31998D0576

Besluit Nr. 576/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 1998 tot wijziging van Besluit 819/95/EG tot instelling van het communautaire actieprogramma Socrates

Publicatieblad Nr. L 077 van 14/03/1998 blz. 0001 - 0002


BESLUIT Nr. 576/98/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 februari 1998 tot wijziging van Besluit 819/95/EG tot instelling van het communautaire actieprogramma Socrates

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 126 en 127,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (4), en gezien de op 14 januari 1998 door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst,

(1) Overwegende dat bij Besluit 819/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 1995 (5) het communautaire actieprogramma Socrates is ingesteld;

(2) Overwegende dat in artikel 7 van bedoeld besluit wordt voorzien in financiële middelen voor de tenuitvoerlegging van het programma gedurende de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1999;

(3) Overwegende dat in de gezamenlijke verklaring (6) van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende Besluit 819/95/EG wordt bepaald dat het Europees Parlement en de Raad twee jaar na het begin van het programma de met het programma bereikte resultaten beoordelen en dat de Commissie met het oog daarop hun een verslag voorlegt, vergezeld van de door haar passend geachte voorstellen, ook ten aanzien van de financiële middelen die door de wetgever in de zin van de gemeenschappelijke verklaring van 6 maart 1995 (7) zijn vastgesteld en dat het Europees Parlement en de Raad zo spoedig mogelijk een besluit nemen over die voorstellen;

(4) Overwegende dat het Europees Parlement in zijn resolutie over het Witboek van de Commissie over onderwijs en opleiding "Onderwijzen en leren - naar een cognitieve samenleving" en zijn resolutie over het Groenboek van de Commissie "Onderwijs-opleiding-onderzoek: de belemmeringen voor transnationale mobiliteit" een verhoging van de kredieten voor het programma Socrates wenst; dat het Europees Parlement in zijn resolutie over de richtsnoeren inzake de begrotingsprocedure van 1998 de bevordering van programma's ten behoeve van de jeugd en het onderwijs tot zijn prioriteiten rekent;

(5) Overwegende dat in het door de Commissie naar aanleiding van bovenbedoelde gezamenlijke verklaring ingediende verslag de voortreffelijke resultaten staan vermeld die in de eerste twee jaar na het begin van het programma zijn behaald;

(6) Overwegende dat het programma een bijzonder goed onthaal heeft gevonden in onderwijskringen en dat de vorderingen die bij het verwezenlijken van de doelstellingen van het programma worden gemaakt, moeten worden voortgezet;

(7) Overwegende dat de vraag naar steun al vele malen hoger is dan de beschikbare middelen en blijft stijgen;

(8) Overwegende dat aan het effect van het programma afbreuk gedaan wordt als het percentage gesteunde projecten wordt verminderd en als het jaarlijkse steunbedrag dat aan de projecten wordt toegekend onder een kritische drempel daalt, hetgeen voornamelijk ten koste zal gaan van degenen die uit minder begunstigde milieus afkomstig zijn; dat er derhalve voor moet worden gezorgd dat een kritische hoeveelheid financiering gehandhaafd blijft;

(9) Overwegende dat er continuïteit aanwezig moet zijn in de steun voor projecten in hun ontwikkelingsfase, terwijl er niettemin voldoende middelen moeten worden gereserveerd voor het ondersteunen van nieuwe projecten en activiteiten, waardoor het potentieel van het programma om tot de vernieuwing bij te dragen wordt bewaard;

(10) Overwegende dat het, onverminderd de voor de deelname van Malta te volgen procedures, de bedoeling is dat de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa en Cyprus vanaf 1998 aan het programma kunnen deelnemen; dat hun financiële bijdrage een adequate bijdrage van de Gemeenschap zou kunnen impliceren teneinde een wederzijdse mobiliteit te garanderen die met de politieke doelstelling van de Gemeenschap overeenstemt;

(11) Overwegende dat de financiële middelen van het programma derhalve moeten worden bijgesteld, teneinde het vermogen van het programma om de in het besluit tot instelling van het programma vermelde doelstellingen te verwezenlijken;

(12) Overwegende dat de aanvullende financiering binnen de totale toewijzing van rubriek 3 van de financiële vooruitzichten wordt opgenomen alsmede binnen de grenzen van de beschikbare kredieten voor de twee betrokken begrotingsjaren,

BESLUITEN:

Artikel 1

Artikel 7, lid 1, van Besluit 819/95/EG wordt als volgt gelezen:

1."De financiële middelen voor de uitvoering van dit programma in de in artikel 1 genoemde periode belopen 920 miljoen ECU.".

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 23 februari 1998.

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

J. M. GIL-ROBLES

Voor de Raad

De Voorzitter

R. COOK

(1) PB C 113 van 11. 4. 1997, blz. 14 en PB C 262 van 28. 8. 1997, blz. 3.

(2) Advies uitgebracht op 28 mei 1997 (PB C 287 van 22. 9. 1997, blz. 23).

(3) Advies uitgebracht op 18 september 1997 (PB C 379 van 15. 12. 1997, blz. 17)

(4) Advies van het Europees Parlement van 12 juni 1997 (PB C 200 van 30. 6. 1996, blz. 136), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 22 september 1997 (PB C 315 van 16. 10. 1997, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 23 oktober 1997 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van het Europees Parlement van 29 januari 1998 en besluit van de Raad van 12 februari 1998.

(5) PB L 87 van 20. 4. 1995, blz. 10.

(6) PB L 132 van 16. 6. 1995, blz. 18.

(7) Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 betreffende de opneming van financiële bepalingen in de wetgevingsbesluiten (PB C 102 van 4. 4. 1996, blz. 4).