31996Y0706(02)

Conclusies van de Raad van 6 mei 1996 inzake de synergie tussen academische erkenning en beroepserkenning van diploma' s in de Gemeenschap

Publicatieblad Nr. C 195 van 06/07/1996 blz. 0006 - 0007


CONCLUSIES VAN DE RAAD

van 6 mei 1996

inzake de synergie tussen academische erkenning en beroepserkenning van diploma's in de Gemeenschap

(96/C 195/02)

In haar mededeling van 13 december 1994 betreffende de erkenning van diploma's voor academische en beroepsdoeleinden geeft de Commissie een uitvoerige uiteenzetting over de reikwijdte van de communautaire bevoegdheid op het gebied van de erkenning van diploma's en andere opleidingstitels. Vooral vanwege de verschillende rechtsgrondslagen en de specifieke doelstellingen moet "erkenning" vanuit twee complementaire invalshoeken behandeld worden:

- ten eerste, de erkenning van diploma's voor beroepsdoeleinden, die op communautair niveau gestalte heeft gekregen door de aanneming van richtlijnen van de Raad tot invoering van stelsels voor de erkenning van de diploma's welke noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de beroepen die binnen de Unie gereglementeerd zijn;

- ten tweede, de erkenning van de opleidingstitels (met inbegrip van studietijdvakken) voor academische doeleinden, met name voor de voortzetting van de studie in een andere Lid-Staat; deze valt onder de bevoegdheid van de Lid-Staten, meer in het bijzonder van de instellingen voor hoger onderwijs, dank zij de autonomie waarover zij beschikken.

In het tweede geval is het communautaire optreden er volgens artikel 126, lid 2, tweede streepje, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op gericht de mobiliteit van studenten op communautair niveau te bevorderen door de academische erkenning van diploma's en studietijdvakken aan te moedigen.

De tenuitvoerlegging van het Erasmus-programma, dat thans is opgenomen in het nieuwe Socrates-programma, heeft een grote rol gespeeld bij de bevordering van de academische erkenning, met name van studietijdvakken die in het kader van interuniversitaire samenwerkingsprogramma's in andere Lid-Staten hebben plaatsgevonden. Verder is het de bedoeling dat het ECTS (European Credit Transfer System) en de andere puntensystemen op basis van vrijwilligheid een werktuig zullen zijn voor transparantie in het hoger onderwijs ten behoeve van een betere academische erkenning in het kader van de activiteiten inzake mobiliteit die door het Socrates-programma worden gestimuleerd.

Ondanks de verschillende mechanismen die het communautaire optreden op de twee gebieden van erkenning kenmerken, doet de verwezenlijking van het grondbeginsel van de Europese Unie, namelijk vrij verkeer en vrije vestiging binnen de Unie, bij de communautaire onderdanen de behoefte groeien om te kunnen beschikken over de noodzakelijke informatie inzake de erkenning van hun opleidingstitels in alle Lid-Staten, zowel voor academische als voor beroepsdoeleinden.

De bevordering van de studentenmobiliteit dank zij talrijke standpuntbepalingen van Europees Parlement en Raad, alsook de aanneming van communautaire programma's zoals Socrates en Leonardo da Vinci, moeten de instellingen voor hoger onderwijs en voor beroepsopleiding ertoe aanzetten de studievakken en diploma's die in andere Lid-Staten zijn verricht, respectievelijk zijn behaald, te aanvaarden en daar rekening mee te houden; daarbij moeten zij vertrouwen hebben in de kwaliteit van de beroepsopleiding en van de universitaire maatstaven van deze Lid-Staten en zonder enige terughoudendheid de communautaire richtlijnen betreffende de beroepserkenning van diploma's tenuitvoerleggen. Hiertoe moet er, zonder de autonomie van de universiteiten aan te tasten, synergie tot stand komen, zodat de Europese burger die tijdens zijn studie of in zijn beroepsleven mobiel wil zijn, werkelijk kan profiteren van de samenhang tussen beide gebieden van erkenning.

Deze moeilijkheden zijn veel aanzienlijker in zogenaamde niet-gereglementeerde beroepen die niet onder communautaire richtlijnen vallen.

Voorts is het in sommige Lid-Staten zo dat studieprogramma's waarmee de universiteiten trachten tegemoet te komen aan de eisen van het sociaal-economische bestel, niet altijd leiden tot de verwachte resultaten op de arbeidsmarkt, doordat er eigen regelgevingen en attitudes heersen die ertoe strekken, de traditionele diploma's en beroepen te beschermen.

DE RAAD

IS INGENOMEN MET de resultaten van het debat dat de Commissie in samenwerking met de Lid-Staten heeft georganiseerd, alsmede met het advies van het Europees Parlement, van het Economisch en Sociaal Comité en van de andere Europese en nationale organisaties die zich over de erkenningskwestie hebben uitgesproken. Hij meent dat het hier om een continu proces gaat, dat net begonnen is, en waarvoor een permanente dialoog met alle betrokken partijen op gang moet worden gebracht. Hiertoe verzoekt hij de Commissie het verslag over de resultaten van het debat in ruime kring te verspreiden en de reflectie over dit onderwerp verder te bevorderen;

WIJST EROP dat de dialoog tussen de bevoegde autoriteiten op de twee gebieden van erkenning moet worden ingebed in de lopende activiteiten van de bestaande nationale structuren;

VERZOEKT de Lid-Staten en de Commissie, een betere cooerdinatie te bevorderen van de nationale structuren die verantwoordelijk zijn voor de verspreiding van informatie over de twee gebieden van erkenning, zoals Naric, Europese adviescentra etc., en de databanken, zoals Ortelius, uit te breiden, om ertoe bij te dragen dat het hoger onderwijs structureel doorzichtiger wordt;

VERZOEKT de instellingen voor hoger onderwijs, de beroepsorganisaties en andere bevoegde autoriteiten, de dialoog voort te zetten om ervoor te zorgen dat in de studieprogramma's voldoende plaats wordt ingeruimd voor de behoeften van het beroepsleven op Europees niveau;

VERZOEKT de Commissie:

- ertoe bij te dragen dat vertegenwoordigers van het economisch en beroepsleven, van de sociale partners en van de studenten deelnemen aan elk passend, in het Socrates-programma bedoeld "thematisch netwerk";

- in het kader van de tijdens het lopende debat geopperde denkbeelden meer in het bijzonder, in samenwerking met de Lid-Staten, na te gaan:

- of de invoering, op basis van vrijwilligheid, van een Europees supplement, in de vorm van een administratief bijvoegsel bij het diploma, haalbaar is. Dit bijvoegsel zou bestaan uit een beschrijving van de door de houder van het diploma gevolgde studie, waarmee beoogd wordt in andere Lid-Staten dan de Staat van opleiding de transparantie van deze studie te vergroten en de erkenning ervan te vergemakkelijken; in het supplement zou rekening worden gehouden met de ervaringen op dit terrein van andere organisaties, zoals de Raad van Europa en de Unesco;

- of het wenselijk is, communautaire of nationale procedures vast te stellen en beter bekend te maken, waarmee op individueel verzoek - dat rechtstreeks of via het Naric-netwerk of het netwerk van cooerdinatoren voor de verschillende richtlijnen wordt ingediend - gemakkelijker gezocht kan worden naar een minnelijke regeling voor geschillen over de erkenning van titels;

- aan het Europees Parlement en aan de Raad vóór eind 1998 een verslag voor te leggen over de ter zake geboekte vooruitgang, alsook over de stand van zaken met betrekking tot de verschillende op communautair en nationaal niveau genomen initiatieven.