigheid van een in het verleden uitgevoerde en aanvaarde beoordeling.

(17) Krachtens Beschikking 1999/271/EG moeten bepaalde aromastoffen in het beoordelingsprogramma bij voorrang worden behandeld aangezien bepaalde lidstaten hun bezorgdheid hebben uitgesproken over de veiligheid van die stoffen voor de gezondheid van de consument. Het programma moet dan groepsgewijs worden uitgevoerd waarbij voorrang wordt gegeven aan die groepen van stoffen waarvoor de meeste informatie beschikbaar is. In de toekomst kan voor bepaalde stoffen echter een hogere prioriteit worden aangevraagd.

(18) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor levensmiddelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De eerste stap in de vaststelling van het beoordelingsprogramma is de toewijzing van een FL-nummer, als gedefinieerd in de FLAVIS-gegevensbank, aan elk van de aromastoffen en de indeling van alle stoffen in groepen van verwante stoffen overeenkomstig de lijst van groepen van bijlage I van deze beschikking. Deze fase wordt afgerond binnen drie maanden na de vaststelling van deze beschikking door de lidstaten die deelnemen aan de bij Beschikking 94/652/EG vastgestelde SCOOP-taak 1.1.

Artikel 2

1. Stoffen die zijn opgenomen in het repertorium en reeds zijn ingedeeld

- door het WCMV in categorie 1 (stoffen waarvan het gebruik veilig wordt geacht)(5) of

- door het CEFS in categorie A (stoffen die mogen worden gebruikt in levensmiddelen)(6) of

- door het JECFA als "zonder gevaar voor de gezondheid bij de huidige niveaus van consumptie", met uitzondering van de stoffen die zijn aanvaard met als enige grond dat hun geschatte consumptie lager is dan de gevarendrempel van 1,5 μg per persoon per dag, als vastgelegd in de verslagen van de 46e, 49e, 51e en 53e JECFA-vergaderingen(7),

moeten niet opnieuw worden beoordeeld in het kader van het huidige beoordelingsprogramma,

- op voorwaarde dat informatie over hun zuiverheid en chemische specificatie, als omschreven in bijlage II, is verstrekt en

- tenzij het WCMV nieuwe informatie ontvangt die de resultaten van de beoordelingen kan veranderen.

2. Stoffen die in het repertorium zijn opgenomen en in de toekomst worden ingedeeld

- door het JECFA als zonder gevaar voor de gezondheid bij de huidige niveaus van consumptie,

worden door het WCMV bekeken, dat dan kan besluiten dat geen verdere beoordeling vereist is.

3. Wanneer het WCMV besluit dat een verdere beoordeling van een in lid 1 of 2 bedoelde stof noodzakelijk is, verstrekt de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van een in het repertorium opgenomen stof de in artikel 3, lid 1, genoemde informatie.

Artikel 3

1. De persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van een in het repertorium opgenomen stof die niet valt onder artikel 2, lid 1, verstrekt binnen twaalf maanden na vaststelling van deze beschikking de volgende informatie:

- de zuiverheid en de chemische specificatie van de stof als omschreven in bijlage II;

- het van nature voorkomen in levensmiddelen;

- de totale hoeveelheid van de stof die in de Gemeenschap aan levensmiddelen wordt toegevoegd;

- de normale en maximumniveaus voor het gebruik van deze stoffen in de levensmiddelencategorieën als omschreven in bijlage III, wanneer deze informatie beschikbaar is;

- alle beschikbare relevante studies qua metabolisme en toxicologische effecten over de stof of over nauw verwante stoffen.

Deze gegevens worden in gestandaardiseerde vorm toegezonden, als omschreven in bijlage IV.

2. Wanneer de in lid 1 bedoelde informatie voor een bepaalde stof niet beschikbaar komt binnen twaalf maanden na vaststelling van deze beschikking brengt de voor het in de handel brengen van die stof verantwoordelijke persoon de Commissie binnen deze periode op de hoogte van de datum waarop hij de verplichting uit hoofde van lid 1 kan nakomen, hetzij voor afzonderlijke stoffen, hetzij voor groepen van stoffen als omschreven in bijlage I.

3. Om een soepel verloop van het beoordelingsproces mogelijk te maken, kan de Commissie, in het licht van de overeenkomstig lid 1 en lid 2 ontvangen informatie, voor afzonderlijke stoffen of groepen van stoffen, als bedoeld in bijlage I, andere termijnen vaststellen dan die welke overeenkomstig lid 2 zijn voorgesteld.

4. De Commissie kan de voor het in de handel brengen van een bepaalde stof verantwoordelijke persoon verzoeken om binnen een termijn die consistent is met het algemene tijdschema van het programma aanvullende informatie toe te zenden die voor de beoordeling van die stof relevant wordt geacht. Voor bepaalde stoffen kan het met name noodzakelijk blijken om informatie te verstrekken over de normale en maximumniveaus voor het gebruik in de in bijlage III omschreven levensmiddelencategorieën.

5. Wanneer de in lid 1 gespecificeerde informatie of de in lid 4 bedoelde aanvullende informatie niet is toegezonden, kan de desbetreffende stof niet beoordeeld worden.

6. Zodra nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt de in lid 1 gespecificeerde informatie door de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van de respectieve stof(fen) geactualiseerd, ook voor de reeds beoordeelde stoffen.

7. De reeds verstrekte informatie wordt beschikbaar gemaakt voor de lidstaten.

Artikel 4

1. Jaarlijks worden ten minste 200 stoffen beoordeeld op voorwaarde dat de in artikel 3, lid 1, gespecificeerde informatie of de in artikel 3, lid 4, bedoelde aanvullende informatie binnen de vastgestelde termijnen wordt toegezonden.

2. Binnen SCOOP-taak 1.1, als vastgelegd bij Beschikking 94/652/EG, zorgen de lidstaten ervoor dat

- de overeenkomstig artikel 3, lid 1, en artikel 3, lid 4, over elke stof verstrekte informatie wordt opgenomen in de FLAVIS-gegevensbank,

- wordt nagegaan of de verstrekte informatie voldoende compleet is om de stof te kunnen beoordelen en de Commissie wordt geïnformeerd wanneer dit niet het geval is,

- gegevensformulieren worden toegezonden waarin de informatie wordt samengevat en die een eerste beoordeling bevatten, en

- deze gegevensformulieren ter beschikking worden gesteld van het WCMV.

De SCOOP-taak wordt zo georganiseerd dat wordt voldaan aan de eis van lid 1.

3. Op basis van de in lid 2 bedoelde gegevensformulieren zal het WCMV nagaan of de stoffen voldoen aan de algemene criteria voor het gebruik. Het WCMV zal nagaan of deze informatie volledig is en zal de Commissie op de hoogte brengen wanneer dit niet het geval is. Zonodig kunnen maatregelen worden genomen om het gebruiksniveau te beperken. De beoordeling zal, voorzover dit door het WCMV geschikt wordt geacht, verlopen overeenkomstig de door het JECFA gehanteerde procedure.

4. De Commissie of een lidstaat kan verzoeken om een stof, waarvan reeds is aanvaard dat zij voldoet aan de algemene criteria voor het gebruik, opnieuw te beoordelen wanneer nieuwe gegevens die een verschillend resultaat kunnen meebrengen, beschikbaar komen.

Artikel 5

1. In het repertorium opgenomen stoffen die in de kolom "Opmerkingen" van Beschikking 1999/217/EG opmerking "2" of "3" hebben gekregen, worden bij voorrang beoordeeld.

2. Onverlet het bedoelde in lid 1 worden die groepen stoffen, als omschreven in bijlage I, waarvoor de in artikel 3, lid 1, gespecificeerde informatie het volledigst is, bij voorrang beoordeeld.

3. In afwijking op het bepaalde in lid 2 kan de Commissie of een lidstaat verzoeken om een of meer specifieke stof(fen) of stoffengroep(en) bij voorrang te beoordelen.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2000.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 299 van 23.11.1996, blz. 1.

(2) PB L 84 van 27.3.1999, blz. 1.

(3) PB L 253 van 29.9.1994, blz. 29.

(4) PB L 249 van 22.9.1999, blz. 32.

(5) Bijlage 6 van de notulen van de 98e vergadering van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding, 21/22 september 1995.

(6) Flavouring Substances en Natural Sources of Flavourings, Volume I, Chemically-Defined Flavouring Substances, Fourth Edition. Raad van Europa, Partial Agreement in the Social en Public Health Field, Straatsburg, 1992, inclusief de daarna gepubliceerde losbladige wijzigingen tot het jaar 1999.

(7) Evaluation of certain food additives and contaminants. 46th Report of the Joint FAO/WHO Expert Committee on Food Additives, WHO Technical Report Series 868, Genève 1997.

Evaluation of certain food additives and contaminants. 49th Report of the Joint FAO/WHO Expert Committee on Food Additives, WHO Technical Report Series 884, Genève 1999.

51st Report of the Joint FAO/WHO Expert Committee on Food Additives, WHO Technical Report Series (nog niet gepubliceerd).

53rd Report of the Joint FAO/WHO Expert Committee on Food Additives, WHO Technical Report Series (nog niet gepubliceerd).

BIJLAGE I

CHEMISCHE GROEPEN VOOR AROMASTOFFEN(1)

1. Onvertakte primaire alifatische alcoholen/aldehyden/zuren, acetalen en esters met esters die verzadigde alcoholen en acetalen die verzadigde aldehyden bevatten. Geen aromatische of heteroaromatische groep in een ester of acetaal.

2. Vertakte primaire alifatische alcoholen/aldehyden/zuren, acetalen en esters met esters die verzadigde alcoholen en acetalen die verzadigde aldehyden bevatten. Geen aromatische of heteroaromatische groep in een ester of acetaal.

3. α, β-onverzadigde (alkeen of alkyn) onvertakte en vertakte alifatische primaire alcoholen/aldehyden/zuren, acetalen en esters met esters die α, β-onverzadigde alcoholen en acetalen die α, β-onverzadigde alcoholen of aldehyden bevatten. Geen aromatische of heteroaromatische groep in een ester of acetaal.

4. Niet-geconjugeerde en geaccumuleerde onverzadigde onvertakte en vertakte alifatische primaire alcoholen/aldehyden/zuren, acetalen en esters met esters die onverzadigde alcoholen en acetalen die onverzadigde alcoholen of aldehyden bevatten. Geen aromatische of heteroaromatische groep in een ester of acetaal.

5. Verzadigde en onverzadigde alifatische secundaire alcoholen/ketonen/ketalen/esters met esters die secundaire alcoholen bevatten. Geen aromatische of heteroaromatische groep in een ester of ketaal.

6. Alifatische, alicyclische en aromatische verzadigde en onverzadigde tertiaire alcoholen en esters met esters die tertiaire alcoholen bevatten. Esters mogen om het even welk zuur bestanddeel bevatten.

7. Primaire alicyclische verzadigde en onverzadigde alcoholen/aldehyden/zuren/acetaten/esters met esters die alicyclische alcoholen bevatten. Esters/acetalen mogen alifatische acyclische of alicyclische zuren of alcoholen bevatten.

8. Secundaire alicyclische verzadigde en onverzadigde alcoholen/ketonen/ketalen/esters met ketalen die alicyclische alcoholen of ketonen bevatten en esters die secundaire alicyclische alcoholen bevatten. Esters mogen alifatische acyclische of alicyclische zuren bevatten.

9. Primaire alifatische verzadigde of onverzadigde alcoholen/aldehyden/zuren/acetalen/esters met een tweede primaire, secundaire of tertiaire zuurstofhoudende functionele groep.

10. Secundaire alifatische verzadigde of onverzadigde alcoholen/ketonen/ketalen/esters met een tweede secundaire of tertiaire zuurstofhoudende functionele groep.

11. Alicyclische en aromatische lactonen.

12. Maltolderivaten en ketodioxaanderivaten.

13. Furanonen en tetrahydrofurfurylderivaten.

14. Furfuryl- en furaanderivaten met en zonder andere substituenten en heteroatomen in een zijketen.

15. Fenylethylalcoholen, fenylazijnzuren, verwante esters, fenoxyazijnzuren en verwante esters.

16. Alifatische en alicyclische ethers.

17. Propenylhydroxybenzenen.

18. Allylhydroxybenzenen.

19. Met capsaicine verwante stoffen en verwante amiden.

20. Alifatische en aromatische mono- en dithiolen en mono-, di-, tri-, en polysulfiden met of zonder extra zuurstofhoudende functionele groepen.

21. Aromatische ketonen, secundaire alcoholen en verwante esters.

22. Aryl-gesubstitueerde derivaten van primaire alcoholen/aldehyden/zuren/esters/acetalen, inclusief onverzadigde.

23. Benzylalcoholen/aldehyden/zuren/esters/acetalen, inclusief benzyl- en benzoaatesters. Mogen ook alifatische acyclische of alicyclische ester- of acetaalgroepen bevatten.

24. Pyrazinederivaten.

25. Fenolderivaten met ring-alkyl, ring-alkoxy en zijketens met een zuurstofhoudende functionele groep.

26. Aromatische ethers, inclusief anisoolderivaten.

27. Anthranilaatderivaten.

28. Pyridine-, pyrrool- en chinolinederivaten.

29. Thiazolen, thiofeen, thiazoline en thienylderivaten.

30. Diverse stoffen.

31. Alifatische en aromatische koolwaterstoffen.

32. Epoxiden.

33. Alifatische en aromatische aminen.

34. Aminozuren.

(1) Deze chemische groepen bevatten stoffen waarvan kan worden verwacht dat zij qua metabolisme en biologische effecten vergelijkbare kenmerken hebben.

BIJLAGE II

VOOR AROMASTOFFEN MEE TE DELEN CHEMISCHE SPECIFICATIES

- Chemische naam als gebruikt in het repertorium van Beschikking 1999/217/EG

- IUPAC-naam, wanneer die verschilt van de in het repertorium gebruikte chemische naam

- Synoniemen

- CAS-, E-, Einecs-, FL-, CoE- en FEMA-nummers (wanneer beschikbaar)

- Chemische en structuurformule, moleculair gewicht

- Fysische vorm/geur

- Oplosbaarheid

- Oplosbaarheid in ethanol

- Kwalitatieve analyse (infrarood, kernspinresonantie en/of massaspectrometrie)

- Minimaal gehalte

- Verontreinigingen

- Fysische parameters met betrekking tot de zuiverheid (wanneer deze informatie niet wordt verstrekt, moet dit worden verantwoord):

- kookpunt (voor vloeistoffen)

- smeltpunt (voor vaste stoffen)

- brekingsindex (voor vloeistoffen)

- dichtheid (voor vloeistoffen)

- Stabiliteit en ontledingsproducten, wanneer relevant

- Interactie met bestanddelen van levensmiddelen, wanneer relevant

- Alle overige relevante informatie

BIJLAGE III

LEVENSMIDDELENCATEGORIEËN

1. Melk en zuivelproducten, exclusief producten van categorie 2

2. Vetten en oliën en vette emulsies (type water-in-olie)

3. IJs voor menselijke consumptie, inclusief sorbet

4. Verwerkt fruit en verwerkte groenten (inclusief paddestoelen en zwammen, wortels en knollen, peulvruchten en leguminosen) en noten en zaden

4.1. Fruit

4.2. Groenten (inclusief paddestoelen en zwammen, wortels en knollen, peulvruchten en leguminosen) en noten en zaden

5. Suikerwerk

6. Granen en graanproducten, inclusief bloem en zetmeel van wortels en knollen, peulvruchten en leguminosen, exclusief bakkerswerk

7. Bakkerswerk

8. Vlees en vleesproducten, inclusief pluimvee en wild

9. Vis en visproducten, inclusief schelpdieren, schaaldieren en stekelhuidigen

10. Eieren en eiproducten

11. Zoetmakers, inclusief honing

12. Zouten, specerijen, soepen, sausen, salades, eiwitproducten, enz.

13. Levensmiddelen bestemd voor specifieke voedingsdoeleinden

14. Dranken, met uitzondering van zuivelproducten

14.1. Niet-alcoholische dranken ("soft drinks")

14.2. Alcoholhoudende dranken, inclusief hun alcoholvrije en alcoholarme pendanten

15. Kant-en-klare hapjes

16. Samengestelde levensmiddelen (bijvoorbeeld eenpansgerechten, vleespastei, pasteivulling) en levensmiddelen die niet onder de categorieën 1 tot en met 15 vallen.

BIJLAGE IV

FORMAAT VOOR HET TOEZENDEN VAN INFORMATIE INZAKE AROMASTOFFEN

1. De informatie als gespecificeerd in artikel 3, lid 1, streepje 1 tot en met 4, alsook een samenvatting van de informatie als vereist overeenkomstig streepje 5 dient te worden toegezonden in een standaard elektronisch formaat, namelijk het "Input Form for the Flavis data base" (IF-FL). De samenvatting van de informatie overeenkomstig streepje 5 moet de voornaamste bevindingen van de studies waarnaar wordt verwezen bevatten zodat conclusies mogelijk zijn over de effecten qua metabolisme en toxicologische eigenschappen van de desbetreffende stoffen. Het IF-FL kan worden binnengehaald op het onderstaande internetadres of aangevraagd bij de coördinerende instantie van de SCOOP-taak 1.1 op het in punt 3 gegeven adres.

http://www.flavis.net

2. De informatie moet in het Engels worden gegeven. Om een stof aan te duiden moet de naam in kolom "Name" van de Engelse versie van het repertorium van Beschikking 1999/217/EG worden gebruikt. Wanneer beschikbaar, moet ook het FL-nummer worden gegeven.

3. a) Het ingevulde formulier IF-FL moet worden toegezonden aan de coördinerende instantie van de SCOOP-taak 1.1,

hetzij per elektronische post op het adres (input@flavis.net) gegeven in bovenstaande internetsite, hetzij

per post op het hieronder gegeven adres (aanbevolen voor stoffen van deel 4 van het repertorium).

b) Drie afzonderlijke gebonden exemplaren van de informatie als gespecificeerd in artikel 3, lid 1, streepje 5, moeten op papier worden toegezonden. Op elk exemplaar moet duidelijk de Engelse naam (zie punt 1) van de stof en de chemische groep (als aangegeven in bijlage I) waartoe de stof behoort, staan vermeld. Wanneer dat reeds beschikbaar is, moet ook het FL-nummer worden gegeven. Deze papieren versies moeten worden toegezonden naar de coördinerende instantie van de SCOOP-taak 1.1: Danish Veterinary and Food Administration Institute of Food Safety and Toxicology

Flavis

Mørkhøj Bygade 19 DK - 2860 Søborg