02023R2631 — NL — 09.01.2024 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2023/2631 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 22 november 2023

betreffende Europese groene obligaties en optionele openbaarmakingen voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L van 30.11.2023, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING(EU) 2023/2869 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 13 december 2023

  L 

1

20.12.2023




▼B

VERORDENING (EU) 2023/2631 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 22 november 2023

betreffende Europese groene obligaties en optionele openbaarmakingen voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties

(Voor de EER relevante tekst)



TITEL I

ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening:

a) 

stelt eenvormige vereisten vast voor uitgevende instellingen van obligaties die de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” willen gebruiken voor hun obligaties die aan beleggers in de Unie beschikbaar worden gesteld;

b) 

zet een systeem op voor registratie van en toezicht op externe toetsingsinstanties van Europese groene obligaties, en

c) 

voorziet in optionele-openbaarmakingstemplates voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties in de Unie.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) 

“uitgevende instelling”: een entiteit die obligaties uitgeeft;

2) 

“overheidsentiteit”: een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2017/1129;

3) 

“taxonomievereisten”: de in artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten;

4) 

“gereglementeerde markt”: een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 21, van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 1 );

5) 

“obligatie die als ecologisch duurzame obligatie op de markt wordt gebracht”: een obligatie waarvan de uitgevende instelling ten aanzien van beleggers belooft of vóór het sluiten van een contract in een of andere vorm stelt dat de opbrengsten van de obligatie worden toegewezen aan economische activiteiten die bijdragen tot een milieudoelstelling;

6) 

“aan duurzaamheid gekoppelde obligatie”: een obligatie waarvan de financiële of structurele kenmerken variëren al naargelang de uitgevende instelling vooraf bepaalde doelstellingen op het gebied van ecologische duurzaamheid haalt;

7) 

“lidstaat van herkomst”: een lidstaat van herkomst in de zin van artikel 2, punt m), van Verordening (EU) 2017/1129;

8) 

“lidstaat van ontvangst”: een lidstaat van ontvangst in de zin van artikel 2, punt n), van Verordening (EU) 2017/1129;

9) 

“financiële activa”: vreemd vermogen of eigen vermogen, of een combinatie daarvan;

10) 

“aan beleggers in de Unie beschikbaar gesteld”:

a) 

een aanbieding aan het publiek binnen de Unie, of

b) 

de toelating tot de handel van obligaties op een in de Unie gevestigd handelsplatform;

11) 

“aanbieding aan het publiek”: een aanbieding van effecten aan het publiek in de zin van artikel 2, punt d), van Verordening (EU) 2017/1129;

12) 

“handelsplatform”: een handelsplatform in de zin van artikel 4, lid 1, punt 24, van Richtlijn 2014/65/EU;

13) 

“CapEx-plan”: een CapEx-plan zoals bepaald in punt 1.1.2.2, b), en punt 1.1.3.2, b), van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178;

14) 

“uitgiftekosten”: kosten die rechtstreeks verband houden met de uitgifte van obligaties, met inbegrip van kosten voor professioneel advies, juridische diensten, rating, externe toetsing, verstrekking van een uitgiftegarantie en plaatsing;

15) 

“technische screeningcriteria”: de technische screeningcriteria zoals vastgesteld in de op grond van artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde gedelegeerde handelingen;

16) 

“transitieondersteunende economische activiteit”: een economische activiteit die voldoet aan artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852;

17) 

“faciliterende economische activiteit”: een economische activiteit die voldoet aan artikel 16 van Verordening (EU) 2020/852;

18) 

“securitisatie”: securitisatie in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) 2017/2402;

19) 

“initiator”: een initiator in de zin van artikel 2, punt 3, van Verordening (EU) 2017/2402;

20) 

“special purpose entity voor securitisatiedoeleinden” of “SSPE”: een special purpose entity voor securitisatiedoeleinden of SSPE in de zin van artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) 2017/2402;

21) 

“gesecuritiseerde blootstelling”: een in een securitisatie vervatte blootstelling;

22) 

“securitisatieobligatie”: een overeenkomstig titel II, hoofdstuk 3, door een SSPE uitgegeven obligatie;

23) 

“synthetische securitisatie”: een synthetische securitisatie in de zin van artikel 2, punt 10, van Verordening (EU) 2017/2402;

24) 

“fossiele brandstof”: fossiele brandstof in de zin van artikel 2, punt 62), van Verordening (EU) 2018/1999.



TITEL II

VEREISTEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE BENAMING “EUROPESE GROENE OBLIGATIE” OF “EUGB”



HOOFDSTUK 1

Vereisten voor obligaties

Artikel 3

Benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB”

De benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” wordt alleen gebruikt voor obligaties die aan de vereisten van deze titel voldoen.

Artikel 4

Gebruik van de opbrengsten van Europese groene obligaties

1.  

Vóór de vervaldag van een Europese groene obligatie worden de opbrengsten van een dergelijke obligatie volledig toegewezen, in overeenstemming met de taxonomievereisten, aan een of meer van de volgende categorieën (de “geleidelijke benadering”):

a) 

vaste activa die geen financiële activa zijn;

b) 

kapitaaluitgaven die onder punt 1.1.2.2 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 vallen;

c) 

operationele uitgaven die onder punt 1.1.3.2 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 vallen en niet meer dan drie jaar vóór de uitgifte van de Europese groene obligatie werden gedaan;

d) 

financiële activa die niet meer dan vijf jaar na de uitgifte van de Europese groene obligatie werden gecreëerd;

e) 

activa en uitgaven van huishoudens.

In afwijking van de eerste alinea kunnen uitgevende instellingen uitgiftekosten aftrekken van de opbrengsten van de Europese groene obligatie voordat zij die opbrengsten toewijzen.

2.  
In afwijking van lid 1 kunnen uitgevende instellingen de opbrengsten van een of meer uitstaande Europese groene obligaties toewijzen aan een portefeuille van vaste activa of financiële activa in overeenstemming met de taxonomievereisten (de “portefeuillebenadering”).

Indien uitgevende instellingen opbrengsten toewijzen in overeenstemming met de eerste alinea van dit lid, tonen zij in de in artikel 11 bedoelde toewijzingsverslagen aan dat de totale waarde van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde activa in hun portefeuille groter is dan de totale waarde van hun portefeuille van uitstaande Europese groene obligaties.

3.  
In afwijking van lid 1 kan een overheidsentiteit of een uitgevende instelling uit een derde land die een staat, een lid van een federatie in het geval van een federale staat, of een regionale of gemeentelijke entiteit is, de opbrengsten van Europese groene obligaties die zij heeft uitgegeven ook toewijzen aan belastingkorting, subsidies, intermediair verbruik, inkomensoverdrachten binnen een overheid, inkomensoverdrachten in verband met internationale samenwerking of andere soorten overheidsuitgaven, op voorwaarde dat de opbrengsten worden toegewezen in overeenstemming met de taxonomievereisten.

Artikel 5

Flexibiliteit bij het gebruik van de opbrengsten van Europese groene obligaties

1.  

In afwijking van artikel 4, lid 1, kunnen uitgevende instellingen tot 15 % van de opbrengsten van een Europese groene obligatie toewijzen aan economische activiteiten die voldoen aan de taxonomievereisten, met uitzondering van de technische screeningcriteria, op voorwaarde dat die economische activiteiten:

a) 

economische activiteiten zijn waarvoor geen technische screeningcriteria in werking zijn getreden op de datum van uitgifte van de Europese groene obligatie, of

b) 

activiteiten zijn in het kader van internationale steun die wordt gerapporteerd overeenkomstig internationaal overeengekomen richtsnoeren, criteria en rapportagecycli, met inbegrip van klimaatfinanciering die aan de Commissie wordt gerapporteerd in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering als bedoeld in artikel 19, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1999, en officiële ontwikkelingshulp die wordt gerapporteerd aan de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling.

2.  
Indien een uitgevende instelling de opbrengsten van een Europese groene obligatie toewijst overeenkomstig lid 1 van dit artikel, beschrijft zij in de factsheet voor Europese groene obligaties als bedoeld in artikel 10 de betrokken activiteiten en het geraamde percentage van de opbrengsten dat bedoeld is om dergelijke activiteiten te financieren, in totaal en per activiteit.
3.  
Indien een uitgevende instelling de opbrengsten van een Europese groene obligatie toewijst aan in lid 1, punt a), bedoelde economische activiteiten, zorgt zij ervoor dat die activiteiten voldoen aan, indien van toepassing, de generieke criteria voor “geen ernstige afbreuk doen aan” zoals vermeld in de aanhangsels A, B, C en D van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139.
4.  
Indien een uitgevende instelling de opbrengsten van een Europese groene obligatie toewijst aan de in lid 1, punt b), bedoelde activiteiten, zorgt zij er op “best efforts”-basis voor dat die activiteiten voldoen aan de relevante technische screeningcriteria.

Artikel 6

Financiële activa

1.  
De opbrengsten van financiële activa worden uitsluitend toegewezen aan de in artikel 4, lid 1, genoemde bestemmingen, of, indien van toepassing, aan de in artikel 4, leden 2 en 3, genoemde bestemmingen.
2.  

De opbrengsten van financiële activa kunnen worden toegewezen aan andere, erop volgende financiële activa, op voorwaarde dat:

a) 

het om een reeks van niet meer dan drie erop volgende financiële activa gaat;

b) 

de opbrengsten van de laatste financiële activa in de reeks worden toegewezen aan de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, punt a), b), c), of e), genoemde bestemmingen of, indien van toepassing, aan de in artikel 4, lid 3, genoemde bestemmingen, en

c) 

de uitgevende instelling waarborgt dat externe toetsingsinstanties de definitieve toewijzing van de opbrengsten doeltreffend kunnen toetsen.

Artikel 7

CapEx-plannen

1.  
Indien het in artikel 4, lid 1, eerste alinea, punten b) en c), bedoelde gebruik van opbrengsten economische activiteiten betreft die aan de taxonomievereisten zullen voldoen, publiceert de uitgevende instelling een CapEx-plan.
2.  
In het CapEx-plan wordt een termijn gespecificeerd die vóór de vervaldag van de Europese groene obligatie valt en die als uiterste termijn geldt voor de afstemming van alle door de Europese groene obligatie gefinancierde kapitaal- en operationele uitgaven op de taxonomie.
3.  
De uitgevende instelling verkrijgt binnen zestig dagen na de in het CapEx-plan gespecificeerde uiterste termijn van een externe toetsingsinstantie een beoordeling van de afstemming op de taxonomie van de kapitaal- en operationele uitgaven die in dat CapEx-plan zijn opgenomen en worden gefinancierd met de opbrengsten van de Europese groene obligatie.

Artikel 8

Toepassing van de technische screeningcriteria en grandfathering

1.  

Indien uitgevende instellingen de opbrengsten van Europese groene obligaties toewijzen aan de in artikel 4, leden 1 en 3, genoemde bestemmingen, waarborgen zij dat:

a) 

die opbrengsten worden toegewezen in overeenstemming met de technische screeningcriteria die van toepassing zijn op het moment van uitgifte van de obligatie;

b) 

in het geval dat technische screeningcriteria na de uitgifte van de obligatie worden gewijzigd, de volgende opbrengsten worden toegewezen in overeenstemming met de gewijzigde technische screeningcriteria binnen zeven jaar na de datum van toepassing van die gewijzigde criteria:

i) 

opbrengsten die nog niet zijn toegewezen, en

ii) 

opbrengsten die overeenkomstig artikel 7 onder een CapEx-plan vallen en die nog niet aan de taxonomievereisten voldoen.

2.  
Indien uitgevende instellingen opbrengsten toewijzen overeenkomstig de portefeuillebenadering, nemen de uitgevende instellingen in hun portefeuille alleen die activa op waarvan de onderliggende economische activiteit is afgestemd op eventuele technische screeningcriteria die op enig moment gedurende de zeven jaar voorafgaand aan de datum van publicatie van het toewijzingsverslag van toepassing waren.
3.  
Indien het risico bestaat dat de opbrengsten van een uitstaande obligatie niet worden afgestemd op lid 1, punt b), ii), stelt de uitgevende instelling een plan op om die zoveel mogelijk af te stemmen op de gewijzigde technische screeningcriteria en om de negatieve gevolgen van het gebrek aan volledige afstemming op de gewijzigde technische screeningcriteria zo veel mogelijk te beperken, en dient zij dat plan met het oog op externe toetsing in bij een externe toetsingsinstantie en publiceert zij dat plan. De uitgevende instelling publiceert dat plan vóór het verstrijken van de in lid 1, punt b), genoemde periode.
4.  
Afstemming op de relevante technische screeningcriteria wordt aangetoond in het in artikel 11 bedoelde toewijzingsverslag.

Artikel 9

Uitsluiting van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied

De in artikel 44, lid 1, van deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten keuren geen prospectus goed dat is uitgegeven door een jurisdictie die is opgenomen in bijlage I bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied, door een land met een hoog risico dat is opgenomen in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675, of door uitgevende instellingen die gevestigd zijn in die jurisdicties of landen, wanneer dat prospectus naar deze verordening of naar de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” verwijst.



HOOFDSTUK 2

Vereisten inzake transparantie en externe toetsing

Artikel 10

Factsheet voor Europese groene obligaties en toetsing vóór uitgifte

1.  

Voordat uitgevende instellingen een Europese groene obligatie uitgeven:

a) 

vullen zij de in bijlage I opgenomen factsheet voor Europese groene obligaties in;

b) 

zorgen zij ervoor dat de ingevulde factsheet voor Europese groene obligaties is getoetst vóór uitgifte (“pre-issuance review”) en een positief advies heeft gekregen van een externe toetsingsinstantie.

2.  
De in lid 1 bedoelde factsheet voor Europese groene obligaties kan betrekking hebben op meer dan één uitgifte van Europese groene obligaties.
3.  

De in lid 1, punt b), bedoelde toetsing vóór uitgifte bevat:

a) 

een beoordeling of de uitgevende instelling de factsheet voor Europese groene obligaties heeft ingevuld overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 8 en bijlage I, en

b) 

de in bijlage IV genoemde elementen.

Artikel 11

Toewijzingsverslagen en toetsing na uitgifte van toewijzingsverslagen

1.  
Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties stellen per periode van twaalf maanden tot de datum waarop de opbrengsten van hun Europese groene obligatie volledig zijn toegewezen en, indien van toepassing, tot het CapEx-plan is voltooid, een toewijzingsverslag voor Europese groene obligaties op aan de hand van de in bijlage II opgenomen template, waarin zij aantonen dat de opbrengsten van de Europese groene obligatie vanaf de uitgiftedatum ervan tot en met het einde van de in het toewijzingsverslag bedoelde periode, in overeenstemming met de artikelen 4 tot en met 8 zijn toegewezen.

De eerste periode van twaalf maanden vangt aan op de uitgiftedatum.

In afwijking van de tweede alinea kunnen uitgevende instellingen de einddatum van de eerste verslagleggingsperiode vaststellen als de laatste dag van het kalenderjaar of van het boekjaar van uitgifte.

2.  
De toewijzingsverslagen bevatten, indien van toepassing, informatie over de voortgang bij de uitvoering van het CapEx-plan.

Uitgevende instellingen publiceren in hun jaarlijkse toewijzingsverslagen de redenen voor elke vertraging of afwijking die aanzienlijke gevolgen heeft voor de uitvoering van het CapEx-plan.

3.  
De toewijzingsverslagen kunnen betrekking hebben op meer dan één uitgifte van Europese groene obligaties.
4.  
Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties laten het toewijzingsverslag dat is opgesteld nadat de opbrengsten van de Europese groene obligatie volledig zijn toegewezen, na uitgifte toetsen (“post-issuance review”) door een externe toetsingsinstantie.
5.  
Indien na de publicatie van het toewijzingsverslag overeenkomstig artikel 15, lid 1, punt d), de toewijzing van opbrengsten wordt gecorrigeerd, passen de uitgevende instellingen van de betrokken Europese groene obligaties het toewijzingsverslag aan en laten zij dat aangepaste toewijzingsverslag na uitgifte zonder onnodige vertraging door een externe toetsingsinstantie toetsen.
6.  
In afwijking van lid 4 wordt ieder toewijzingsverslag van uitgevende instellingen die de opbrengsten van een of meer Europese groene obligaties toewijzen aan een portefeuille met activa, onderworpen aan een toetsing na uitgifte door een externe toetsingsinstantie. De externe toetsingsinstantie besteedt bijzondere aandacht aan de activa die niet waren opgenomen in voordien gepubliceerde toewijzingsverslagen.

Een dergelijke toetsing na uitgifte is niet vereist wanneer er tijdens de periode waarop het toewijzingsverslag betrekking heeft, in de portefeuille met activa geen veranderingen in de toewijzing hebben plaatsgevonden en er geen activa in de portefeuille zijn gewijzigd of zelf een wijziging in de toewijzing hebben ondergaan ten opzichte van de periode waarop het vorige toewijzingsverslag betrekking had. In dergelijke gevallen wordt in het desbetreffende toewijzingsverslag een verklaring opgenomen dat er geen toetsing na uitgifte heeft plaatsgevonden omdat er geen dergelijke wijzigingen waren.

7.  
Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties zorgen ervoor dat de jaarlijkse toewijzingsverslagen en, indien van toepassing, eventuele op grond van dit artikel vereiste toetsingen na uitgifte openbaar worden gemaakt binnen 270 dagen na het einde van elke periode van twaalf maanden als bedoeld in lid 1. Binnen die periode van 270 dagen zorgen uitgevende instellingen ervoor dat de externe toetsingsinstantie ten minste 90 dagen heeft om een toewijzingsverslag te toetsen.
8.  

De in de leden 4, 5 en 6 van dit artikel bedoelde toetsing na uitgifte bevat de volgende elementen:

a) 

een beoordeling van de vraag of de uitgevende instelling de opbrengsten van de obligatie in overeenstemming met de artikelen 4 tot en met 8 heeft toegewezen, op basis van de aan de externe toetsingsinstantie verschafte informatie;

b) 

een beoordeling van de vraag of de uitgevende instelling de in de in artikel 10 bedoelde factsheet voor Europese groene obligaties beschreven opbrengsten van de obligatie heeft toegewezen, op basis van de aan de externe toetsingsinstantie verschafte informatie;

c) 

de in bijlage IV genoemde elementen.

Artikel 12

Impactverslag voor Europese groene obligaties

1.  
Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties stellen, na de volledige toewijzing van de opbrengsten en ten minste eenmaal tijdens de looptijd van die obligaties, een impactverslag voor Europese groene obligaties op over de milieu-impact van het gebruik van de obligatieopbrengsten en maken dat impactverslag openbaar, waarbij zij de in bijlage III opgenomen template gebruiken.
2.  
Het impactverslag voor Europese groene obligaties kan betrekking hebben op meer dan één uitgifte van Europese groene obligaties.
3.  

Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties kunnen het impactverslag laten toetsen door een externe toetsingsinstantie. Een dergelijke toetsing van het impactverslag bevat elk van de volgende elementen:

a) 

een beoordeling van de vraag of de uitgifte van de obligatie in overeenstemming is met de bredere milieustrategie van de uitgevende instelling;

b) 

een beoordeling van de aangegeven milieu-impact van de obligatieopbrengsten;

c) 

de in bijlage IV genoemde elementen.

Artikel 13

Overheidsentiteiten als uitgevende instelling

1.  

Een overheidsentiteit verkrijgt toetsing na de uitgifte van haar Europese groene obligaties van:

a) 

een externe toetsingsinstantie, of

b) 

een externe toetsingsinstantie en een overheidsauditor.

2.  
Indien een overheidsentiteit een toetsing na uitgifte verkrijgt van een externe toetsingsinstantie en een overheidsauditor, toetst de overheidsauditor de toewijzing van de obligatieopbrengsten en gaat de externe toetsingsinstantie na of de via de obligatie gefinancierde economische activiteiten in overeenstemming zijn met de taxonomievereisten.

Artikel 14

Prospectus voor Europese groene obligaties

1.  

Om de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” te gebruiken, publiceert de uitgevende instelling op grond van Verordening (EU) 2017/1129 een prospectus dat aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) 

de obligaties worden in het gehele prospectus aangeduid als “Europese groene obligatie” of “EuGB”;

b) 

in het prospectus staat vermeld dat de Europese groene obligatie in overeenstemming met deze verordening wordt uitgegeven, in het deel van het prospectus dat de informatie over het gebruik van de opbrengsten bevat.

2.  
In afwijking van lid 1 mag de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” worden gebruikt voor obligaties die onder artikel 1, lid 2, punten b) en d), van Verordening (EU) 2017/1129 vallen.
3.  
Voor de toepassing van deze verordening wordt de in artikel 19, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2017/1129 bedoelde term “gereglementeerde informatie” geacht tevens te verwijzen naar de informatie in de in artikel 10 van deze verordening bedoelde factsheet voor Europese groene obligaties.
4.  
Indien een prospectus op grond van Verordening (EU) 2017/1129 wordt gepubliceerd, bevat dat prospectus een samenvatting van het CapEx-plan. In die samenvatting worden de door de uitgevende instelling uitgevoerde projecten opgesomd die het meest significant zijn, gemeten als percentage van de totale kapitaaluitgaven die onder het CapEx-plan vallen, en worden het type, de sector, de locatie en het verwachte jaar van voltooiing van die projecten gespecificeerd.

Artikel 15

Publicatie op de website van de uitgevende instelling en kennisgeving aan de ESMA en aan de bevoegde autoriteiten

1.  

Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties zorgen overeenkomstig artikel 21, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2017/1129 voor de publicatie op hun website en de kosteloze beschikbaarstelling tot ten minste twaalf maanden na de vervaldag van die obligaties, van de volgende documenten, met inbegrip van eventuele wijzigingen of correcties daarvan:

a) 

vóór de uitgifte van de obligatie, de in artikel 10 van deze verordening bedoelde ingevulde factsheet voor Europese groene obligaties;

b) 

vóór de uitgifte van de obligatie, de toetsing vóór uitgifte met betrekking tot de in artikel 10 van deze verordening bedoelde factsheet voor Europese groene obligaties;

c) 

vóór de uitgifte van de obligatie, een link naar de website waar het prospectus kan worden geraadpleegd in gevallen waarin op grond van Verordening (EU) 2017/1129 een prospectus wordt gepubliceerd;

d) 

zonder onnodige vertraging na de opstelling ervan overeenkomstig artikel 11, lid 1, van deze verordening, de toewijzingsverslagen voor Europese groene obligaties;

e) 

zonder onnodige vertraging nadat die zijn verkregen, de toetsingen na uitgifte van de in artikel 11 van deze verordening bedoelde toewijzingsverslagen voor Europese groene obligaties;

f) 

zonder onnodige vertraging na de opstelling ervan overeenkomstig artikel 12 van deze verordening, het impactverslag voor Europese groene obligaties;

g) 

in voorkomend geval, het CapEx-plan;

h) 

in voorkomend geval, de in artikel 12, lid 3, van deze verordening bedoelde toetsing van het impactverslag.

In afwijking van de eerste alinea, punt d), wordt een toewijzingsverslag voor Europese groene obligaties, indien er een toetsing na uitgifte van dat toewijzingsverslag plaatsvindt, zonder onnodige vertraging nadat de toetsing na uitgifte is verkregen, gepubliceerd.

2.  

De informatie in de in lid 1, eerste alinea, punten a), d) en f), bedoelde documenten wordt naar keuze van de uitgevende instelling verschaft hetzij in een taal die gangbaar is in de internationale financiële wereld, hetzij:

a) 

indien de Europese groene obligaties in slechts één lidstaat aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten: in een taal die door de bevoegde autoriteit van die lidstaat wordt aanvaard;

b) 

indien de Europese groene obligaties in twee of meer lidstaten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten: in een taal die door de bevoegde autoriteit van elk van die lidstaten wordt aanvaard.

3.  
In afwijking van lid 2 van dit artikel wordt, indien een prospectus voor de Europese groene obligatie op grond van Verordening (EU) 2017/1129 moet worden gepubliceerd, de informatie in de in lid 1, eerste alinea, punten a), d) en f), van dit artikel bedoelde documenten verschaft in de taal of talen van dat prospectus.
4.  
In voorkomend geval stellen uitgevende instellingen de in artikel 44, leden 1 en 2, bedoelde bevoegde autoriteiten zonder onnodige vertraging na elke publicatie in kennis van de publicatie van elk van de in lid 1, eerste alinea, van dit artikel bedoelde documenten.
5.  
Uitgevende instellingen stellen de ESMA binnen dertig dagen na de publicatie van alle in lid 1, eerste alinea, bedoelde documenten in kennis van die publicatie.

▼M1

Artikel 15 bis

Toegankelijkheid van informatie op het Europees centraal toegangspunt

1.  

Met ingang van 10 januari 2030, wanneer een van de volgende elementen openbaar wordt gemaakt:

a) 

het factsheet, de toetsing vóór uitgifte met betrekking tot het factsheet, jaarlijkse allocatierapporten, de toetsing na uitgifte met betrekking tot een of meer jaarlijkse allocatierapporten, het impactverslag en de toetsing van het in artikel 15 bedoelde impactverslag;

b) 

de in artikel 20 bedoelde openbaarmakingen vóór uitgifte en de in artikel 21 bedoelde periodieke openbaarmakingen na uitgifte;

dient de uitgevende instelling die informatie op hetzelfde tijdstip in bij de in lid 3 of lid 4 van dit artikel bedoelde betrokken verzamelende instantie met het oog op het toegankelijk maken ervan op het uit hoofde van Verordening (EU) 2023/2859 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) opgerichte Europees centraal toegangspunt (European Single Access Point — ESAP).

Die informatie voldoet aan de volgende vereisten:

a) 

de informatie is ingediend in een voor data-extractie geschikt formaat zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 3), van Verordening (EU) 2023/2859 of, wanneer zulks door het Unierecht wordt vereist, in een machinaal leesbaar formaat zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4), van Verordening (EU) 2023/2859;

b) 

de informatie gaat vergezeld van de volgende metadata:

i) 

alle namen van de uitgevende instelling waarop de informatie betrekking heeft;

ii) 

de identificatiecode voor juridische entiteiten van de uitgevende instelling, zoals gespecifieerd op grond van artikel 7, lid 4, punt b), van Verordening (EU) 2023/2859;

iii) 

de grootte van de uitgevende instelling naar categorie, zoals gespecifieerd op grond van artikel 7, lid 4, punt d), van die verordening;

iv) 

het type informatie volgens de indeling op grond van artikel 7, lid 4, punt c), van die verordening;

v) 

een vermelding of de informatie persoonsgegevens bevat.

2.  
Voor de toepassing van lid 1, tweede alinea, punt b), ii), verkrijgt de uitgevende instelling een identificatiecode voor juridische entiteiten.
3.  
Voor het op het ESAP toegankelijk maken van de in lid 1, eerste alinea, punt a), van dit artikel bedoelde informatie is de ESMA de verzamelende instantie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) 2023/2859.
4.  
Uiterlijk op 9 januari 2030 wijzen de lidstaten, voor het op het ESAP toegankelijk maken van de in lid 1, eerste alinea, punt b), van dit artikel bedoelde informatie, ten minste één verzamelende instantie als gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) 2023/2859 aan en stellen zij de ESMA daarvan in kennis.
5.  

Om ervoor te zorgen dat de overeenkomstig lid 1 ingediende informatie efficiënt wordt verzameld en beheerd, ontwikkelt de ESMA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen tot nadere vaststelling van:

a) 

andere metadata waarvan de informatie vergezeld moet gaan;

b) 

de structurering van data in de informatie;

c) 

de informatie waarvoor een machinaal leesbaar formaat vereist is en de vraag welk machinaal leesbaar formaat in dergelijke gevallen moet worden gebruikt.

Voor de toepassing van punt c) gaat de ESMA de voor- en nadelen van verschillende machinaal leesbare formaten na en voert zij de nodige praktijktests uit.

De ESMA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

6.  
Indien nodig stelt de ESMA richtsnoeren voor entiteiten op om te garanderen dat de overeenkomstig lid 5, eerste alinea, punt a), ingediende metadata correct zijn.

▼B



HOOFDSTUK 3

Voorwaarden voor het gebruik van de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” met betrekking tot securitisatieobligaties

Artikel 16

Toepassing van de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” op securitisatieobligaties

1.  

In het geval van een securitisatieobligatie die wordt aangeduid als “Europese groene obligatie” of “EuGB”:

a) 

gelden de verwijzingen in deze verordening naar de “uitgevende instelling” als verwijzingen naar de “initiator”;

b) 

gelden de verwijzingen in artikel 4 naar “opbrengsten” als verwijzingen naar de opbrengsten die de initiator heeft verkregen uit de verkoop van de gesecuritiseerde blootstellingen aan de SSPE.

2.  
In afwijking van lid 1, punt a), gelden de verwijzingen naar de “uitgevende instelling” in de artikelen 9 en 15, artikel 44, lid 3, artikel 45, lid 1, artikel 48 en artikel 49, lid 1, als verwijzingen naar de “initiator” of de “SSPE”, en gelden de verwijzingen naar de “uitgevende instelling” in artikel 14, lid 1, en artikel 44, lid 1, als verwijzingen naar de “SSPE”.
3.  

Indien de gesecuritiseerde blootstellingen door meerdere initiators worden gecreëerd, is het volgende van toepassing:

a) 

elke initiator voldoet pro rata aan de in de artikelen 4 tot en met 8 genoemde vereisten voor het gebruik van opbrengsten, met vermelding van zijn aandeel in de pool van gesecuritiseerde blootstellingen;

b) 

de initiators voldoen gezamenlijk aan de in de artikelen 10, 11, 12, 15, 18 en 19 genoemde vereisten, waarbij duidelijk wordt aangegeven in hoeverre elke initiator aan zijn respectieve vereisten heeft voldaan;

c) 

de initiators voldoen gezamenlijk aan de in de artikelen 10 en 11 genoemde vereisten voor het verkrijgen van een externe toetsing;

d) 

indien meerdere initiators besluiten een in artikel 12, lid 3, bedoelde toetsing van een impactverslag te laten uitvoeren, voldoen zij gezamenlijk aan de desbetreffende vereisten.

Artikel 17

Uitsluiting van obligaties die zijn uitgegeven met het oog op synthetische securitisatie

Obligaties die zijn uitgegeven met het oog op synthetische securitisatie komen niet in aanmerking voor het gebruik van de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB”.

Artikel 18

Uitsluitingen van bepaalde gesecuritiseerde blootstellingen

1.  
Voor de toepassing van deze verordening omvatten gesecuritiseerde blootstellingen geen blootstellingen ter financiering van de exploratie, ontginning, winning, productie, verwerking, opslag, raffinage of distributie, met inbegrip van vervoer, van en de handel in fossiele brandstoffen.
2.  
Blootstellingen ter financiering van elektriciteitsopwekking uit fossiele brandstoffen, warmte-/koudekrachtkoppeling uit fossiele brandstoffen of de productie van warmte of koude uit fossiele brandstoffen, indien de activiteit voldoet aan de criteria voor “geen ernstige afbreuk doen aan” die zijn vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139, kunnen worden opgenomen in de pool van gesecuritiseerde blootstellingen voor de toepassing van deze verordening.
3.  
De initiator legt in de in artikel 10 bedoelde factsheet voor Europese groene obligaties uit in hoeverre aan lid 1 van dit artikel is voldaan.
4.  
Op verzoek van de in artikel 44 bedoelde bevoegde autoriteit toont de initiator aan dat aan lid 1 van dit artikel is voldaan.

Artikel 19

Aanvullende openbaarmakingsvereisten in het geval van securitisatie

1.  
In het geval van een securitisatieobligatie die als “Europese groene obligatie” of “EuGB” wordt aangeduid, bevat het op grond van Verordening (EU) 2017/1129 gepubliceerde prospectus een verklaring dat de obligatie een securitisatieobligatie is en dat de initiator verantwoordelijk is voor het nakomen van de in het prospectus aangegane verplichtingen met betrekking tot het gebruik van de opbrengsten.
2.  

Met het oog op transparantie over de milieukenmerken van de gesecuritiseerde blootstellingen wordt in het prospectus, op basis van de beschikbare gegevens op “best efforts”-basis en naar beste vermogen van de initiator, informatie opgenomen over de volgende elementen:

a) 

het aandeel van gesecuritiseerde blootstellingen in de pool van gesecuritiseerde blootstellingen waarmee economische activiteiten worden gefinancierd die voor de taxonomie in aanmerking komende economische activiteiten zijn in de zin van artikel 1, punt 5), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178;

b) 

per relevante economische activiteit zoals opgenomen in de op grond van artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde gedelegeerde handelingen in de in punt a) van dit lid bedoelde pool van voor de taxonomie in aanmerking komende blootstellingen, het aandeel van op de taxonomie afgestemde gesecuritiseerde blootstellingen;

c) 

per relevante economische activiteit zoals opgenomen in de op grond van artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde gedelegeerde handelingen in de in punt a) van dit lid bedoelde pool van voor de taxonomie in aanmerking komende blootstellingen, het aandeel van gesecuritiseerde blootstellingen die niet voldoen aan de doelstellingen inzake “geen ernstige afbreuk doen aan” als bedoeld in artikel 3, punt b), van Verordening (EU) 2020/852.

3.  
De overeenkomstig lid 2 van dit artikel in het prospectus opgenomen informatie wordt ook opgenomen in de in artikel 10 bedoelde factsheet voor Europese groene obligaties en, op basis van door de initiator uit te voeren jaarlijkse actualiseringen, in het in artikel 11 bedoelde toewijzingsverslag voor Europese groene obligaties.



TITEL III

OPTIONELE-OPENBAARMAKINGSTEMPLATES VOOR OBLIGATIES DIE ALS ECOLOGISCH DUURZAME OBLIGATIES OP DE MARKT WORDEN GEBRACHT EN VOOR AAN DUURZAAMHEID GEKOPPELDE OBLIGATIES

Artikel 20

Openbaarmaking vóór uitgifte voor uitgevende instellingen van obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht of van aan duurzaamheid gekoppelde obligaties

1.  
Uiterlijk op 21 december 2024 publiceert de Commissie richtsnoeren tot vaststelling van templates voor vrijwillige openbaarmaking vóór uitgifte voor uitgevende instellingen van obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en van aan duurzaamheid gekoppelde obligaties.
2.  
In de lid 1 van dit artikel bedoelde templates wordt aangegeven of de uitgevende instelling voornemens is gebruik te maken van een externe toetsingsinstantie en van de in artikel 21 bedoelde gemeenschappelijke template voor periodieke openbaarmaking.
3.  

Voor uitgevende instellingen van obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht, bevatten de in lid 1 van dit artikel bedoelde templates, naast de in lid 2 van dit artikel bedoelde vermelding, ten minste de volgende elementen, die het voornemen van de uitgevende instelling weerspiegelen op basis van de op het tijdstip van de uitgifte van de obligatie beschikbare gegevens:

a) 

indien de uitgevende instelling verplicht is plannen te publiceren op grond van artikel 19 bis, lid 2, punt a), iii), of artikel 29 bis, lid 2, punt a), iii), van Richtlijn 2013/34/EU, of indien de uitgevende instelling die plannen vrijwillig heeft gepubliceerd, de wijze waarop het de bedoeling is dat de obligatieopbrengsten bijdragen aan de uitvoering van die plannen;

b) 

indien de uitgevende instelling verplicht is informatie openbaar te maken op grond van artikel 8 van Verordening (EU) 2020/852, de wijze waarop de obligatieopbrengsten naar verwachting zullen bijdragen aan de op de taxonomie afgestemde omzet, kapitaaluitgaven en operationele uitgaven van de uitgevende instelling;

c) 

het minimumaandeel van obligatieopbrengsten dat zal worden gebruikt voor activiteiten die uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 als ecologisch duurzaam worden aangemerkt.

4.  

Voor uitgevende instellingen van aan duurzaamheid gekoppelde obligaties bevatten de in lid 1 van dit artikel bedoelde templates, naast de in lid 2 van dit artikel bedoelde vermelding, ten minste de volgende elementen, die het voornemen van de uitgevende instelling weerspiegelen op basis van de op het tijdstip van de uitgifte van de obligatie beschikbare gegevens:

a) 

de motivering, het ambitieniveau, de materialiteit en de berekeningsmethode van de door de uitgevende instelling vastgestelde kernprestatie-indicatoren;

b) 

indien de uitgevende instelling verplicht is plannen te publiceren op grond van artikel 19 bis, lid 2, punt a), iii), of artikel 29 bis, lid 2, punt a), iii), van Richtlijn 2013/34/EU, of indien de uitgevende instelling die plannen vrijwillig heeft gepubliceerd, de wijze waarop het de bedoeling is dat de obligatieopbrengsten bijdragen aan de uitvoering van die plannen;

c) 

indien relevant, de wijze waarop de obligatie gekoppeld is aan de op de taxonomie afgestemde omzet, kapitaaluitgaven en operationele uitgaven van de uitgevende instelling, middels toepassing van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178;

d) 

een beschrijving van de obligatiestructuur, met inbegrip van het couponaanpassingsmechanisme.

Artikel 21

Periodieke openbaarmaking na uitgifte voor uitgevende instellingen van obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht of van aan duurzaamheid gekoppelde obligaties

1.  
Uitgevende instellingen van obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en van aan duurzaamheid gekoppelde obligaties kunnen informatie na uitgifte periodiek openbaar maken door middel van gemeenschappelijke templates.

Indien een uitgevende instelling overeenkomstig de eerste alinea van dit lid informatie na uitgifte periodiek openbaar maakt, is artikel 44 van toepassing tot de vervaldag van de obligatie.

2.  

Voor een uitgevende instelling van obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht, bevatten de in lid 1 bedoelde templates ten minste de volgende elementen:

a) 

indien de uitgevende instelling verplicht is plannen te publiceren op grond van artikel 19 bis, lid 2, punt a), iii), of artikel 29 bis, lid 2, punt a), iii), van Richtlijn 2013/34/EU, of indien de uitgevende instelling die plannen vrijwillig heeft gepubliceerd, de wijze waarop de obligatieopbrengsten bijdragen aan de uitvoering van die plannen;

b) 

indien de uitgevende instelling verplicht is informatie openbaar te maken op grond van artikel 8 van Verordening (EU) 2020/852, de wijze waarop de obligatieopbrengsten bijdragen aan de op de taxonomie afgestemde omzet, kapitaaluitgaven en operationele uitgaven van de uitgevende instelling;

c) 

het minimumaandeel van obligatieopbrengsten dat wordt gebruikt voor activiteiten die uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 als ecologisch duurzaam worden aangemerkt.

3.  

Voor een uitgevende instelling van aan duurzaamheid gekoppelde obligaties bevatten de in lid 1 bedoelde templates ten minste de volgende elementen:

a) 

de motivering, het ambitieniveau, de materialiteit en de berekeningsmethode van de door de uitgevende instelling vastgestelde kernprestatie-indicatoren;

b) 

indien de uitgevende instelling verplicht is plannen te publiceren op grond van artikel 19 bis, lid 2, punt a), iii), of artikel 29 bis, lid 2, punt a), iii), van Richtlijn 2013/34/EU, of indien de uitgevende instelling die plannen vrijwillig heeft gepubliceerd, de wijze waarop het de bedoeling is dat de obligatieopbrengsten bijdragen aan de uitvoering van die plannen;

c) 

indien relevant, de wijze waarop de obligatieopbrengsten gekoppeld zijn aan de op de taxonomie afgestemde omzet, kapitaaluitgaven en operationele uitgaven van de uitgevende instelling, middels toepassing van Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178;

d) 

een beschrijving van de obligatiestructuur, met inbegrip van het couponaanpassingsmechanisme.

4.  
De Commissie stelt uiterlijk op 21 december 2024 overeenkomstig artikel 68 een gedelegeerde handeling vast tot aanvulling van deze verordening door de vaststelling van de inhoud, de methoden en de presentatie van de informatie die openbaar moet worden gemaakt in de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde templates.

Bij het opstellen van die gedelegeerde handeling houdt de Commissie rekening met de informatie over milieu-, sociale en governanceaspecten die uit hoofde van andere relevante wetgevingshandelingen, waaronder Verordening (EU) 2017/1129, openbaar moet worden gemaakt, teneinde overlappende openbaarmakingsvereisten voor uitgevende instellingen te voorkomen.

Bij het opstellen van die gedelegeerde handeling houdt de Commissie ook rekening met de informatiebehoeften van financiëlemarktdeelnemers die onderworpen zijn aan de openbaarmakingsvereisten van Verordening (EU) 2019/2088.



TITEL IV

EXTERNE TOETSINGSINSTANTIES VOOR EUROPESE GROENE OBLIGATIES



HOOFDSTUK 1

Voorwaarden voor de externe toetsing van Europese groene obligaties

Artikel 22

Registratie

1.  
Externe toetsingsinstanties voor Europese groene obligaties worden bij de ESMA geregistreerd voordat zij hun werkzaamheden kunnen verrichten.
2.  
Bij de ESMA geregistreerde externe toetsingsinstanties voldoen te allen tijde aan de in artikel 23, lid 2, vastgestelde voorwaarden voor registratie.
3.  
Overheidsauditors zijn niet onderworpen aan de titels IV en V van deze verordening.

Artikel 23

Aanvraag tot registratie als externe toetsingsinstantie voor Europese groene obligaties

1.  

Een aanvraag tot registratie als externe toetsingsinstantie voor Europese groene obligaties bevat de volgende elementen:

a) 

de volledige naam van de aanvrager, het adres van zijn statutaire zetel in de Unie, de website van de aanvrager en, voor zover beschikbaar, de identificatiecode voor juridische entiteiten (legal entity identifier — LEI);

b) 

de naam en contactgegevens van een contactpersoon;

c) 

de rechtsvorm van de aanvrager;

d) 

de eigendomsstructuur van de aanvrager;

e) 

de identiteit van de leden van het senior management en de raad van bestuur van de aanvrager, samen met hun curriculum vitae waaruit ten minste hun niveau van kwalificatie, ervaring en opleiding blijkt;

f) 

het aantal analisten, werknemers en andere direct bij de beoordelingswerkzaamheden betrokken personen, het niveau van de voor en tijdens hun werk bij de aanvrager opgedane kennis, ervaring en opleiding met betrekking tot het aanbieden van externe toetsing of soortgelijke diensten;

g) 

een beschrijving van de door de aanvrager gehanteerde procedures en methoden om toetsingen af te geven;

h) 

de corporategovernanceregelingen en de gedragslijnen of procedures die de aanvrager hanteert om eventuele in artikel 35 bedoelde daadwerkelijke of potentiële belangenconflicten te identificeren, weg te werken of te beheren en op transparante wijze openbaar te maken;

i) 

in voorkomend geval, documenten en informatie met betrekking tot bestaande of geplande uitbestedingsregelingen voor door deze verordening bestreken werkzaamheden van de externe toetsingsinstantie, daaronder begrepen informatie over entiteiten die uitbestedingstaken vervullen;

j) 

in voorkomend geval, informatie over andere door de aanvrager verrichte werkzaamheden.

2.  

De ESMA registreert een aanvrager alleen als externe toetsingsinstantie indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a) 

het senior management en de leden van de raad van bestuur van de aanvrager:

i) 

staan als voldoende betrouwbaar bekend;

ii) 

beschikken over voldoende bekwaamheid om te garanderen dat de aanvrager de op grond van deze verordening van externe toetsingsinstanties verlangde taken kan uitvoeren;

iii) 

beschikken over voldoende beroepskwalificaties;

iv) 

hebben relevante ervaring met activiteiten op het gebied van onder meer kwaliteitsborging, kwaliteitscontrole, het uitvoeren van toetsingen vóór en na uitgifte en toetsingen van impactverslagen, de verstrekking van adviezen door een tweede partij over de afstemming, of financiële diensten;

b) 

het aantal analisten, werknemers en andere direct bij de beoordelingswerkzaamheden van de aanvrager betrokken personen, en het niveau van hun kennis, ervaring en opleiding, is voldoende om de aanvrager in staat te stellen de op grond van deze verordening van externe toetsingsinstanties verlangde taken uit te voeren;

c) 

de interne regelingen van de aanvrager die worden toegepast om de inachtneming van hoofdstuk 2 van deze titel te garanderen, zijn passend en effectief.

Bij de beoordeling van de in de eerste alinea van dit lid genoemde voorwaarden kan de ESMA er rekening mee houden of de aanvrager, wanneer die op grond van de artikelen 69 en 70 diensten heeft verleend, al dan niet zijn best heeft gedaan om te voldoen aan de artikelen 24 tot en met 38. Daartoe kan de ESMA van de aanvrager verlangen dat die haar de nodige informatie verstrekt.

3.  
Binnen twintig werkdagen na ontvangst van een aanvraag beoordeelt de ESMA of de aanvraag volledig is.

Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de ESMA de aanvrager daarvan in kennis en stelt zij een termijn vast waarbinnen de aanvrager aanvullende informatie moet verstrekken.

Indien de aanvraag volledig is, stelt de ESMA de aanvrager daarvan in kennis.

4.  
Binnen 45 werkdagen na ontvangst van een volledige aanvraag registreert de ESMA de aanvrager of weigert zij die te registreren.

De ESMA kan de in de eerste alinea genoemde termijn met 15 werkdagen verlengen indien de aanvrager voornemens is bepaalde externe toetsingsactiviteiten uit te besteden.

5.  
De ESMA stelt de aanvrager schriftelijk in kennis van de registratie van die aanvrager als een externe toetsingsinstantie, of van haar weigering om de aanvrager te registreren. Een besluit om te registreren of om registratie van een aanvrager te weigeren, geeft de redenen daarvoor en wordt van kracht op de vijfde werkdag na de vaststelling ervan.
6.  
De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de in lid 2, eerste alinea, punten a) en b), genoemde criteria verder worden uitgewerkt.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 december 2024 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

7.  
De ESMA stelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op waarin de standaardformulieren, templates en procedures voor het verstrekken van de in lid 1 bedoelde informatie worden vastgelegd.

Bij het opstellen van de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen houdt de ESMA rekening met mogelijkheden voor digitale registratie.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 21 december 2024 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 24

Voor de registratie relevante materiële wijziging

1.  
Een externe toetsingsinstantie stelt de ESMA in kennis van materiële wijzigingen van de overeenkomstig artikel 23, lid 1, verstrekte informatie voordat die wijzigingen worden doorgevoerd.

Indien de ESMA tegen die materiële wijzigingen bezwaar maakt, stelt zij de externe toetsingsinstantie binnen 45 werkdagen na de kennisgeving van die wijzigingen daarvan in kennis en geeft zij de redenen waarom zij bezwaar maakt. De in de eerste alinea van dit lid bedoelde wijzigingen worden niet uitgevoerd als de ESMA binnen die termijn bezwaar maakt.

2.  
De ESMA stelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op waarin de standaardformulieren, templates en procedures voor het verstrekken van de in lid 1 bedoelde informatie worden vastgelegd.

Bij het opstellen van de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen houdt de ESMA rekening met digitale registratiemethoden.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 21 december 2025 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 25

Talenregeling

Aanvragers dienen hun in artikel 23 bedoelde aanvraag tot registratie in een van de officiële talen van de instellingen van de Unie in. Verordening nr. 1 van 15 april 1958 ( 3 ) is van overeenkomstige toepassing op al het overige berichtenverkeer tussen de ESMA en de aanvragers en hun personeel.



HOOFDSTUK 2

Organisatorische vereisten, procedures en documenten met betrekking tot governance

Artikel 26

Algemene beginselen

1.  
Externe toetsingsinstanties maken gebruik van passende systemen, middelen en procedures om aan hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen.
2.  
Externe toetsingsinstanties monitoren en evalueren ten minste jaarlijks de adequaatheid en doeltreffendheid van hun systemen, middelen en procedures die overeenkomstig deze verordening zijn ingesteld, en nemen passende maatregelen om eventuele tekortkomingen in dat opzicht te verhelpen.
3.  
De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de criteria worden uitgewerkt voor de beoordeling van het passende karakter, de adequaatheid en doeltreffendheid van de in de leden 1 en 2 bedoelde systemen, middelen en procedures van externe toetsingsinstanties.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 december 2025 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 27

Senior management en leden van de raad van bestuur

1.  

Het senior management en de leden van de raad van bestuur van de externe toetsingsinstantie zorgen voor, respectievelijk houden toezicht op de volgende elementen:

a) 

de deugdelijke en prudente bedrijfsvoering van de externe toetsingsinstantie;

b) 

het onafhankelijke karakter van beoordelingswerkzaamheden;

c) 

dat eventuele daadwerkelijke of potentiële belangenconflicten correct worden geïdentificeerd, weggewerkt of beheerd, en op transparantie wijze openbaar worden gemaakt;

d) 

dat de externe toetsingsinstantie te allen tijde aan deze verordening voldoet.

2.  
De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de criteria worden uitgewerkt om de in lid 1, punt a), bedoelde deugdelijke en prudente bedrijfsvoering van de externe toetsingsinstantie en het in lid 1, punt c), bedoelde beheer van belangenconflicten te beoordelen.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 december 2024 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 28

Analisten en werknemers van externe toetsingsinstanties, en andere direct bij de beoordelingswerkzaamheden van externe toetsingsinstanties betrokken personen

1.  
Externe toetsingsinstanties zien erop toe dat hun analisten en werknemers en andere natuurlijke personen wier diensten tot hun beschikking of onder hun controle staan en die rechtstreeks bij beoordelingswerkzaamheden betrokken zijn, over de nodige kennis, ervaring en opleiding beschikken voor het vervullen van de hun toegewezen taken.
2.  
Externe toetsingsinstanties zorgen ervoor dat de in lid 1 genoemde personen niet mogen overgaan tot de opening van, noch deelnemen aan onderhandelingen over vergoedingen of betalingen met een beoordeelde entiteit, een aan haar gelieerde derde of enigerlei persoon die direct of indirect met de beoordeelde entiteit verbonden is door een zeggenschapsband.
3.  
De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de criteria worden uitgewerkt om het passende karakter van de kennis, ervaring en opleiding van de in lid 1 bedoelde personen te beoordelen.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 december 2024 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 29

Compliancefunctie

1.  
Externe toetsingsinstanties zorgen voor de instelling en instandhouding van een permanente, onafhankelijke en effectieve compliancefunctie voor de in het kader van deze verordening verrichte activiteiten.
2.  

Externe toetsingsinstanties zien erop toe dat hun compliancefunctie voldoet aan de volgende elementen:

a) 

zij beschikt over het gezag om haar verantwoordelijkheden naar behoren en onafhankelijk uit te oefenen;

b) 

zij beschikt over de nodige middelen en deskundigheid en heeft toegang tot alle relevante informatie;

c) 

zij monitort of beoordeelt haar eigen activiteiten niet;

d) 

zij wordt niet beloond in verhouding tot de bedrijfsresultaten van de externe toetsingsinstantie.

3.  
De bevindingen van de compliancefunctie worden beschikbaar gesteld aan een toezichthoudend orgaan of een bestuursorgaan van de externe toetsingsinstantie.
4.  
De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de criteria worden vastgelegd om te beoordelen of de compliancefunctie over het gezag beschikt om haar verantwoordelijkheden naar behoren en onafhankelijk uit te oefenen als bedoeld in lid 2, punt a), en de criteria om te beoordelen of de compliancefunctie over de nodige middelen en deskundigheid beschikt en tot alle relevante informatie toegang heeft als bedoeld in lid 2, punt b).

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 december 2025 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 30

Interne gedragsregels en procedures

1.  
Externe toetsingsinstanties zorgen voor de vaststelling en toepassing van interne gedragsregels en due-diligenceprocedures die waarborgen dat hun zakelijke belangen de onafhankelijkheid of nauwkeurigheid van de beoordelingswerkzaamheden niet in het gedrang brengen.
2.  
Externe toetsingsinstanties zorgen voor de vaststelling en toepassing van deugdelijke administratieve en boekhoudkundige procedures, deugdelijke interne controlemechanismen en doeltreffende controle- en beveiligingsvoorzieningen voor informatieverwerkingssystemen.
3.  
De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de criteria worden vastgelegd om de deugdelijkheid te beoordelen van de in lid 2 bedoelde administratieve en boekhoudkundige procedures en de in lid 2 bedoelde interne controleprocedures, alsook de doeltreffendheid van de in lid 2 bedoelde controle- en beveiligingsvoorzieningen voor informatieverwerkingssystemen.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 december 2025 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 31

Beoordelingsmethoden en informatie gebruikt voor toetsingen

1.  
Externe toetsingsinstanties zorgen voor de vaststelling en uitvoering van maatregelen om te waarborgen dat hun toetsingen een advies bevatten dat is gebaseerd op een grondige analyse van alle informatie die voor hen beschikbaar is en die, volgens hun methoden, voor hun analyse relevant is.
2.  
Externe toetsingsinstanties maken de belangrijkste stappen in hun motivering om tot de conclusies van elk van hun toetsingen te komen openbaar.
3.  
Externe toetsingsinstanties maken bij het afgeven van toetsingen gebruik van informatie die van voldoende kwaliteit is en uit betrouwbare bron afkomstig is.
4.  
De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de criteria worden vastgelegd om te beoordelen of de in lid 3 bedoelde informatie van voldoende kwaliteit is en of de in dat lid bedoelde bronnen betrouwbaar zijn.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 december 2025 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 32

Fouten in beoordelingsmethoden of bij de toepassing daarvan

1.  
Externe toetsingsinstanties die kennis krijgen van fouten in hun beoordelingsmethoden, of bij de toepassing daarvan, die een materieel effect hebben op een toetsing, stellen de ESMA en de uitgevende instellingen van de betrokken Europese groene obligaties onmiddellijk in kennis van die fouten.
2.  
Externe toetsingsinstanties verhelpen fouten tijdig en maken de in lid 1 bedoelde fouten zo spoedig mogelijk bekend op hun website, samen met, indien relevant, een herziene en gecorrigeerde toetsing. De herziene documenten vermelden de redenen voor de aanpassingen.

Artikel 33

Uitbesteding

1.  
Externe toetsingsinstanties die hun beoordelingswerkzaamheden aan externe dienstverleners uitbesteden, zorgen ervoor dat die externe dienstverlener over de bekwaamheid en de capaciteit beschikt om die beoordelingswerkzaamheden betrouwbaar en professioneel uit te voeren. Die externe toetsingsinstanties zien er ook op toe dat de uitbesteding niet wezenlijk afbreuk doet aan de kwaliteit van hun interne controle en aan de mogelijkheden van de ESMA om toe te zien op de naleving van deze verordening door die externe toetsingsinstanties.
2.  
Externe toetsingsinstanties besteden niet al hun beoordelingswerkzaamheden noch hun compliancefunctie uit.
3.  
Externe toetsingsinstanties stellen de ESMA ervan in kennis welke van de beoordelingswerkzaamheden zij voornemens zijn uit te besteden, met inbegrip van een specificatie van het niveau van menselijke en technische hulpbronnen dat nodig is om elk van die werkzaamheden uit te voeren en de redenen voor uitbesteding.
4.  
Externe toetsingsinstanties die beoordelingswerkzaamheden uitbesteden, zien erop toe dat die uitbesteding de mogelijkheden van de leden van het senior management of het leidinggevend orgaan van de externe toetsingsinstantie om hun functie of hun rol uit te oefenen, niet beperkt of in het gedrang brengt.
5.  
Externe toetsingsinstanties zien erop toe dat externe dienstverleners hun medewerking aan de ESMA verlenen en voldoen aan alle toezichtverzoeken van de ESMA met betrekking tot uitbestede beoordelingswerkzaamheden.
6.  

Externe toetsingsinstanties blijven verantwoordelijk voor uitbestede werkzaamheden en nemen de volgende maatregelen:

a) 

beoordelen of de externe dienstverleners de uitbestede beoordelingswerkzaamheden effectief en met inachtneming van de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Unie en de lidstaten uitvoeren en vastgestelde tekortkomingen op adequate wijze aanpakken;

b) 

potentiële risico’s met betrekking tot uitbestede beoordelingswerkzaamheden onderkennen;

c) 

op gezette tijdstippen de uitbestede beoordelingswerkzaamheden adequaat monitoren;

d) 

adequate controleprocedures met betrekking tot uitbestede beoordelingswerkzaamheden instellen, met inbegrip van een effectief toezicht op de uitbestede beoordelingswerkzaamheden en de potentiële risico’s met betrekking tot de externe dienstverlener;

e) 

de bedrijfscontinuïteit van uitbestede beoordelingswerkzaamheden adequaat waarborgen.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt e), winnen externe toetsingsinstanties informatie in over de bedrijfscontinuïteitsregelingen van de externe dienstverlener, beoordelen zij de kwaliteit daarvan en vragen zij om, waar nodig, verbeteringen aan die regelingen aan te brengen.

7.  

De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter specificatie van de criteria:

a) 

voor het beoordelen van de bekwaamheid en de capaciteit van externe dienstverleners om de beoordelingswerkzaamheden betrouwbaar en professioneel uit te voeren, en

b) 

om te garanderen dat de uitvoering van beoordelingswerkzaamheden niet wezenlijk afbreuk doet aan de kwaliteit van de interne controle van externe toetsingsinstanties of de mogelijkheden van de ESMA om toe te zien op de naleving van deze verordening door de externe toetsingsinstanties.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 december 2024 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 34

Vereisten inzake het bijhouden van administratie

1.  

Externe toetsingsinstanties houden voor de volgende elementen adequaat administratie bij:

a) 

de identiteit van de personen die deelnemen aan het bepalen en goedkeuren van de toetsingen, en de datum waarop de besluiten tot goedkeuring van de toetsingen zijn genomen;

b) 

de documentatie voor de vastgestelde procedures en methoden die de externe toetsingsinstanties gebruiken om de toetsingen uit te voeren en op te stellen;

c) 

de interne documenten, met inbegrip van niet-openbare informatie en werkdocumenten, die zijn gebruikt als basis voor gepubliceerde toetsingen;

d) 

gegevens over de procedures en maatregelen die de externe toetsingsinstanties hebben toegepast om aan deze verordening te voldoen;

e) 

afschriften van interne en externe communicatie, met inbegrip van elektronische communicatie, die de externe toetsingsinstantie en haar medewerkers hebben verstuurd of ontvangen;

f) 

de documentatie met de precontractuele beoordelingen als bedoeld in artikel 35, lid 2.

2.  
De in lid 1 bedoelde gegevens en documenten worden bewaard tot ten minste vijf jaar na de vervaldag van de betrokken obligatie en worden desgevraagd aan de ESMA ter beschikking gesteld.
3.  
Indien de ESMA de registratie van een externe toetsingsinstantie overeenkomstig artikel 59, lid 1, heeft ingetrokken, ziet die externe toetsingsinstantie erop toe dat de gegevens en documenten voor ten minste nog eens vijf jaar worden bewaard. Gegevens en documenten over de respectieve rechten en plichten van de externe toetsingsinstantie en de uitgevende instelling van de Europese groene obligaties in het kader van een overeenkomst om beoordelingsdiensten te leveren, worden voor de duur van de relatie met de betrokken uitgevende instelling bewaard.

Artikel 35

Belangenconflicten en vertrouwelijk karakter van informatie

1.  

Externe toetsingsinstanties zorgen voor het identificeren, wegwerken of beheren en op transparante wijze openbaar maken in hun toetsingen van daadwerkelijke of potentiële belangenconflicten die betrekking hebben op:

a) 

hun analisten of werknemers;

b) 

aandeelhouders die ten minste 10 % van het kapitaal of de stemrechten bezitten van de externe toetsingsinstanties of in een onderneming die zeggenschap of een dominante invloed kan uitoefenen over de externe toetsingsinstanties;

c) 

personen met een contractuele relatie met de externe toetsingsinstanties en die rechtstreeks bij beoordelingswerkzaamheden zijn betrokken, of

d) 

personen die de toetsingen goedkeuren.

2.  
Alvorens een contract met een uitgevende instelling voor het verrichten van diensten te sluiten, voert de externe toetsingsinstantie een precontractuele beoordeling uit om na te gaan of er sprake is van een daadwerkelijk of potentieel belangenconflict, en documenteert zij die beoordeling. De externe toetsingsinstantie actualiseert de precontractuele beoordeling en de bijbehorende documentatie wanneer zich na de sluiting van het contract tussen de externe toetsingsinstantie en de uitgevende instelling een wezenlijke wijziging in het risico van een belangenconflict voordoet.

De externe toetsingsinstantie geeft geen toetsing af wanneer zij een daadwerkelijk belangenconflict vaststelt en de externe toetsingsinstantie niet in staat is maatregelen te nemen om dat belangenconflict weg te werken of te beheren.

3.  
Vergoedingen die externe toetsingsinstanties voor beoordelingsdiensten berekenen, zijn niet afhankelijk van het resultaat van de toetsingen, of van andere resultaten of uitkomsten van de verrichte werkzaamheden.
4.  
Analisten, werknemers van de externe toetsingsinstantie en andere rechtstreeks bij beoordelingswerkzaamheden betrokken personen met een contractuele relatie met de externe toetsingsinstanties zijn door het beroepsgeheim gebonden.
5.  

Externe toetsingsinstanties zien erop toe dat hun analisten en werknemers of andere rechtstreeks bij beoordelingswerkzaamheden betrokken personen met een contractuele relatie met de externe toetsingsinstanties aan het volgende voldoen:

a) 

zij nemen alle redelijke maatregelen om eigendommen en gegevens in het bezit van de externe toetsingsinstantie tegen fraude, diefstal of misbruik te beschermen, gelet op de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en de aard en het scala van hun beoordelingswerkzaamheden;

b) 

zij verlenen geen inzage in informatie over toetsingen en over mogelijke toekomstige toetsingen aan andere partijen dan de uitgevende instellingen die de beoordeling door de externe toetsingsinstantie hebben gevraagd;

c) 

zij gebruiken of delen geen vertrouwelijke informatie voor andere doeleinden dan voor beoordelingswerkzaamheden.

Artikel 36

Verrichting van andere diensten

Externe toetsingsinstanties die andere diensten dan beoordelingswerkzaamheden verrichten, zien erop toe dat die andere diensten geen belangenconflicten doen ontstaan met hun beoordelingswerkzaamheden voor Europese groene obligaties. Die externe toetsingsinstanties maken in hun toetsingen bekend welke andere diensten zij voor de beoordeelde entiteit of een daarmee gelieerde derde partij verrichten.



HOOFDSTUK 3

Toetsingen

Artikel 37

Vermeldingen van de ESMA of van andere bevoegde autoriteiten

In hun toetsingen vermelden externe toetsingsinstanties de ESMA of een bevoegde autoriteit niet op een wijze die zou kunnen aangeven of suggereren dat de ESMA of een bevoegde autoriteit die toetsing of de beoordelingswerkzaamheden van de externe toetsingsinstantie bekrachtigt of goedkeurt.

Artikel 38

Bekendmaking van toetsingen

1.  

Externe toetsingsinstanties maken op hun website de volgende elementen bekend en stellen die kosteloos beschikbaar:

a) 

binnen een redelijke termijn vóór de uitgifte van de betrokken obligatie, de toetsingen vóór uitgifte die zij hebben afgegeven;

b) 

onverwijld na de voltooiing van de beoordeling van de toewijzingsverslagen door de externe toetsingsinstantie, de toetsingen na uitgifte die zij hebben afgegeven;

c) 

onverwijld na de beoordeling van de impactverslagen door de externe toetsingsinstantie, de toetsingen van het impactverslag die zij hebben afgegeven.

2.  
De toetsingen blijven ten minste tot de vervaldag van de betreffende obligatie beschikbaar op de website van de externe toetsingsinstantie.
3.  
Externe toetsingsinstanties die besluiten een toetsing stop te zetten, geven onverwijld na dat besluit informatie over de redenen daarvoor op hun websites.



HOOFDSTUK 4

Diensten verricht door externe toetsingsinstanties uit derde landen

Artikel 39

Algemene bepalingen

1.  
Een externe toetsingsinstantie uit een derde land kan overeenkomstig deze verordening haar diensten aanbieden aan uitgevende instellingen van Europese groene obligaties, indien die externe toetsingsinstantie uit een derde land is opgenomen in het register van externe toetsingsinstanties uit derde landen dat de ESMA overeenkomstig artikel 67 bijhoudt.
2.  

De ESMA registreert overeenkomstig lid 1 een externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag heeft ingediend om overeenkomstig deze verordening diensten als externe toetsingsinstantie in de hele Unie te verrichten (de “externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient”), alleen indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a) 

de Commissie heeft op grond van artikel 40, lid 1, een besluit vastgesteld;

b) 

de externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, is geregistreerd of beschikt over een vergunning voor het verrichten van diensten van externe toetsing in de Unie en is onderworpen aan effectief toezicht en effectieve handhaving om volledige naleving van de in dat derde land geldende eisen te garanderen;

c) 

er zijn samenwerkingsregelingen getroffen op grond van lid 40, lid 3.

3.  
Indien een externe toetsingsinstantie uit een derde land overeenkomstig dit artikel is geregistreerd, worden haar geen extra eisen opgelegd ten aanzien van aangelegenheden die onder deze verordening vallen.
4.  
De externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, dient haar aanvraag bij de ESMA in met gebruikmaking van de in artikel 23, lid 7, bedoelde formulieren en templates, nadat de Commissie het in artikel 40, lid 1, bedoeld besluit heeft vastgesteld met betrekking tot het derde land waarin die externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, geregistreerd is of een vergunning verkregen heeft.
5.  
De externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, verschaft de ESMA alle voor haar registratie noodzakelijke informatie.
6.  
Binnen twintig werkdagen na ontvangst van een aanvraag beoordeelt de ESMA of de aanvraag volledig is.

Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de ESMA de externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, daarvan in kennis en stelt zij een termijn vast waarbinnen de externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, aanvullende informatie moet verstrekken.

Indien de aanvraag volledig is, stelt de ESMA de externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, daarvan in kennis.

7.  
Binnen 45 werkdagen na ontvangst van een volledige aanvraag registreert de ESMA de externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, of weigert zij die te registreren.

De ESMA kan de in de eerste alinea genoemde termijn met 15 werkdagen verlengen indien de externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, voornemens is bepaalde externe toetsingsactiviteiten uit te besteden.

8.  
De ESMA stelt de externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, schriftelijk in kennis van de registratie van die externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, of van de weigering om haar te registreren. Een dergelijk besluit om te registreren of om registratie te weigeren, geeft de redenen daarvoor en wordt van kracht op de vijfde werkdag na de vaststelling ervan.
9.  
Externe toetsingsinstanties uit derde landen bieden voordat er ten aanzien van in de Unie gevestigde uitgevende instellingen van Europese groene obligaties diensten worden verricht, aan om geschillen met betrekking tot die diensten te laten ressorteren onder de jurisdictie van een rechtbank van een lidstaat of een scheidsgerecht met zetel in een lidstaat.

Artikel 40

Gelijkwaardigheidsbesluit

1.  

De Commissie kan een besluit met betrekking tot een derde land vaststellen waarin zij verklaart dat de rechts- en toezichtskaders van dat derde land waarborgen dat:

a) 

externe toetsingsinstanties die in dat derde land zijn geregistreerd of daar over een vergunning beschikken, zich houden aan wettelijk bindende organisatorische en bedrijfsvoeringsvoorschriften waarvan het effect gelijkwaardig is aan dat van de vereisten die zijn vastgelegd in deze verordening en in de uitvoeringsmaatregelen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld;

b) 

het wettelijke kader van dat derde land voorziet in een doeltreffend gelijkwaardig systeem voor de erkenning van externe toetsingsinstanties die uit hoofde van het recht van dat derde land zijn geregistreerd of een vergunning hebben gekregen.

2.  

De Commissie kan van oordeel zijn dat het organisatorische en bedrijfsvoeringskader van een derde land een gelijkwaardig effect hebben als de voorschriften van deze verordening, indien binnen dat kader de volgende voorschriften gelden voor entiteiten die externe beoordelingsdiensten verlenen:

a) 

registratie of vergunningverlening en doorlopend effectief toezicht en handhaving;

b) 

adequate organisatorische eisen op het gebied van internecontrolefuncties;

c) 

passende gedragsregels.

3.  

De ESMA brengt samenwerkingsregelingen tot stand met de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan de rechts- en toezichtskaders als effectief gelijkwaardig zijn erkend in overeenstemming met lid 1. Die regelingen specificeren de volgende elementen:

a) 

het mechanisme voor informatie-uitwisseling tussen de ESMA en de bevoegde autoriteiten van de betrokken derde landen, met inbegrip van toegang tot alle door de ESMA gevraagde informatie met betrekking tot de externe toetsingsinstanties uit derde landen die in derde landen zijn geregistreerd of daar een vergunning hebben gekregen;

b) 

het mechanisme voor onmiddellijke kennisgeving aan de ESMA indien een bevoegde autoriteit van een derde land van mening is dat een externe toetsingsinstantie uit een derde land die onder haar toezicht valt en die door de ESMA in het in artikel 67 bedoelde register is geregistreerd, inbreuk maakt op de voorwaarden voor haar registratie of vergunning of op het toepasselijke recht;

c) 

de procedures betreffende de coördinatie van toezichtactiviteiten, met inbegrip van, waar passend, inspecties ter plaatse.

4.  
Een externe toetsingsinstantie uit een derde land die is gevestigd in een land waarvan het rechts- en toezichtskader als effectief gelijkwaardig is erkend in overeenstemming met lid 1 van dit artikel en die in het in artikel 67 bedoelde register is geregistreerd, is in staat in de hele Unie de onder de registratie vallende diensten aan uitgevende instellingen van Europese groene obligaties te verlenen.
5.  
Een externe toetsingsinstantie uit een derde land maakt niet langer van de rechten uit hoofde van artikel 39 gebruik indien de Commissie haar in lid 1 van dit artikel bedoeld besluit ten aanzien van dat derde land intrekt.

Artikel 41

Intrekking van de registratie van een externe toetsingsinstantie uit een derde land

1.  

De ESMA trekt de registratie van een externe toetsingsinstantie uit een derde land in door die externe toetsingsinstantie uit het in artikel 67 bedoelde register te schrappen indien zij op basis van bewijsstukken gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de externe toetsingsinstantie uit een derde land bij het verrichten van de diensten uit hoofde van deze verordening in de Unie:

a) 

zich gedraagt op een wijze die duidelijk indruist tegen de belangen van beleggers of het ordelijke functioneren van de markten, of

b) 

ernstig inbreuk heeft gemaakt op de wet- en regelgeving die in het betreffende derde land op haar van toepassing is en op basis waarvan de Commissie een besluit overeenkomstig artikel 40, lid 1, heeft vastgesteld.

2.  

De ESMA neemt een besluit op grond van lid 1 nadat:

a) 

zij de zaak heeft doorverwezen naar de toezichthoudende autoriteit van het betreffende derde land en de bevoegde autoriteit van dat derde land niet de nodige maatregelen heeft getroffen om beleggers en het ordelijke functioneren van de markten in de Unie te beschermen of niet heeft kunnen aantonen dat de betrokken externe toetsingsinstantie uit dat derde land voldoet aan de eisen die voor haar in dat derde land gelden, en

b) 

zij de toezichthoudende autoriteit van het betreffende derde land ten minste dertig dagen vooraf in kennis heeft gesteld van haar voornemen om de registratie van de externe toetsingsinstantie uit een derde land in te trekken.

3.  
De ESMA stelt de Commissie onverwijld in kennis van een op grond van lid 1 genomen besluit en publiceert het besluit op haar website.
4.  
In het geval van intrekking van de registratie van een externe toetsingsinstantie uit een derde land beoordeelt de Commissie of de voorwaarden waaronder een besluit op grond van artikel 40, lid 1, is vastgesteld, nog steeds aanwezig zijn met betrekking tot het desbetreffende derde land.

Artikel 42

Erkenning van een externe toetsingsinstantie uit een derde land

1.  
Totdat een besluit op grond van artikel 40, lid 1, is vastgesteld, kan een externe toetsingsinstantie uit een derde land haar diensten overeenkomstig deze verordening aanbieden, op voorwaarde dat die externe toetsingsinstantie uit een derde land erkenning door de ESMA overeenkomstig dit artikel heeft verkregen.
2.  
Een externe toetsingsinstantie uit een derde land die voornemens is erkenning te verkrijgen als bedoeld in lid 1 van dit artikel (de “externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt”) voldoet aan de vereisten in de artikelen 23 tot en met 38 en de artikelen 54, 55 en 56.
3.  

Een externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt, heeft een wettelijke vertegenwoordiger die in de Unie gevestigd is. Die wettelijke vertegenwoordiger:

a) 

is, samen met de externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt, ervoor verantwoordelijk dat de verlening van diensten uit hoofde van deze verordening door de externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt voldoet aan de in lid 2 bedoelde vereisten, en is op dat punt tegenover de ESMA aansprakelijk voor de handelingen in de Unie van de externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt;

b) 

treedt namens de externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt op als het belangrijkste aanspreekpunt voor de ESMA en voor iedere andere persoon in de Unie wat betreft de uit hoofde van deze verordening op de externe toetsingsinstantie rustende verplichtingen, en

c) 

beschikt over voldoende kennis, deskundigheid en middelen om zijn of haar verplichtingen uit hoofde van dit lid te vervullen.

4.  
Een aanvraag tot erkenning door de ESMA als bedoeld in lid 1 bevat alle informatie die de ESMA nodig heeft om zich ervan te vergewissen dat de externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt, alle regelingen heeft getroffen die noodzakelijk zijn om aan de in de leden 2 en 3 bedoelde vereisten te voldoen, en vermeldt, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit die is belast met het toezicht in het derde land op de externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt.
5.  
Binnen dertig werkdagen na ontvangst van een aanvraag tot erkenning beoordeelt de ESMA of de aanvraag volledig is.

Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de ESMA de betreffende externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt, daarvan in kennis en stelt zij een termijn vast waarbinnen de externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt, aanvullende informatie moet verstrekken.

Indien de aanvraag volledig is, stelt de ESMA de betreffende externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt, daarvan in kennis.

6.  
Binnen 45 werkdagen na ontvangst van een volledige aanvraag tot erkenning gaat de ESMA na of aan de in de leden 2 en 3 gestelde vereisten is voldaan.

De ESMA kan de in de eerste alinea van dit lid genoemde termijn met 15 werkdagen verlengen indien de externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt, voornemens is bepaalde externe toetsingsactiviteiten uit te besteden.

7.  
De ESMA stelt de externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt, schriftelijk in kennis van haar besluit tot erkenning of tot weigering van erkenning als externe toetsingsinstantie uit een derde land. Een besluit tot erkenning of tot weigering van de erkenning van een externe toetsingsinstantie uit een derde land die om erkenning verzoekt, geeft de redenen daarvoor en wordt van kracht op de vijfde werkdag na de vaststelling ervan.
8.  
De ESMA schorst de overeenkomstig lid 7 verleende erkenning, of trekt die waar passend in, indien zij gegronde redenen heeft om, op basis van gedocumenteerd bewijsmateriaal, aan te nemen dat de externe toetsingsinstantie uit een derde land handelt op een wijze die indruist tegen de belangen van gebruikers van haar diensten of het ordelijke functioneren van markten, of ernstig inbreuk heeft gemaakt op deze verordening, dan wel dat die valse verklaringen heeft afgelegd of andere onregelmatige middelen heeft gebruikt om erkenning te verkrijgen.
9.  
De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de informatie, de vorm en de inhoud van de in lid 4 bedoelde aanvraag nader wordt bepaald.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 december 2025 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 43

Bekrachtiging van uit hoofde van deze verordening in een derde land verrichte diensten

1.  

Een in de Unie gevestigde externe toetsingsinstantie die overeenkomstig artikel 23 is geregistreerd, kan aan de ESMA goedkeuring vragen voor een bekrachtiging van door een externe toetsingsinstantie uit een derde land op doorlopende basis in de Unie verrichte diensten, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de externe toetsingsinstantie heeft zich ervan vergewist en kan op doorlopende basis aan de ESMA aantonen dat de diensten die uit hoofde van deze verordening door de externe toetsingsinstantie uit een derde land worden verricht, voldoen aan vereisten die ten minste even streng zijn als de in deze verordening gestelde vereisten;

b) 

de externe toetsingsinstantie beschikt over de nodige deskundigheid om de activiteit van het verrichten van diensten door die externe toetsingsinstantie uit een derde land uit hoofde van deze verordening doeltreffend te monitoren en de daaraan verbonden risico’s te beheren;

c) 

van de diensten van een externe toetsingsinstantie uit een derde land wordt gebruikgemaakt om een van de volgende objectieve redenen:

i) 

de specifieke kenmerken van de onderliggende markten of investeringen;

ii) 

de nabijheid van de externe toetsingsinstantie uit een derde land tot markten, uitgevende instellingen of beleggers uit derde landen;

iii) 

de deskundigheid van de externe toetsingsinstantie uit een derde land wat betreft het verlenen van diensten voor externe toetsing of voor specifieke markten of beleggingen.

2.  
Een externe toetsingsinstantie die een in lid 1 bedoelde aanvraag indient (de “bekrachtigende externe toetsingsinstantie”), verstrekt alle informatie die de ESMA nodig heeft om te kunnen vaststellen dat, op het tijdstip van de aanvraag, aan alle in dat lid vermelde voorwaarden is voldaan.
3.  
Binnen twintig werkdagen na ontvangst van de in lid 1 bedoelde aanvraag beoordeelt de ESMA of de aanvraag volledig is.

Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de ESMA de bekrachtigende externe toetsingsinstantie daarvan in kennis en stelt zij een termijn vast waarbinnen de bekrachtigende externe toetsingsinstantie aanvullende informatie moet verstrekken.

Indien de aanvraag volledig is, stelt de ESMA de bekrachtigende externe toetsingsinstantie daarvan in kennis.

Binnen 45 werkdagen na ontvangst van de volledige aanvraag beoordeelt de ESMA de aanvraag en stelt zij een besluit vast om de bekrachtiging goed te keuren dan wel te weigeren. De ESMA stelt de bekrachtigende externe toetsingsinstantie in kennis van haar besluit. Dat besluit geeft de redenen daarvoor en wordt van kracht op de vijfde werkdag na de vaststelling ervan.

4.  
Diensten die uit hoofde van deze verordening worden verricht door een externe toetsingsinstantie uit een derde land waarvan de diensten bekrachtigd werden, worden geacht diensten te zijn die door de bekrachtigende externe toetsingsinstantie worden verricht. De bekrachtigende externe toetsingsinstantie gebruikt die bekrachtiging niet met de bedoeling de vereisten van deze verordening te omzeilen.
5.  
De bekrachtigende externe toetsingsinstantie blijft volledig verantwoordelijk voor de diensten die uit hoofde van deze verordening zijn verricht door de externe toetsingsinstantie uit een derde land waarvan de diensten bekrachtigd werden, en voor de naleving van deze verordening.
6.  
Indien de ESMA gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de in lid 1 vastgestelde voorwaarden niet langer zijn vervuld, heeft zij de bevoegdheid om van de bekrachtigende externe toetsingsinstantie te eisen dat de bekrachtiging wordt ingetrokken.
7.  
De bekrachtigende externe toetsingsinstantie maakt de in artikel 38 bedoelde informatie op haar website bekend.
8.  
De bekrachtigende externe toetsingsinstantie brengt aan de ESMA jaarlijks verslag uit over de diensten die zij in de voorgaande twaalf maanden heeft bekrachtigd.



TITEL V

TOEZICHT DOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN EN DOOR DE ESMA



HOOFDSTUK 1

Bevoegde autoriteiten

Artikel 44

Toezicht door bevoegde autoriteiten

1.  

De op grond van artikel 31 van Verordening (EU) 2017/1129 aangewezen bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst ziet toe op:

a) 

de naleving door uitgevende instellingen van Europese groene obligaties van hun verplichtingen uit hoofde van titel II, hoofdstuk 2, en de artikelen 18 en 19;

b) 

de naleving door uitgevende instellingen van de in artikel 21 bedoelde gemeenschappelijke templates.

2.  
Overeenkomstig artikel 29, lid 5, van Verordening (EU) 2017/2402 aangewezen bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de initiators hun verplichtingen uit hoofde van titel II, hoofdstuk 2, en de artikelen 18 en 19 van deze verordening nakomen.
3.  
In afwijking van de leden 1 en 2 van dit artikel mogen de bevoegde autoriteiten geen toezicht houden op uitgevende instellingen van Europese groene obligaties die onder artikel 1, lid 2, punten b) en d), van Verordening (EU) 2017/1129 vallen.

Artikel 45

Bevoegdheden van bevoegde autoriteiten

1.  

Om hun taken uit hoofde van deze verordening te kunnen vervullen, beschikken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig het nationale recht, ten minste over de volgende toezicht- en onderzoeksbevoegdheden:

a) 

zij kunnen eisen dat uitgevende instellingen de in artikel 10 bedoelde factsheets voor Europese groene obligaties publiceren of in die factsheets de in bijlage I bedoelde informatie opnemen;

b) 

zij kunnen eisen dat uitgevende instellingen toetsingen en beoordelingen publiceren;

c) 

zij kunnen eisen dat uitgevende instellingen jaarlijks toewijzingsverslagen publiceren of de in bijlage II bedoelde informatie in jaarlijkse toewijzingsverslagen opnemen;

d) 

zij kunnen eisen dat uitgevende instellingen een impactverslag publiceren of de in bijlage III bedoelde informatie in het impactverslag opnemen;

e) 

zij kunnen eisen dat uitgevende instellingen de bevoegde autoriteit in kennis stellen van de publicatie overeenkomstig artikel 15, lid 4;

f) 

wanneer uitgevende instellingen de in artikel 21 bedoelde gemeenschappelijke templates gebruiken, kunnen zij verlangen dat die uitgevende instellingen de daarin genoemde elementen opnemen in hun periodieke openbaarmakingen na uitgifte;

g) 

zij kunnen eisen dat auditors en het senior management van de uitgevende instelling relevante informatie en documenten verschaffen;

h) 

zij kunnen een aanbieding of de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van Europese groene obligaties voor maximaal tien opeenvolgende werkdagen schorsen indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de uitgevende instelling een verplichting op grond van titel II, hoofdstuk 2, of artikel 18 of 19 niet is nagekomen;

i) 

zij kunnen een aanbieding of toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van Europese groene obligaties verbieden indien er gegronde redenen zijn om te vermoeden dat de uitgevende instelling nog steeds niet voldoet aan een verplichting op grond van titel II, hoofdstuk 2, of artikel 18 of 19;

j) 

zij kunnen advertenties maximaal tien opeenvolgende werkdagen schorsen, dan wel uitgevende instellingen van Europese groene obligaties of de betrokken financiële tussenpersonen verplichten het adverteren telkens voor maximaal tien opeenvolgende werkdagen te schorsen, wanneer zij gegronde redenen hebben om te vermoeden dat de uitgevende instelling een verplichting op grond van titel II, hoofdstuk 2, of artikel 18 of 19 niet is nagekomen;

k) 

zij kunnen advertenties verbieden, dan wel uitgevende instellingen van Europese groene obligaties of de betrokken financiële tussenpersonen verplichten het adverteren te staken, indien er gegronde redenen zijn om te vermoeden dat de uitgevende instelling nog steeds niet voldoet aan een verplichting op grond van titel II, hoofdstuk 2, of artikel 18 of 19;

l) 

zij kunnen openbaar maken dat een uitgevende instelling van Europese groene obligaties deze verordening niet naleeft en kunnen van die uitgevende instelling eisen dat zij die informatie op haar website publiceert;

m) 

zij kunnen een uitgevende instelling gedurende een periode van maximaal één jaar verbieden Europese groene obligaties uit te geven indien de uitgevende instelling herhaaldelijk en ernstig inbreuk heeft gemaakt op titel II, hoofdstuk 2, of artikel 18 of 19;

n) 

zij kunnen drie maanden na het in deze alinea, punt l), bedoelde vereiste openbaar maken dat de uitgevende instelling van Europese groene obligaties niet langer voldoet aan artikel 3 wat betreft het gebruik van de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB”, en die uitgevende instelling verplichten die informatie op haar website te publiceren;

o) 

zij kunnen inspecties of onderzoeken ter plaatse verrichten, behalve in private woningen van natuurlijke personen, en daartoe lokalen betreden om toegang te krijgen tot documenten en andere gegevens, ongeacht hun vorm, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat documenten en andere gegevens die op het voorwerp van de inspectie of het onderzoek betrekking hebben, relevant kunnen zijn als bewijs voor een inbreuk op deze verordening.

Indien dat uit hoofde van het nationale recht wordt vereist, kunnen de bevoegde autoriteiten de betrokken rechterlijke instantie verzoeken zich uit te spreken over het gebruik van de in de eerste alinea bedoelde bevoegdheden.

2.  

De bevoegde autoriteiten oefenen hun in lid 1 genoemde taken en bevoegdheden op een van de volgende wijzen uit:

a) 

rechtstreeks;

b) 

in samenwerking met andere autoriteiten;

c) 

onder hun verantwoordelijkheid door middel van delegatie aan de in punt b) bedoelde autoriteiten;

d) 

door middel van een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.

3.  
De lidstaten zorgen ervoor dat passende maatregelen voorhanden zijn zodat de bevoegde autoriteiten over alle toezicht- en onderzoeksbevoegdheden beschikken die nodig zijn om hun taken te vervullen.
4.  
Een persoon die op grond van deze verordening informatie aan een bevoegde autoriteit verstrekt, wordt niet geacht inbreuk te maken op een door een contract of een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling opgelegde beperking inzake de openbaarmaking van informatie, en die informatievestrekking aan een bevoegde autoriteit brengt voor de melder generlei aansprakelijkheid met zich mee.

Artikel 46

Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten

1.  
De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze verordening onderling samen. Zij wisselen zonder onnodige vertraging informatie uit en werken samen op het gebied van onderzoek, toezicht en handhaving.

Lidstaten die, overeenkomstig artikel 49, lid 5, ervoor hebben gekozen om strafrechtelijke sancties vast te stellen voor inbreuken op deze verordening, zorgen ervoor dat er passende maatregelen voorhanden zijn waardoor de bevoegde autoriteiten over alle noodzakelijke bevoegdheden beschikken om met de gerechtelijke autoriteiten in hun jurisdictie te communiceren teneinde specifieke informatie te ontvangen over strafrechtelijke onderzoeken naar of gerechtelijke procedures ingeleid ten aanzien van beweerde inbreuken op deze verordening, en om diezelfde informatie te verstrekken aan andere bevoegde autoriteiten, teneinde aan hun verplichting tot onderlinge samenwerking bij de toepassing van deze verordening te voldoen.

2.  

Een bevoegde autoriteit mag alleen in de volgende buitengewone omstandigheden weigeren in te gaan op een informatieverzoek of een verzoek om aan een onderzoek mee te werken:

a) 

indien ingaan op het verzoek haar eigen onderzoek, handhavingsactiviteiten of een strafrechtelijk onderzoek ongunstig dreigt te beïnvloeden;

b) 

indien voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure bij de relevante autoriteiten van de lidstaat van die bevoegde autoriteit is ingeleid;

c) 

indien in de lidstaat van die bevoegde autoriteit tegen de in punt b) bedoelde personen voor dezelfde feiten reeds een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak is gewezen.

3.  
Bevoegde autoriteiten kunnen bij inspecties of onderzoeken ter plaatse de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat om bijstand verzoeken.

Een bevoegde autoriteit die van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat een verzoek ontvangt om een inspectie of een onderzoek ter plaatse te verrichten, kan als volgt handelen:

a) 

de inspectie of het onderzoek ter plaatse zelf uitvoeren;

b) 

de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend, toestaan om aan een inspectie of onderzoek ter plaatse deel te nemen;

c) 

de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend, toestaan om de inspectie of het onderzoek ter plaatse zelf uit te voeren;

d) 

auditors of deskundigen aanstellen om de inspectie of het onderzoek ter plaatse uit te voeren;

e) 

specifieke taken in verband met de toezichtwerkzaamheden samen met andere bevoegde autoriteiten vervullen.

4.  
In het geval van een securitisatieobligatie geldt dat, indien een in artikel 44, lid 2, bedoelde bevoegde autoriteit vaststelt of redenen heeft om aan te nemen dat niet is voldaan aan een verplichting uit hoofde van titel II, hoofdstuk 2, of artikel 18 of 19, zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de entiteit of entiteiten die van een dergelijke niet-naleving wordt of worden verdacht, op voldoende gedetailleerde wijze in kennis stelt van haar bevindingen. Na ontvangst van die informatie neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de van de niet-naleving verdachte entiteit binnen 15 werkdagen alle nodige maatregelen om de geconstateerde niet-naleving te verhelpen en stelt zij de andere betrokken bevoegde autoriteit daarvan in kennis. Wanneer een in artikel 44, lid 2, bedoelde bevoegde autoriteit met een andere bevoegde autoriteit in procedureel of inhoudelijk opzicht van mening verschilt over de genomen of niet genomen maatregelen, doet zij zonder onnodige vertraging van haar meningsverschil kennisgeving aan alle andere bevoegde autoriteiten.
5.  
De bevoegde autoriteiten kunnen de zaak onder de aandacht van de ESMA brengen in gevallen waarin een verzoek om samenwerking, en met name een verzoek om uitwisseling van informatie, is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is gehonoreerd. Onverminderd artikel 258 VWEU kan de ESMA in dergelijke gevallen handelen overeenkomstig de haar bij artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 toegekende bevoegdheden.
6.  
De ESMA kan ontwerpen van technische reguleringsnormen ontwikkelen tot nadere bepaling van de overeenkomstig lid 1 uit te wisselen informatie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea van dit lid genoemde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

7.  
De ESMA kan ontwerpen van technische uitvoeringsnormen opstellen om standaardformulieren, -modellen en -procedures voor de in lid 1 bedoelde samenwerking en informatie-uitwisseling vast te stellen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea van dit lid genoemde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 47

Beroepsgeheim

1.  
Alle informatie die uit hoofde van deze verordening tussen de bevoegde autoriteiten wordt uitgewisseld en betrekking heeft op commerciële of operationele voorwaarden en andere economische of persoonlijke zaken, is vertrouwelijk en valt onder het beroepsgeheim, behalve wanneer de bevoegde autoriteit, wanneer zij die informatie uitwisselt met een andere bevoegde autoriteit, verklaart dat in die informatie inzage mag worden verleend, dan wel wanneer die inzageverlening in het kader van gerechtelijke procedures noodzakelijk is.
2.  
Het beroepsgeheim geldt voor alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest bij de bevoegde autoriteit of bij elke derde waaraan de bevoegde autoriteit haar bevoegdheden heeft gedelegeerd. In informatie die onder het beroepsgeheim valt, wordt aan geen enkele andere persoon of autoriteit inzage verleend, tenzij op grond van het Unierecht of het nationale recht.

Artikel 48

Voorzorgsmaatregelen

1.  
Een bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst die duidelijke en aantoonbare gronden heeft om aan te nemen dat een uitgevende instelling van een Europese groene obligatie onregelmatigheden heeft begaan of dat een dergelijke uitgevende instelling inbreuk heeft gemaakt op deze verordening, maakt die bevindingen over aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en aan de ESMA.
2.  
Indien een uitgevende instelling van Europese groene obligaties, in weerwil van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, inbreuk blijft maken op deze verordening, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de ESMA daarvan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen ter bescherming van beleggers en stelt zij de Commissie en de ESMA daarvan zonder onnodige vertraging in kennis.
3.  
Een bevoegde autoriteit die niet instemt met een op grond van lid 2 door een andere bevoegde autoriteit getroffen maatregel, kan de zaak onder de aandacht van de ESMA brengen. De ESMA kan overeenkomstig de haar op grond van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 toegekende bevoegdheden optreden.

Artikel 49

Bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen

1.  

Onverminderd de toezicht- en onderzoeksbevoegdheden van de bevoegde autoriteiten op grond van artikel 45 en het recht van de lidstaten om in strafrechtelijke sancties te voorzien en die op te leggen, dragen de lidstaten er, in overeenstemming met het nationale recht, zorg voor dat de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om bestuurlijke sancties op te leggen en andere passende bestuurlijke maatregelen te treffen die doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn. Die bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen zijn van toepassing op:

a) 

inbreuken door uitgevende instellingen op hun verplichtingen uit hoofde van titel II, hoofdstuk 2, of artikel 18, 19 of 21;

b) 

het niet-meewerken aan een onderzoek of een inspectie of het niet naleven van een vereiste uit hoofde van artikel 45, lid 1.

2.  
De lidstaten kunnen besluiten geen bepalingen betreffende in lid 1 bedoelde bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten om bestuurlijke sancties op te leggen en andere passende bestuurlijke maatregelen te treffen, vast te stellen indien de in punt a) of punt b) van dat lid bedoelde inbreuken in hun nationale recht uiterlijk op 21 december 2024 reeds aan strafrechtelijke sancties zijn onderworpen. Indien zij een dergelijk besluit nemen, stellen de lidstaten de Commissie en de ESMA nader in kennis van de toepasselijke delen van hun strafrecht.
3.  
Uiterlijk op 21 december 2024 stellen de lidstaten de Commissie en de ESMA nader in kennis van de in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen. Zij stellen de Commissie en de ESMA onverwijld van alle verdere wijzigingen daarvan in kennis.
4.  

De lidstaten zorgen er, overeenkomstig het nationale recht, voor dat de bevoegde autoriteiten met betrekking tot de in lid 1, punt a), bedoelde inbreuken over de bevoegdheid beschikken om de volgende bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen op te leggen:

a) 

een publieke verklaring waarin de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon en de aard van de inbreuk worden genoemd overeenkomstig artikel 45, lid 1, punt l);

b) 

een bevel waarin de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon wordt gelast de inbreukmakende gedraging te staken;

c) 

een bevel waarbij het de aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon voor maximaal één jaar wordt verboden Europese groene obligaties uit te geven;

d) 

maximale bestuurlijke geldboeten van ten minste tweemaal het bedrag van de door de inbreuk behaalde winsten of vermeden verliezen, indien die kunnen worden vastgesteld;

e) 

in het geval van een rechtspersoon: maximale bestuurlijke geldboeten van ten minste 500 000  EUR of, in de lidstaten die de euro niet als munt hebben, het overeenkomstige bedrag in de nationale valuta op 20 december 2023, dan wel 0,5 % van de totale jaaromzet van die rechtspersoon volgens de meest recente, door het leidinggevend orgaan goedgekeurde jaarrekening;

f) 

in het geval van een natuurlijke persoon: maximale bestuurlijke geldboeten van ten minste 50 000  EUR of, in de lidstaten die de euro niet als munt hebben, de overeenkomstige waarde in de nationale valuta op 20 december 2023.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt e), is, indien de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van een moederonderneming die overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU geconsolideerde financiële overzichten moet opstellen, de toepasselijke totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet of het in overeenstemming met het toepasselijke Unierecht inzake jaarrekeningen daarmee overeenstemmende soort inkomsten volgens de meest recente, door het leidinggevend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening.

5.  
Lidstaten kunnen voorzien in aanvullende sancties of maatregelen en in hogere bestuurlijke geldboeten dan die waarin deze verordening voorziet.

Artikel 50

Uitoefening van toezichtbevoegdheden en sanctiebevoegdheden

1.  

Bij het bepalen van het soort en de hoogte van de bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen houden de bevoegde autoriteiten rekening met alle relevante omstandigheden, en met name, waar passend, met:

a) 

de ernst en de duur van de inbreuk;

b) 

de mate van aansprakelijkheid van de voor de inbreuk aansprakelijke persoon;

c) 

de financiële draagkracht van de voor de inbreuk aansprakelijke persoon, zoals die blijkt uit de totale omzet van de aansprakelijke rechtspersoon of het jaarinkomen en de nettoactiva van de aansprakelijke natuurlijke persoon;

d) 

de impact van de inbreuk op de belangen van beleggers;

e) 

de omvang van de door de voor de inbreuk aansprakelijke persoon behaalde winsten of vermeden verliezen, dan wel de verliezen voor derden ten gevolge van de inbreuk, voor zover die zijn vast te stellen;

f) 

de mate waarin de voor de inbreuk aansprakelijke persoon aan de bevoegde autoriteit medewerking heeft verleend, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door die persoon behaalde winsten of vermeden verliezen;

g) 

eerdere inbreuken op deze verordening door de voor de inbreuk aansprakelijke persoon;

h) 

maatregelen die de voor de inbreuk aansprakelijke persoon na de inbreuk heeft getroffen om herhaling van de inbreuk te voorkomen.

2.  
Bij de uitoefening van hun bevoegdheden om uit hoofde van artikel 49 bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen op te leggen, werken de bevoegde autoriteiten nauw samen om ervoor te zorgen dat de uitoefening van hun toezicht- en onderzoeksbevoegdheden, alsook de bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen die zij opleggen, doeltreffend en passend zijn. Zij coördineren hun optreden om met betrekking tot grensoverschrijdende zaken dubbel werk en overlappingen te voorkomen bij het uitoefenen van hun toezicht- en onderzoekswerkzaamheden en bij het opleggen van bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen.

Artikel 51

Recht van beroep

De lidstaten zien erop toe dat besluiten die uit hoofde van deze verordening worden genomen, naar behoren gemotiveerd zijn en vatbaar zijn voor beroep bij een rechter.

Artikel 52

Bekendmaking van besluiten

1.  
Een besluit dat een bestuurlijke sanctie of een andere bestuurlijke maatregel in verband met een inbreuk op deze verordening oplegt, wordt door de bevoegde autoriteiten op hun officiële website bekendgemaakt onmiddellijk nadat de persoon op wie dat besluit van toepassing is, daarvan in kennis is gesteld. De bekendmaking bevat informatie over het soort en de aard van de inbreuk, alsook de identiteit van de aansprakelijke personen. Die verplichting geldt niet voor besluiten waarbij onderzoeksmaatregelen worden opgelegd.
2.  

Indien de bekendmaking van de identiteit van de rechtspersonen, of van de identiteit of de persoonsgegevens van natuurlijke personen, na een per geval uitgevoerde beoordeling van de evenredigheid van een bekendmaking van die gegevens, door de bevoegde autoriteiten onevenredig wordt geacht, of indien die bekendmaking de stabiliteit van financiële markten of een lopend onderzoek in gevaar dreigt te brengen, verrichten de bevoegde autoriteiten een van de volgende handelingen:

a) 

zij schorten de bekendmaking van het besluit waarbij een bestuurlijke sanctie of andere bestuurlijke maatregel wordt opgelegd, op totdat de redenen voor niet-bekendmaking vervallen;

b) 

zij maken het besluit waarbij een bestuurlijke sanctie of andere bestuurlijke maatregel wordt opgelegd, bekend in een geanonimiseerde vorm die aan het nationale recht voldoet, indien de betrokken persoonsgegevens door een dergelijke geanonimiseerde bekendmaking doeltreffend worden beschermd;

c) 

zij maken het besluit om een bestuurlijke sanctie of andere bestuurlijke maatregel op te leggen in het geheel niet bekend indien de in de punten a) en b) vermelde opties ontoereikend worden geacht om te waarborgen dat:

i) 

de stabiliteit van financiële markten niet in gevaar wordt gebracht, of

ii) 

de bekendmaking van dat soort besluit evenredig is, indien het maatregelen betreft die van mineur belang worden geacht.

In het geval van een besluit tot bekendmaking in geanonimiseerde vorm van een bestuurlijke sanctie of andere bestuurlijke maatregel, als bedoeld in de eerste alinea, punt b), kan de bekendmaking van de betrokken gegevens voor een redelijke periode worden uitgesteld indien te verwachten valt dat de redenen voor bekendmaking in geanonimiseerde vorm binnen die periode zullen vervallen.

3.  
Indien tegen het besluit om een bestuurlijke sanctie of andere bestuurlijke maatregel op te leggen, beroep is ingesteld voor de bevoegde rechterlijke of bestuurlijke instantie, maakt de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 44, leden 1 en 2, die informatie en alle verdere informatie over de uitkomst van dat beroep ook onmiddellijk op haar officiële website bekend. Voorts worden ook alle besluiten tot nietigverklaring van een eerder besluit tot oplegging van een bestuurlijke sanctie of andere bestuurlijke maatregel bekendgemaakt.
4.  
De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle informatie die overeenkomstig dit artikel wordt bekendgemaakt, gedurende een periode van ten minste vijf jaar na de bekendmaking ervan op hun officiële website blijft staan. In de bekendmaking opgenomen persoonsgegevens blijven beperkt tot wat noodzakelijk is in het licht van het specifieke geval en worden op de officiële website van de bevoegde autoriteit niet langer bewaard dan uit hoofde van de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming noodzakelijk is.

Artikel 53

Verslaglegging over bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen aan de ESMA

1.  
De bevoegde autoriteiten verstrekken de ESMA jaarlijks geaggregeerde informatie over alle bestuurlijke sancties en alle overige bestuurlijke maatregelen die overeenkomstig artikel 49 zijn opgelegd. De ESMA publiceert die informatie in een jaarlijks verslag.
2.  
Indien lidstaten er, overeenkomstig artikel 49, lid 5, voor hebben gekozen strafrechtelijke sancties vast te stellen voor inbreuken op de daarin genoemde bepalingen, verstrekken hun bevoegde autoriteiten de ESMA jaarlijks geanonimiseerde en geaggregeerde gegevens met betrekking tot alle ingestelde strafrechtelijke onderzoeken en alle opgelegde strafrechtelijke sancties. De ESMA publiceert de gegevens over opgelegde strafrechtelijke sancties in een jaarlijks verslag.
3.  
Een bevoegde autoriteit die bestuurlijke sancties, andere bestuurlijke maatregelen of strafrechtelijke sancties openbaar heeft gemaakt, meldt die sancties of maatregelen terzelfder tijd aan de ESMA.
4.  
De bevoegde autoriteiten stellen de ESMA in kennis van alle bestuurlijke sancties of overige bestuurlijke maatregelen die zijn opgelegd doch overeenkomstig artikel 52, lid 2, eerste alinea, punt c), niet zijn bekendgemaakt, met inbegrip van een eventueel ingesteld beroep en de uitkomst van de behandeling daarvan. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de informatie en de in kracht van gewijsde gegane uitspraak met betrekking tot een opgelegde strafrechtelijke sanctie ontvangen en die bij de ESMA indienen. De ESMA houdt, uitsluitend ten behoeve van informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten, een centrale database van de haar meegedeelde sancties bij. Die database is uitsluitend toegankelijk voor bevoegde autoriteiten en wordt bijgewerkt op basis van de door de bevoegde autoriteiten verstrekte informatie.



HOOFDSTUK 2

De ESMA

Artikel 54

Informatieverzoeken

1.  

De ESMA kan bij eenvoudig verzoek of bij besluit verlangen dat de volgende personen alle informatie verschaffen die nodig is om haar taken uit hoofde van deze verordening te vervullen:

a) 

personen die daadwerkelijk de activiteiten van de externe toetsingsinstantie uitoefenen;

b) 

leden van de toezichthoudende, leidinggevende of bestuursorganen van de externe toetsingsinstantie;

c) 

leden van het senior management van de externe toetsingsinstantie;

d) 

eenieder die rechtstreeks bij de beoordelingswerkzaamheden van de externe toetsingsinstantie betrokken is;

e) 

wettelijke vertegenwoordigers en werknemers van entiteiten waaraan een externe toetsingsinstantie bepaalde functies overeenkomstig artikel 33 heeft uitbesteed;

f) 

personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met het proces van het beheer van de externe toetsingsinstantie, met inbegrip van aandeelhouders die ten minste 10 % van het kapitaal of de stemrechten bezitten van de externe toetsingsinstantie of in een onderneming die zeggenschap of een dominante invloed kan uitoefenen over de externe toetsingsinstantie;

g) 

eenieder die handelt als een externe toetsingsinstantie, of beweert dat te zijn, zonder als dusdanig te zijn geregistreerd, en eenieder die een van de in de punten a) tot en met f) bedoelde functies uitoefent namens die persoon.

2.  

Bij het toezenden van een eenvoudig informatieverzoek uit hoofde van lid 1 neemt de ESMA het volgende in acht:

a) 

zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;

b) 

zij vermeldt het doel van dat verzoek;

c) 

zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;

d) 

zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;

e) 

zij deelt de persoon die om de informatie wordt gevraagd, mee dat die niet verplicht is de informatie te verstrekken maar dat, als vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie juist moet zijn en niet misleidend mag zijn, en

f) 

zij vermeldt de geldboete die overeenkomstig artikel 60 zal worden opgelegd wanneer de antwoorden op de vragen onjuist of misleidend zijn.

3.  

Wanneer de ESMA uit hoofde van lid 1 bij besluit verzoekt informatie te verstrekken, neemt zij het volgende in acht:

a) 

zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;

b) 

zij vermeldt het doel van dat verzoek;

c) 

zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;

d) 

zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;

e) 

zij vermeldt welke dwangsommen overeenkomstig artikel 61 worden opgelegd indien de verlangde informatie niet volledig wordt verschaft;

f) 

zij vermeldt de geldboete die overeenkomstig artikel 60 zal worden opgelegd wanneer de antwoorden op de vragen onjuist of misleidend zijn;

g) 

zij vermeldt dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt bij de bezwaarcommissie overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 en dat bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (het “Hof van Justitie”) overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van die verordening beroep kan worden ingesteld tegen het besluit.

4.  
De in lid 1 bedoelde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de verlangde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. De cliënten blijven volledig aansprakelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend blijkt te zijn.
5.  
De ESMA zendt van haar in lid 1 genoemde eenvoudige verzoek of besluit onverwijld een afschrift aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de personen tot wie een dergelijk verzoek of besluit is gericht, wonen of gevestigd zijn.

Artikel 55

Algemene onderzoeken

1.  

Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan de ESMA de nodige onderzoeken naar de in artikel 54, lid 1, genoemde personen voeren. Daartoe zijn de functionarissen en andere door de ESMA gemachtigde personen bevoegd om:

a) 

alle bescheiden, gegevens, procedures en ander materiaal te onderzoeken die relevant zijn voor de uitvoering van hun taken, ongeacht de aard van de informatiedrager;

b) 

voor echt gewaarmerkte kopieën of uittreksels te maken of te verkrijgen van dergelijke bescheiden, gegevens, procedures en ander materiaal;

c) 

alle in artikel 54, lid 1, bedoelde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden op te roepen en te verzoeken mondeling of schriftelijk toelichting te geven bij feiten of documenten met betrekking tot het voorwerp en het doel van de inspectie, en de antwoorden op te tekenen;

d) 

alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;

e) 

overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen.

2.  
De functionarissen van de ESMA en de andere door de ESMA ten behoeve van de in lid 1 van dit artikel bedoelde onderzoeken gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. Die machtiging vermeldt ook de dwangsommen die overeenkomstig artikel 61 worden opgelegd indien de vereiste bescheiden, gegevens, procedures of ander materiaal, of de antwoorden op de vragen aan de in artikel 54, lid 1, bedoelde personen niet of onvolledig worden verstrekt, alsook de in artikel 60 vastgestelde geldboeten die worden opgelegd indien de antwoorden op de vragen aan de in artikel 54, lid 1, bedoelde personen onjuist of misleidend blijken te zijn.
3.  
De in artikel 54, lid 1, bedoelde personen onderwerpen zich aan op grond van een besluit van de ESMA ingestelde onderzoeken. Het besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 61 zijn opgelegd, de uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen.
4.  
Binnen een redelijke termijn vóór het onderzoek stelt de ESMA de in artikel 44 bedoelde bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek moet plaatsvinden in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Die gemachtigde personen worden, op verzoek van de ESMA, door functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat bijgestaan bij de uitvoering van hun taken. Functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit mogen op verzoek eveneens bij de onderzoeken aanwezig zijn.
5.  
Indien voor een verzoek om de in lid 1, punt e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer volgens het nationale recht de toestemming van een rechterlijke instantie moet worden verkregen, vraagt de ESMA om toestemming daarvoor. De ESMA kan die toestemming ook bij wijze van voorzorgsmaatregel vragen.
6.  
Indien om toestemming als bedoeld in lid 5 wordt gevraagd, toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van de ESMA op zijn authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de onderzoeken. Bij haar toetsing van de evenredigheid van dwangmaatregelen kan de nationale rechterlijke instantie de ESMA om nadere toelichting verzoeken, in het bijzonder over de redenen die de ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzaak van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van de ESMA. Het besluit van de ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure beschreven in Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 56

Inspecties ter plaatse

1.  
Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan de ESMA alle nodige inspecties ter plaatse uitvoeren in de bedrijfsruimten, op de terreinen en in de eigendommen van de in artikel 54, lid 1, bedoelde rechtspersonen. Wanneer dat voor een behoorlijke en efficiënte uitvoering van de inspectie vereist is, kan de ESMA de inspectie ter plaatse onaangekondigd verrichten.
2.  
De functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen kunnen alle bedrijfsruimten, terreinen of eigendommen van onder het onderzoeksbesluit van de ESMA vallende rechtspersonen betreden en beschikken over alle in artikel 55, lid 1, bedoelde bevoegdheden. Zij zijn ook bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken of bescheiden van het bedrijf voor de duur van en voor zover vereist voor de inspectie.
3.  
De functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin melding wordt gemaakt van het voorwerp en het doel van de inspectie en de dwangsommen die overeenkomstig artikel 61 worden opgelegd indien de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen. De ESMA stelt de bevoegde toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, tijdig vóór de inspectie daarvan in kennis.
4.  
De in artikel 54, lid 1, bedoelde personen onderwerpen zich aan bij besluit van de ESMA gelaste inspecties ter plaatse. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 61 worden opgelegd, de uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen. De ESMA neemt een dergelijk besluit na raadpleging van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd.
5.  
De functionarissen van en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, verlenen op verzoek van de ESMA actief bijstand aan de functionarissen van de ESMA en aan andere door de ESMA gemachtigde personen. Daartoe beschikken zij over de in lid 2 bedoelde bevoegdheden. Functionarissen van die bevoegde autoriteit mogen op verzoek ook bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn.
6.  
De ESMA mag van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd verlangen dat zij, namens haar, specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uitvoeren als bepaald in dit artikel en in artikel 55, lid 1. Daartoe genieten de bevoegde autoriteiten dezelfde bevoegdheden als de ESMA overeenkomstig dit artikel en artikel 55, lid 1.
7.  
Wanneer de functionarissen van de ESMA en de andere door de ESMA gemachtigde begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een op grond van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse uit te voeren, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige rechtshandhavingsautoriteit.
8.  
Indien op grond van het nationale recht is voorgeschreven dat voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, vraagt de ESMA om toestemming daarvoor. De ESMA kan die toestemming ook bij wijze van voorzorgsmaatregel vragen.
9.  
Indien om toestemming als bedoeld in lid 8 wordt gevraagd, toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van de ESMA op zijn authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de onderzoeken. Bij haar toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen mag de nationale rechterlijke instantie de ESMA om nadere toelichting vragen, in het bijzonder over de redenen die de ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van de ESMA. Het besluit van de ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure beschreven in Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 57

Uitoefening van de in de artikelen 54, 55 en 56 bedoelde bevoegdheden

De bevoegdheden die op grond van artikel 54, 55 of 56 aan de ESMA, een functionaris van de ESMA of een andere door de ESMA gemachtigde persoon worden verleend, worden niet aangewend om de inzageverlening te verlangen in aan het verschoningsrecht onderworpen informatie of documenten.

Artikel 58

Uitwisseling van informatie

1.  
De in artikel 44 bedoelde bevoegde autoriteiten, de ESMA en andere relevante autoriteiten verstrekken elkaar zonder onnodige vertraging de informatie die voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van deze verordening noodzakelijk is.
2.  
De in artikel 44 bedoelde bevoegde autoriteiten, de ESMA, andere relevante autoriteiten en andere instanties of natuurlijke personen en rechtspersonen die bij de vervulling van hun taken uit hoofde van deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen, gebruiken dergelijke informatie uitsluitend bij de vervulling van hun taken.

Artikel 59

Toezichtmaatregelen van de ESMA

1.  

Wanneer de ESMA overeenkomstig artikel 63, lid 8, tot de bevinding komt dat een persoon een van de in artikel 60, lid 1, vermelde inbreuken heeft gemaakt, stelt zij een besluit vast om één of meer van de volgende maatregelen te nemen:

a) 

de registratie van een externe toetsingsinstantie intrekken;

b) 

de erkenning van een externe toetsingsinstantie uit een derde land intrekken;

c) 

het de externe toetsingsinstantie tijdelijk verbieden om in de hele Unie uit hoofde van deze verordening activiteiten uit te oefenen, totdat de inbreuk is beëindigd;

d) 

de registratie van een externe toetsingsinstantie uit een derde land schorsen;

e) 

de persoon gelasten de inbreuk te beëindigen;

f) 

geldboeten opleggen op grond van artikel 60;

g) 

dwangsommen opleggen op grond van artikel 61;

h) 

een openbare kennisgeving doen.

2.  

De ESMA trekt de registratie of de erkenning van een externe toetsingsinstantie in elk van de volgende omstandigheden in:

a) 

de externe toetsingsinstantie heeft uitdrukkelijk van haar registratie of erkenning afgezien of heeft binnen 36 maanden na toekenning van de registratie of erkenning geen gebruik gemaakt van de registratie of erkenning;

b) 

de externe toetsingsinstantie heeft de registratie of erkenning verkregen door valse verklaringen af te leggen of op een andere onregelmatige wijze;

c) 

de externe toetsingsinstantie voldoet niet langer aan de voorwaarden waaronder zij is geregistreerd of erkend.

Indien de ESMA de registratie of erkenning van de externe toetsingsinstantie intrekt, motiveert zij haar besluit omstandig.

De intrekking treedt onmiddellijk in werking.

3.  

Voor de toepassing van lid 1 houdt de ESMA rekening met de aard en de ernst van de inbreuk, op basis van de volgende criteria:

a) 

de duur en de frequentie van de inbreuk;

b) 

de vraag of financiële criminaliteit veroorzaakt of gefaciliteerd is door de inbreuk, dan wel op enige andere wijze daaraan valt toe te schrijven;

c) 

de vraag of de inbreuk opzettelijk of uit onachtzaamheid is gemaakt;

d) 

de mate van aansprakelijkheid van de voor de inbreuk aansprakelijke persoon;

e) 

de financiële draagkracht van de voor de inbreuk aansprakelijke persoon, zoals die blijkt uit de totale omzet van de aansprakelijke rechtspersoon of het jaarinkomen en de nettoactiva van de aansprakelijke natuurlijke persoon;

f) 

de impact van de inbreuk op de belangen van beleggers;

g) 

de omvang van de door de voor de inbreuk aansprakelijke persoon behaalde winsten of vermeden verliezen, dan wel de verliezen voor derden ten gevolge van de inbreuk, voor zover die zijn vast te stellen;

h) 

de mate waarin de voor de inbreuk aansprakelijke persoon medewerking heeft verleend aan de ESMA, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door die persoon behaalde winsten of vermeden verliezen;

i) 

eerdere inbreuken op deze verordening door de voor de inbreuk aansprakelijke persoon;

j) 

maatregelen die de voor de inbreuk aansprakelijke persoon na de inbreuk heeft getroffen om herhaling van de inbreuk te voorkomen.

4.  
De ESMA stelt de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon zonder onnodige vertraging in kennis van de op grond van lid 1 getroffen maatregelen en deelt die aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie mee. Zij maakt die maatregelen publiekelijk bekend op haar website binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop het in lid 1 bedoelde besluit is genomen.

De in de eerste alinea bedoelde openbaarmaking omvat het volgende:

a) 

een verklaring dat de voor de inbreuk aansprakelijke persoon het recht heeft bezwaar te maken tegen het besluit;

b) 

indien relevant, een verklaring dat bezwaar is aangetekend, met de vermelding dat dat bezwaar geen schorsende werking heeft;

c) 

een verklaring dat de bezwaarcommissie van de ESMA overeenkomstig artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de toepassing van het besluit kan schorsen.

Artikel 60

Geldboeten

1.  

De ESMA stelt een besluit vast waarbij overeenkomstig lid 2 van dit artikel een geldboete wordt opgelegd indien zij overeenkomstig artikel 63, lid 8, tot de bevinding komt dat een externe toetsingsinstantie of een van de in artikel 54, lid 1, bedoelde personen opzettelijk of uit onachtzaamheid één of meer van de volgende inbreuken heeft gemaakt:

a) 

niet-inachtneming van artikel 24, lid 1, of enige bepaling van titel IV, hoofdstukken 2 en 3;

b) 

de indiening van valse verklaringen bij de aanvraag voor een registratie als externe toetsingsinstantie, of het gebruik van andere onregelmatige middelen om die registratie te verkrijgen;

c) 

het niet verschaffen van informatie in antwoord op een besluit waarbij informatie wordt verlangd op grond van artikel 54, of het verschaffen van onjuiste of misleidende informatie in antwoord op een eenvoudig informatieverzoek of op een besluit;

d) 

de belemmering of niet-inachtneming van een onderzoek op grond van artikel 55, lid 1, punt a), b), c) of e);

e) 

de niet-inachtneming van artikel 56 door het niet verschaffen van toelichting bij feiten of documenten met betrekking tot het voorwerp en het doel van een inspectie of door het verschaffen van onjuiste of misleidende toelichting;

f) 

het uitoefenen van de activiteit van externe toetsingsinstantie of de schijn wekken een externe toetsingsinstantie te zijn, zonder als externe toetsingsinstantie te zijn geregistreerd.

Een inbreuk wordt geacht opzettelijk te zijn gemaakt indien de ESMA objectieve elementen aantreft waaruit blijkt dat een persoon doelbewust handelde om de inbreuk te maken.

2.  
Onverminderd lid 3 is het minimumbedrag van de in lid 1 bedoelde geldboete 20 000  EUR. Het maximumbedrag is 200 000  EUR.

Bij het vaststellen van de hoogte van een geldboete op grond van lid 1 van dit artikel houdt de ESMA rekening met de in artikel 59, lid 3, uiteengezette criteria.

3.  
Indien een persoon een in lid 1 genoemde inbreuk heeft gemaakt en direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, is het bedrag van de geldboete ten minste gelijk aan dat financiële voordeel.
4.  
Indien een handeling of verzuim een combinatie van meerdere inbreuken vormt, legt de ESMA slechts één enkele geldboete op. Die geldboete is de hoogste van de toepasselijke geldboeten voor die handeling of dat verzuim.

Artikel 61

Dwangsommen

1.  

De ESMA legt bij besluit dwangsommen op om:

a) 

een persoon ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, overeenkomstig een op grond van artikel 59, lid 1, punt e), genomen besluit;

b) 

een in artikel 54, lid 1, bedoelde persoon ertoe te dwingen:

i) 

de volledige informatie te verstrekken die bij een besluit op grond van artikel 54 is vereist;

ii) 

zich aan een onderzoek te onderwerpen en met name volledige bescheiden, gegevens, procedures of enig ander verlangd materiaal over te leggen en andere informatie aan te vullen en te verbeteren die in het kader van een onderzoek uit hoofde van een besluit op grond van artikel 55 zijn verstrekt, of

iii) 

zich aan een bij een besluit op grond van artikel 56 gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen.

2.  
De dwangsom wordt opgelegd per dag vertraging.
3.  
De dwangsom bedraagt 3 % van de gemiddelde dagomzet in het voorafgaande boekjaar of, in het geval van natuurlijke personen, 2 % van de gemiddelde daginkomsten in het voorafgaande kalenderjaar. Zij wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van de dwangsom vastgestelde datum.
4.  
Een dwangsom wordt opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden na de kennisgeving van het besluit van de ESMA. Na het verstrijken van die periode beziet de ESMA de maatregel opnieuw.

Artikel 62

Openbaarmaking, aard, uitvoering en toewijzing van geldboeten en dwangsommen

1.  
De ESMA maakt alle op grond van de artikelen 60 en 61 opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële stabiliteit ernstig in gevaar zou brengen of de betrokken partijen onevenredige schade zou toebrengen. Die openbaarmaking bevat geen persoonsgegevens in de zin van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ).
2.  
Op grond van de artikelen 60 en 61 opgelegde geldboeten en dwangsommen hebben een bestuurlijk karakter.
3.  
Op grond van de artikelen 60 en 61 opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn afdwingbaar.

Voor de afdwinging van de geldboeten en dwangsommen past de ESMA de regels van de burgerlijke rechtsvordering toe die van kracht zijn in de lidstaat of in het derde land waar de geldboete of dwangsom wordt afgedwongen.

4.  
De bedragen van de geldboeten en dwangsommen worden aan de algemene begroting van de Unie toegewezen.
5.  
Indien de ESMA na afsluiting van een onderzoek besluit geen geldboete of dwangsom op te leggen, stelt zij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat daarvan in kennis en geeft zij de redenen voor haar besluit.

Artikel 63

Procedureregels voor het nemen van toezichtmaatregelen en het opleggen van geldboeten

1.  
Indien de ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het bestaan van feiten die een of meer van de in artikel 60, lid 1, vermelde inbreuken zouden kunnen opleveren, stelt de ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de zaak te onderzoeken. De onderzoeksfunctionaris is niet betrokken en niet betrokken geweest bij het directe of indirecte toezicht op of het registratieproces van de bewuste externe toetsingsinstantie en verricht zijn of haar taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders van de ESMA.
2.  
De onderzoeksfunctionaris onderzoekt de vermoede inbreuken en neemt daarbij de opmerkingen in aanmerking van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, waarna hij of zij het volledige dossier met zijn of haar bevindingen aan de raad van toezichthouders van de ESMA voorlegt.
3.  
Voor het vervullen van zijn of haar taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 54 en tot het uitvoeren van onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig de artikelen 55 en 56. Bij het aanwenden van die bevoegdheden houdt de onderzoeksfunctionaris zich aan het bepaalde in artikel 57.
4.  
Bij het vervullen van zijn of haar taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die de ESMA bij haar toezichtwerkzaamheden heeft vergaard.
5.  
Na de afronding van zijn of haar onderzoek en alvorens het dossier met zijn of haar bevindingen aan de raad van toezichthouders van de ESMA voor te leggen, stelt de onderzoeksfunctionaris de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn of haar bevindingen alleen op feiten ten aanzien waarvan de personen die voorwerp zijn van onderzoek, de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.
6.  
Het recht van verweer van de betrokken personen wordt volledig in acht genomen tijdens het uit hoofde van dit artikel gevoerde onderzoek.
7.  
De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij of zij het dossier met zijn of haar bevindingen bij de raad van toezichthouders van de ESMA heeft ingediend, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, daarvan in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.
8.  
De ESMA neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel 64 te hebben gehoord, een besluit over de vraag of de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet een of meer van de in artikel 60, lid 1, vermelde inbreuken hebben gemaakt en, in voorkomend geval, neemt zij een toezichtmaatregel overeenkomstig artikel 59 en legt zij overeenkomstig artikel 60 een geldboete op.
9.  
De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders van de ESMA en komt in het geheel niet tussen in zijn besluitvormingsproces.
10.  
De Commissie stelt uiterlijk op 21 december 2024 overeenkomstig artikel 68 gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze verordening door de nadere invulling van de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid van de ESMA tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake het recht van verweer, bepalingen inzake termijnen en de inning van geldboeten of dwangsommen, en nadere regels inzake verjaringstermijnen voor het opleggen en uitvoeren van sancties.
11.  
De ESMA verwijst, bij het vervullen van haar taken uit hoofde van deze verordening, zaken voor onderzoek en mogelijke strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten indien zij tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het bestaan van strafbare feiten. Daarnaast ziet de ESMA van het opleggen van geldboeten of dwangsommen af wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een uit hoofde van het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde feiten of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 64

Horen van de personen die voorwerp zijn van besluiten op grond van de artikelen 59, 60 en 61

1.  
Voordat de ESMA op grond van de artikelen 59, 60 en 61 een besluit neemt, stelt zij de personen die het voorwerp zijn van een dergelijk besluit, in de gelegenheid met betrekking tot de bevindingen van de ESMA te worden gehoord. De ESMA doet haar besluiten slechts steunen op bevindingen waarover die personen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.
2.  
Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing indien dringende maatregelen op grond van artikel 59 vereist zijn om aanzienlijke en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In dat geval kan de ESMA een voorlopig besluit nemen en worden de betrokken personen zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
3.  
Het recht van verweer van de personen die het voorwerp uitmaken van een besluit van de ESMA, wordt tijdens de respectieve procedures ten volle geëerbiedigd. Die personen zijn gerechtigd toegang tot het dossier van de ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht van toegang tot het dossier is niet van toepassing op vertrouwelijke informatie of interne voorbereidende documenten van de ESMA.

Artikel 65

Beroep bij het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten waarbij de ESMA op grond van deze verordening een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd. Het kan de opgelegde boete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.

Artikel 66

Registratie, erkenning en toezichtvergoedingen

1.  
De ESMA brengt externe toetsingsinstanties vergoedingen in rekening voor de uitgaven met betrekking tot hun registratie, erkenning en toezicht en voor alle kosten die de ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening mogelijkerwijs moet maken.
2.  
De totale vergoedingen die de ESMA berekent aan externe toetsingsinstanties die een aanvraag indienen of aan geregistreerde externe toetsingsinstanties of aan erkende externe toetsingsinstanties overeenkomstig deze verordening, dekken de administratieve kosten die zij voor haar activiteiten met betrekking tot de registratie en erkenning van alle externe toetsingsinstanties heeft gemaakt. Die vergoedingen staan tevens in verhouding tot de omzet van de betrokken externe toetsingsinstantie.

In afwijking van de eerste alinea kunnen externe toetsingsinstanties met een jaaromzet van minder dan een bepaald bedrag worden vrijgesteld van de verplichting om een vergoeding te betalen, zoals nader bepaald in de door de Commissie op grond van lid 3 vast te stellen gedelegeerde handeling.

3.  
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 68 uiterlijk op 21 december 2024 een gedelegeerde handeling vast ter aanvulling van deze verordening door met name de soorten vergoedingen nader te bepalen, alsook de aangelegenheden waarvoor een vergoeding verschuldigd is, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop die dienen te worden voldaan.

Bij het opstellen van de gedelegeerde handeling bepaalt de Commissie de drempel van de jaaromzet van externe toetsingsinstanties op groepsniveau waaronder geen vergoeding in rekening mag worden gebracht, en geeft zij tevens aan op welke wijze de jaaromzet moet worden berekend met het oog op de toepassing van die drempel.

4.  
Voorafgaand aan de vaststelling van de in lid 3 bedoelde gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de ESMA over de in dat lid bedoelde vergoedingen.

Artikel 67

ESMA-register van externe toetsingsinstanties en externe toetsingsinstanties uit derde landen

1.  

De ESMA houdt op haar website een publiek toegankelijk register bij dat de volgende informatie bevat:

a) 

externe toetsingsinstanties die overeenkomstig artikel 23 zijn geregistreerd;

b) 

externe toetsingsinstanties die overeenkomstig artikel 59 een tijdelijk verbod hebben gekregen om hun activiteiten uit te oefenen;

c) 

externe toetsingsinstanties waarvan overeenkomstig artikel 59 de registratie is ingetrokken;

d) 

externe toetsingsinstanties uit derde landen die overeenkomstig artikel 39 diensten mogen verrichten in de Unie;

e) 

overeenkomstig artikel 42 erkende externe toetsingsinstanties uit derde landen;

f) 

overeenkomstig artikel 23 geregistreerde externe toetsingsinstanties die de diensten verleend door externe toetsingsinstanties uit derde landen overeenkomstig artikel 43 bekrachtigen;

g) 

externe toetsingsinstanties uit derde landen waarvan de registratie is ingetrokken en die die rechten uit hoofde van artikel 39 niet meer gebruiken indien de Commissie haar besluit uit hoofde van artikel 40, lid 1, ten aanzien van dat derde land intrekt;

h) 

externe toetsingsinstanties uit derde landen waarvan de erkenning is geschorst of ingetrokken;

i) 

overeenkomstig artikel 23 geregistreerde externe toetsingsinstanties die niet langer in staat zijn de diensten verleend door externe toetsingsinstanties uit derde landen overeenkomstig artikel 43 te bekrachtigen.

2.  
Het register bevat contactgegevens van externe toetsingsinstanties, hun websites en de datum waarop de ESMA-besluiten ten aanzien van die externe toetsingsinstanties in werking treden.
3.  
Voor externe toetsingsinstanties uit derde landen bevat het register ook informatie over de diensten die externe toetsingsinstanties uit derde landen verrichten en de contactgegevens van de bevoegde autoriteit die in het derde land met het toezicht op die instanties is belast.



TITEL VI

GEDELEGEERDE HANDELINGEN

Artikel 68

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.  
De in artikel 21, lid 4, artikel 63, lid 10, en artikel 66, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 20 december 2023.
3.  
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 21, lid 4, artikel 63, lid 10, en artikel 66, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.  
Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.  
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.  
Een op grond van artikel 21, lid 4, artikel 63, lid 10, en artikel 66, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.



TITEL VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 69

Overgangsbepalingen betreffende externe toetsingsinstanties

1.  
Externe toetsingsinstanties die overeenkomstig deze verordening diensten willen verrichten vanaf 21 december 2024 tot en met 21 juni 2026, verrichten die diensten enkel nadat zij de ESMA daarvan in kennis hebben gesteld en de in artikel 23, lid 1, bedoelde informatie hebben verschaft.
2.  
Tot en met 21 juni 2026 doen de in lid 1 van dit artikel bedoelde externe toetsingsinstanties hun best om de artikelen 24 tot en met 38 in acht te nemen, met uitzondering van de vereisten die door de in artikel 24, lid 2, bedoelde uitvoeringshandelingen en de in artikel 26, lid 3, artikel 27, lid 2, artikel 28, lid 3, artikel 29, lid 4, artikel 30, lid 3, artikel 31, lid 4, en artikel 33, lid 7, bedoelde gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld.
3.  
Na 21 juni 2026 verrichten de in lid 1 van dit artikel bedoelde externe toetsingsinstanties diensten overeenkomstig deze verordening pas nadat zij overeenkomstig artikel 23 zijn geregistreerd, en op voorwaarde dat zij artikel 22 en de artikelen 24 tot en met 38 in acht nemen zoals aangevuld door de in lid 2 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 70

Overgangsbepalingen betreffende externe toetsingsinstanties uit derde landen

1.  
Externe toetsingsinstanties uit derde landen die overeenkomstig deze verordening diensten willen verrichten vanaf 21 december 2024 tot en met 21 juni 2026, verrichten die diensten enkel nadat zij de ESMA daarvan in kennis hebben gesteld en de in artikel 23, lid 1, bedoelde informatie hebben verschaft.
2.  

De in lid 1 bedoelde externe toetsingsinstanties uit derde landen:

a) 

doen hun best om de artikelen 24 tot en met 38 in acht te nemen, met uitzondering van de vereisten die door de in artikel 24, lid 2, bedoelde uitvoeringshandelingen en de in artikel 26, lid 3, artikel 27, lid 2, artikel 28, lid 3, artikel 29, lid 4, artikel 30, lid 3, artikel 31, lid 4, en artikel 33, lid 7, bedoelde gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld;

b) 

hebben een in de Unie gevestigde wettelijke vertegenwoordiger die artikel 42, lid 3, in acht neemt.

3.  
Op gelijk welk ogenblik tussen 21 december 2024 en 21 juni 2026 kan de ESMA externe toetsingsinstanties uit een derde land dwingen tot naleving van lid 2, punt b), door overeenkomstig titel V toezichtmaatregelen op te leggen.

Artikel 71

Evaluatie

1.  

Uiterlijk op 21 december 2028 en vervolgens om de drie jaar dient de Commissie, na raadpleging van de ESMA en het platform voor duurzame financiering dat is opgericht uit hoofde van artikel 20 van Verordening (EU) 2020/852, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening. Voor zover dat mogelijk is, worden in dat verslag ten minste de volgende elementen geëvalueerd:

a) 

in hoeverre gebruik wordt gemaakt van de Europese norm voor groene obligaties, met name door kleine en middelgrote ondernemingen, en het marktaandeel ervan, zowel in de Unie als wereldwijd;

b) 

het effect van deze verordening op de transitie naar een duurzame economie, op de kloof van extra investeringen die nodig zijn om de klimaatdoelstellingen van de Unie als vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) te halen, en op het ombuigen van particuliere kapitaalstromen richting duurzame investeringen;

c) 

de werking van de markt voor externe toetsingsinstanties en het toezicht daarop door de ESMA;

d) 

de geschiktheid van de krachtens artikel 66, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handelingen, en de gevolgen van die gedelegeerde handelingen voor externe toetsingsinstanties en voor de begroting van de ESMA;

e) 

de geloofwaardigheid van milieuclaims op de markt voor groene obligaties, en eventuele gevallen van misbruik;

f) 

de werking van de markt voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties, en de geloofwaardigheid en kwaliteit van claims in dat verband;

g) 

de noodzaak om de criteria van een derde land voor het bepalen van ecologisch duurzame economische activiteiten te erkennen als gelijkwaardig aan de taxonomievereisten, op voorwaarde dat er specifieke garanties bestaan om gelijkwaardige doelstellingen te waarborgen, met het oog op het toestaan van het gebruik van de opbrengsten van een Europese groene obligatie overeenkomstig die criteria van het derde land;

h) 

de reële impact van artikel 5 op het gebruik van Europese groene obligaties, de milieukwaliteit van het gebruik van de opbrengsten ervan, en de redenen waarom de in dat artikel voorziene flexibiliteit de transitie naar de financiering van ecologisch duurzame activiteiten niet in de weg staat;

i) 

de uitvoering van titel III van deze verordening, met inbegrip van het gebruik van de in die titel genoemde templates door uitgevende instellingen van obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht of van aan duurzaamheid gekoppelde obligaties, ongeacht of die obligaties binnen de Europese Economische Ruimte op de markt worden gebracht of niet, een analyse van het gebruik van die templates, de ontwikkeling van de markt en de consistentie van die templates met het relevante Unierecht, inclusief Verordening (EU) 2019/2088.

2.  
De in lid 1 bedoelde verslagen gaan waar toepasselijk vergezeld van een wetgevingsvoorstel, onder meer met betrekking tot de informatieverschaffing aan uitgevende instellingen van obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en van aan duurzaamheid gekoppelde obligaties.
3.  
Uiterlijk op 21 december 2026 publiceert de Commissie een verslag over de noodzaak van een regelgeving voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties. Indien toepasselijk voegt zij bij dat verslag een wetgevingsvoorstel.
4.  
De Commissie publiceert uiterlijk op 31 december 2024 en vervolgens om de drie jaar een verslag waarin zij uitgevende instellingen van Europese groene obligaties in kennis stelt van de op grond van artikel 19, lid 5, derde alinea, van Verordening (EU) 2020/852 uitgevoerde toetsing, en van de consistentie van de technische screeningcriteria met de in artikel 10, lid 2, van die verordening vastgestelde criteria, rekening houdend met de in artikel 8 van deze verordening vastgestelde grandfatheringregels.
5.  
Uiterlijk op 21 december 2028 publiceert de EBA, in nauwe samenwerking met de ESMA en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (Eiopa), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ) (gezamenlijk bekend als de “Europese toezichthoudende autoriteiten”), een verslag over de haalbaarheid van een uitbreiding van het recht om de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” te gebruiken naar synthetische securitisaties.
6.  
Uiterlijk op 21 december 2029 kan de Commissie op basis van het in lid 5 bedoelde verslag een verslag indienen bij het Europees Parlement en aan de Raad. De Commissie kan haar verslag indien toepasselijk vergezeld laten gaan van een wetgevingsvoorstel.
7.  
Uiterlijk op 21 december 2028 en vervolgens, indien toepasselijk, om de drie jaar, publiceren de Europese toezichthoudende autoriteiten via het in artikel 54 van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 bedoelde Gemengde Comité een verslag over de ontwikkeling van de markt voor securitisatieobligaties. In die verslagen wordt onder meer beoordeeld of het volume aan op de taxonomie afgestemde activa voldoende is toegenomen met het oog op de herziening van de toepassing van de regels inzake het gebruik van de opbrengsten voor securitisatieobligaties waarvan de uitgevende instellingen de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” willen gebruiken.
8.  
De Commissie dient op basis van het in lid 7 bedoelde verslag een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. De Commissie laat haar verslag waar passend vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 72

Inwerkingtreding en toepassing

1.  
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2.  
Deze verordening is van toepassing vanaf 21 december 2024.
3.  
In afwijking van lid 2 van dit artikel zijn artikel 20, artikel 21, lid 4, artikel 23, leden 6 en 7, artikel 24, lid 2, artikel 26, lid 3, artikel 27, lid 2, artikel 28, lid 3, artikel 29, lid 4, artikel 30, lid 3, artikel 31, lid 4, artikel 33, lid 7, artikel 42, lid 9, artikel 46, leden 6 en 7, artikel 49, leden 1, 2 en 3, artikel 63, lid 10, artikel 66, lid 3, en de artikelen 68, 69 en 70 van toepassing vanaf 20 december 2023.
4.  
In afwijking van lid 2 van dit artikel zijn artikel 40, artikel 42, leden 1 tot en met 8, en artikel 43 van toepassing met ingang van 21 juni 2026.
5.  
De lidstaten treffen de nodige maatregelen om uiterlijk op 21 december 2024 aan de artikelen 45 en 49 te voldoen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

FACTSHEET VOOR EUROPESE GROENE OBLIGATIES

Dit document en de inhoud ervan moeten niet worden goedgekeurd of onderschreven door de ESMA of een andere bevoegde autoriteit.



1.  Algemene informatie

— [Publicatiedatum van de factsheet voor Europese groene obligaties]

— [De officiële naam van de uitgevende instelling]

— [Indien beschikbaar, de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) van de uitgevende instelling]

— [Het adres van webpagina waar beleggers informatie vinden over hoe contact op te nemen met de uitgevende instelling]

— [Indien beschikbaar, de door de uitgevende instelling toegewezen naam van de obligatie(s)]

— [Indien beschikbaar, het internationaal effectenidentificatienummer (ISIN) van de obligatie(s)]

— [Indien beschikbaar, de geplande datum of periode van uitgifte]

— [De identiteit en de contactgegevens van de externe toetsingsinstantie]

— [Indien toepasselijk, de naam van de bevoegde autoriteit die het obligatieprospectus of de obligatieprospectussen heeft goedgekeurd]

2.  Belangrijke informatie

— [De volgende verklaring: “[Deze obligatie gebruikt] [Deze obligaties gebruiken] de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” in overeenstemming met Verordening (EU) 2023/2631 van het Europees Parlement en de Raad (1).”]

— [Indien beoogd wordt de obligatieopbrengsten overeenkomstig artikel 5 van die verordening toe te wijzen, de volgende verklaring: “[Deze Europese groene obligatie maakt] [Deze Europese groene obligaties maken] gebruik van de flexibiliteit die een gedeeltelijke afwijking toestaat van de technische screeningcriteria zoals vastgesteld in de op grond van artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (2) vastgestelde gedelegeerde handelingen (“de technische screeningcriteria”), zoals nader beschreven in afdeling 4 van deze factsheet.”]

3.  Milieustrategie en motivering

[Een verklaring over de vraag of de uitgevende instelling al dan niet voornemens is een externe toetsing van de uit hoofde van deze afdeling verstrekte informatie te verkrijgen door middel van een toetsing van het impactverslag.]

Overzicht

— [Informatie over de wijze waarop de obligatie(s) naar verwachting zal/zullen bijdragen tot de bredere milieustrategie van de uitgevende instelling, inclusief de milieudoelstellingen bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852 die met de obligatie(s) worden nagestreefd.]

Verband met de kernprestatie-indicatoren voor activa, omzet, CapEx (kapitaaluitgaven) en OpEx (operationele uitgaven)

— [Indien de uitgevende instelling daarover beschikt op het moment van uitgifte en indien de uitgevende instelling onderworpen is aan artikel 8 van Verordening (EU) 2020/852, een beschrijving van de wijze waarop en de mate waarin (bv. uitgedrukt als een geraamde procentuele verandering van jaar tot jaar) de obligatieopbrengsten naar verwachting zullen bijdragen aan de kernprestatie-indicatoren van de uitgevende instelling voor op de taxonomie afgestemde activa, omzet, kapitaaluitgaven en operationele uitgaven.]

Link naar de transitieplannen

— [Indien de uitgevende instelling op grond van artikel 19 bis, lid 2, punt a), iii), of, waar toepasselijk, artikel 29 bis, lid 2, punt a), iii), van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) verplicht is transitieplannen te publiceren, of indien de uitgevende instelling vrijwillig transitieplannen publiceert:

— 

— de wijze waarop het de bedoeling is dat de obligatieopbrengsten bijdragen aan de financiering en uitvoering van die plannen. Die informatie kan worden verstrekt op het niveau van de economische activiteit of op projectniveau, alsook

— een link naar de website waarop die plannen gepubliceerd zijn.]

Securitisatie

[Indien van toepassing in het geval van een securitisatie, een beschrijving van de wijze waarop aan artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2023/2631 wordt voldaan en de in artikel 19, lid 2, van die verordening vereiste informatie.]

4.  Beoogde toewijzing van de opbrengsten van de obligatie

[De hieronder vermelde informatie wordt ten minste verstrekt op het niveau van de economische activiteit en idealiter op het niveau van het project of de groep van projecten. Vertrouwelijkheidsovereenkomsten, concurrentieoverwegingen of een groot aantal onderliggende in aanmerking komende projecten en soortgelijke overwegingen kunnen een beperking rechtvaardigen van de hoeveelheid details die beschikbaar wordt gesteld. Indien obligatieopbrengsten worden toegewezen aan uitgaven zoals bedoeld in artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2023/2631, kan de informatie op programmaniveau worden verstrekt.]

Voorgenomen toewijzing aan op de taxonomie afgestemde economische activiteiten

— [Of de uitgevende instelling opbrengsten toewijst volgens de geleidelijke benadering of de portefeuillebenadering, en of de obligatie(s) (een) securitisatieobligatie(s) is/zijn.]

— [Het minimumaandeel van obligatieopbrengsten dat volgens de plannen van de uitgevende instelling moet worden gebruikt voor activiteiten die uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 ecologisch duurzaam zijn, volgens de methode in het toewijzingsverslag (het aandeel moet ten minste 85 % bedragen)]: [XX] % van de obligatieopbrengsten.]

— [Indien beschikbaar, een indicatie van het aandeel van de obligatieopbrengsten dat zal worden gebruikt voor financiering (in het jaar van uitgifte of na het jaar van uitgifte) en herfinanciering.]

— [Indien de uitgevende instelling een overheidsentiteit is, en indien gepland is de obligatieopbrengsten toe te wijzen aan belastingkorting zoals bedoeld in artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2023/2631, een raming van het verwachte volume van het inkomstenverlies dat samenhangt met in aanmerking komende belastingkorting.]

— [Indien beschikbaar, de beoogde milieudoelstelling(en) zoals bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852].

— [Voor elk van de economische activiteiten waaraan het de bedoeling is opbrengsten toe te wijzen, informatie over het soort activiteit, de betrokken sectoren en de bijbehorende NACE-codes, conform de statistische classificatie van economische activiteiten zoals opgesteld bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4).]

Voorgenomen toewijzing aan specifieke op de taxonomie afgestemde economische activiteiten

— [Indien het de bedoeling is om obligatieopbrengsten toe te wijzen aan een faciliterende of transitieondersteunende economische activiteit, het soort faciliterende of transitieondersteunende economische activiteit dat men voornemens is te financieren en, indien beschikbaar, het bedrag en het aandeel van de opbrengsten die moeten worden toegewezen aan elke soort faciliterende of transitieondersteunende economische activiteit.]

— [Indien van toepassing, het bedrag en het aandeel van de opbrengsten die bedoeld zijn om te worden toegewezen aan op de taxonomie afgestemde activiteiten in verband met kernenergie en fossiel gas overeenkomstig artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) 2020/852.]

Voorgenomen toewijzing aan economische activiteiten die niet in overeenstemming zijn met de technische screeningcriteria

— [Indien het de bedoeling is obligatieopbrengsten toe te wijzen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2023/2631, een verklaring dat het de bedoeling is de [netto-]obligatieopbrengsten gedeeltelijk toe te wijzen aan economische activiteiten die niet in overeenstemming zijn met de technische screeningcriteria. De uitgevende instelling beschrijft de niet-overeenstemming en de activiteiten in kwestie, en geeft, indien beschikbaar, het geraamde percentage van de opbrengsten dat bedoeld is om dergelijke activiteiten te financieren, in totaal en per activiteit, en met een uitsplitsing waarin wordt beschreven welk(e) punt(en) van artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) 2023/2631 wordt/worden gebruikt. Daarenboven moet worden uitgelegd waarom de technische screeningcriteria niet kunnen worden toegepast en moet worden toegelicht hoe de uitgevende instelling voornemens is ervoor te zorgen dat die activiteiten in overeenstemming zijn met artikel 5, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2023/2631 en artikel 3, punten a), b) en c), van Verordening (EU) 2020/852.]

Procedure en tijdschema voor de toewijzing

[De geschatte tijd vanaf de uitgifte van obligaties tot de volledige toewijzing van de obligatieopbrengsten.]

[Een beschrijving van de procedures waarmee de uitgevende instelling zal bepalen hoe een project afgestemd is op de criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten zoals vastgesteld in artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 (“de taxonomievereisten”).]

Uitgiftekosten

[Een raming van het bedrag van de cumulatieve uitgiftekosten die worden afgetrokken van de opbrengsten, zoals toegestaan uit hoofde van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2023/2631, met een begeleidende toelichting.]

5.  Milieu-impact van de opbrengsten van de obligatie

[Indien beschikbaar, een raming van de verwachte milieueffecten van de opbrengsten van de obligatie(s). Indien die informatie niet beschikbaar is, moet dat worden gemotiveerd.]

6.  Informatie over verslaglegging

[Een link naar de website van de uitgevende instelling, zoals vereist op grond van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2023/2631.]

[Indien toepasselijk, een link naar de relevante verslagen van de uitgevende instelling, zoals het geconsolideerde bestuursverslag of het geconsolideerde duurzaamheidsverslag op grond van Richtlijn 2013/34/EU.]

De datum waarop de eerste verslagleggingsperiode begint, indien die verschilt van de uitgiftedatum, zoals bepaald in artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2023/2631.

— [Een indicatie of toewijzingsverslagen al dan niet per project informatie zullen bevatten over de toegewezen bedragen en de verwachte milieueffecten.]

7.  CapEx-plan

— [Indien van toepassing, een gedetailleerde beschrijving van het CapEx-plan als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) 2023/2631, inclusief de belangrijkste parameters die door de uitgevende instelling worden gebruikt om te bepalen of de relevante activa of activiteiten uiterlijk aan het einde van de in dat artikel bepaalde periode zijn afgestemd op de taxonomievereisten.]

8.  Andere relevante informatie

(1)   

Verordening (EU) 2023/2631 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 betreffende Europese groene obligaties en optionele openbaarmakingen voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties (PB L, 2023/2631, 30.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2631/oj).

(2)   

Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(3)   

Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(4)   

Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

[In het geval van een securitisatieobligatie worden verwijzingen in dit document naar de uitgevende instelling gelezen als verwijzingen naar de initiator en worden zij indien toepasselijk vervangen door verwijzingen naar de initiator.]




BIJLAGE II

JAARLIJKS TOEWIJZINGSVERSLAG VOOR EUROPESE GROENE OBLIGATIES

[Indien het toewijzingsverslag is herzien, moet dat in de titel tot uiting komen]

Dit document en de inhoud ervan moeten niet worden goedgekeurd of onderschreven door de ESMA of een andere bevoegde autoriteit.



1.  Algemene informatie

— [Datum van uitgifte van de obligatie(s) of tranches van de obligatie(s)]

— [Publicatiedatum van het toewijzingsverslag]

— [De eerste en de laatste datum van de periode waarop het jaarlijks toewijzingsverslag betrekking heeft: [datum — datum]]

— [De officiële naam van de uitgevende instelling]

— [Indien beschikbaar, de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) van de uitgevende instelling]

— [Het adres van de webpagina waar beleggers informatie vinden over hoe contact op te nemen met de uitgevende instelling]

— [Indien beschikbaar, de door de uitgevende instelling toegewezen naam van de obligatie(s)]

— [Indien beschikbaar, het internationaal effectenidentificatienummer (ISIN) van de obligatie(s) en de tranches ervan]

— [Indien het toewijzingsverslag werd onderworpen aan een toetsing na uitgifte, de identiteit en de contactgegevens van de externe toetsingsinstantie]

— [Indien toepasselijk, de naam van de bevoegde autoriteit die het obligatieprospectus of de obligatieprospectussen heeft goedgekeurd]

2.  Belangrijke informatie

[De volgende verklaring: “[Deze obligatie gebruikt] [Deze obligaties gebruiken] de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” in overeenstemming met Verordening (EU) 2023/2631 van het Europees Parlement en de Raad (1).”]

[Indien [beoogd wordt] de obligatieopbrengsten overeenkomstig artikel 5 van die verordening [toe te wijzen] [zijn toegewezen], de volgende verklaring: “[Deze Europese groene obligatie maakt] [Deze Europese groene obligaties maken] gebruik van de flexibiliteit die een gedeeltelijke afwijking toestaat van de technische screeningcriteria zoals vastgesteld in de op grond van artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (2) vastgestelde gedelegeerde handelingen (“de technische screeningscriteria”), zoals nader beschreven in afdeling 4 van dit toewijzingsverslag.”]

3.  Milieustrategie en motivering

Overzicht

[De milieudoelstellingen bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852 die met de obligatie(s) worden nagestreefd.]

Verband met de kernprestatie-indicatoren voor activa, omzet, CapEx (kapitaaluitgaven) en OpEx (operationele uitgaven)

[Indien de uitgevende instelling onderworpen is aan artikel 8 van Verordening (EU) 2020/852, een beschrijving van de wijze waarop, de mate waarin (bv. uitgedrukt als een procentuele verandering van jaar tot jaar), en de financiële perioden waarin de obligatieopbrengsten bijdragen aan de kernprestatie-indicatoren van de uitgevende instelling voor op de taxonomie afgestemde activa, omzet, kapitaaluitgaven en operationele uitgaven, indien toepasselijk rekening houdend met de bedragen in de tabel “Totalen” in tabel A.]

Link naar het transitieplan

[Indien de uitgevende instelling op grond van artikel 19 bis, lid 2, punt a), iii), of, waar toepasselijk, artikel 29 bis, lid 2, punt a), iii), van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) verplicht is transitieplannen te publiceren, of indien de uitgevende instelling vrijwillig transitieplannen publiceert:

— de wijze waarop de obligatieopbrengsten bijdragen aan de financiering en uitvoering van die plannen. Die informatie kan worden verstrekt op het niveau van de economische activiteit of op projectniveau, alsook

— een link naar de website waarop die plannen gepubliceerd zijn.]

Securitisatie

[Indien van toepassing in het geval van securitisatie, de op grond van artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) 2023/2631 vereiste informatie.]

4.  Toewijzing van de opbrengsten van de obligatie

[De hieronder vermelde informatie wordt ten minste verstrekt op het niveau van de economische activiteit en idealiter op het niveau van het project of de groep van projecten. Vertrouwelijkheidsovereenkomsten, concurrentieoverwegingen of een groot aantal onderliggende in aanmerking komende projecten en soortgelijke overwegingen kunnen een beperking rechtvaardigen van de hoeveelheid details die beschikbaar wordt gesteld. Indien obligatieopbrengsten worden toegewezen aan uitgaven zoals bedoeld in artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2023/2631, kan de informatie op programmaniveau worden verstrekt.]

Toewijzing aan op de taxonomie afgestemde economische activiteiten

— [Of de uitgevende instelling opbrengsten toewijst volgens de geleidelijke benadering of de portefeuillebenadering, en of de obligatie(s) (een) securitisatieobligatie(s) is/zijn.]

— [Indien toepasselijk conform artikel 11, lid 6, van Verordening (EU) 2023/2631, een verklaring dat de samenstelling van de portefeuille van financiële activa en/of vaste activa niet is gewijzigd ten opzichte van het jaar waarop het vorige toewijzingsverslag betrekking heeft.]

— [De uitgevende instelling vult tabel A of tabel B hieronder in, afhankelijk van de vraag of voor de toewijzing van opbrengsten de geleidelijke benadering of de portefeuillebenadering wordt gebruikt. Ook de overeenkomstige totalen moeten worden ingevuld.]

— [Bevestiging van naleving van artikel 3, punt c), van Verordening (EU) 2020/852 (minimumgaranties).]

— [Indien de uitgevende instelling een overheidsentiteit is en de obligatieopbrengsten zijn toegewezen aan belastingkorting zoals bedoeld in artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2023/2631, een raming van het volume van het inkomstenverlies dat samenhangt met in aanmerking komende belastingkorting.]

Toewijzing aan specifieke op de taxonomie afgestemde economische activiteiten

— [Indien obligatieopbrengsten worden toegewezen aan een faciliterende of transitieondersteunende economische activiteit, het soort faciliterende of transitieondersteunende economische activiteit en het bedrag en het aandeel van de opbrengsten die worden toegewezen aan elk soort faciliterende of transitieondersteunende economische activiteit.]

— [Indien van toepassing, het bedrag en het aandeel van de activa die verband houden met op de taxonomie afgestemde activiteiten in verband met kernenergie en fossiel gas overeenkomstig artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) 2020/852.]

Toewijzing aan economische activiteiten die niet in overeenstemming zijn met de technische screeningcriteria

— [Indien obligatieopbrengsten worden toegewezen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2023/2631, een verklaring dat de [netto-]obligatieopbrengsten gedeeltelijk worden toegewezen aan economische activiteiten die niet in overeenstemming zijn met de technische screeningcriteria. De uitgevende instelling beschrijft de niet-overeenstemming en de activiteiten in kwestie, en het percentage van de opbrengsten dat is toegewezen aan dergelijke activiteiten, in totaal en per activiteit, en met een uitsplitsing waarin wordt beschreven welk(e) punt(en) van artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) 2023/2631 wordt/worden gebruikt. Daarenboven moet worden uitgelegd waarom de technische screeningcriteria niet kunnen worden toegepast en moet worden toegelicht hoe de uitgevende instelling ervoor heeft gezorgd dat die activiteiten in overeenstemming zijn met artikel 5, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2023/2631 en artikel 3, punten a), b) en c), van Verordening (EU) 2020/852.]

Uitgiftekosten

— [Een raming van het bedrag van de cumulatieve uitgiftekosten die worden afgetrokken van de opbrengsten, zoals toegestaan uit hoofde van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2023/2631, met een begeleidende toelichting.]

5.  Milieu-impact van de opbrengsten van de obligatie

[In het kader van deze afdeling van het toewijzingsverslag hoeft geen informatie te worden verstrekt.]

6.  Informatie over verslaglegging

— [Een link naar de website van de uitgevende instelling, zoals bedoeld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2023/2631.]

— [Indien toepasselijk, een link naar de relevante verslagen van de uitgevende instelling, zoals het geconsolideerde bestuursverslag of het geconsolideerde duurzaamheidsverslag op grond van Richtlijn 2013/34/EU.]

7.  CapEx-plan

— [Indien van toepassing, de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van het CapEx-plan als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) 2023/2631 en de geraamde datum van voltooiing van de projecten daarin.]

— [Indien er sprake is van vertragingen of afwijkingen die aanzienlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van het CapEx-plan, geeft de uitgevende instelling de redenen daarvoor, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van die verordening.]

— [Indien toepasselijk, het plan waarnaar wordt verwezen in artikel 8, lid 3, van die verordening.]

8.  Andere relevante informatie

(1)   

Verordening (EU) 2023/2631 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 betreffende Europese groene obligaties en optionele openbaarmakingen voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties (PB L, 2023/2631, 30.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2631/oj).

(2)   

Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(3)   

Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

[In het geval van een securitisatieobligatie worden verwijzingen in dit document naar de uitgevende instelling gelezen als verwijzingen naar de initiator en worden zij indien toepasselijk vervangen door verwijzingen naar de initiator.]

Tabel A: Afstemming op de taxonomie van informatie over opbrengsten voor obligaties die gebruikmaken van de geleidelijke benadering voor wat betreft de toewijzing van obligatieopbrengsten

[De in de tabel hieronder vermelde informatie wordt ten minste verstrekt op het niveau van de economische activiteit en idealiter op het niveau van het project of de groep van projecten. Vertrouwelijkheidsovereenkomsten, concurrentieoverwegingen of een groot aantal onderliggende in aanmerking komende projecten en soortgelijke overwegingen kunnen een beperking rechtvaardigen van de hoeveelheid details die beschikbaar wordt gesteld. Indien obligatieopbrengsten worden toegewezen aan uitgaven zoals bedoeld in artikel 4, lid 3, kan de informatie op programmaniveau worden verstrekt.]

De informatie in de onderstaande tabel heeft betrekking op de periode vanaf de uitgifte van de betrokken obligatie tot de verslagleggingsdatum.



1.  Naam, locatie en beschrijving van het project (of groep van projecten of economische activiteit)

1.1.  (voor elk project/elke groep projecten/elke economische activiteit, naargelang het geval) [Naam]

1.2.  [Locatie]

1.3.  [Beknopte beschrijving]

2.  Bedrag van de toegewezen obligatieopbrengsten

2.1.  [obligatieopbrengsten toegewezen aan dit project/deze groep projecten/deze economische activiteit sinds de datum van uitgifte]

2.2.  [obligatieopbrengsten toegewezen aan dit project/deze groep projecten/deze economische activiteit tijdens de verslagleggingsperiode]

2.3.  Aandeel van het project dat met de obligatie(s) wordt gefinancierd

3.  Aandeel van de obligatieopbrengsten dat zal worden gebruikt voor financiering (in het jaar van uitgifte of na het jaar van uitgifte) of herfinanciering (voorafgaand aan die periode)

3.1.  [aandeel van het bedrag in rij 2.1 dat wordt gebruikt voor financiering en herfinanciering]

3.2.  [aandeel van het bedrag in rij 2.2 dat wordt gebruikt voor financiering en herfinanciering]

4.  Soort en sector van de door de obligatie(s) gefinancierde economische activiteiten

4.1.  [Voor elk van de economische activiteiten die verband houden met het door de obligatie(s) gefinancierde project: de soorten/sectoren]

4.2.  [Voor elk van de economische activiteiten die verband houden met het door de obligatie(s) gefinancierde project: indien toepasselijk, de soorten, sectoren en NACE-codes in overeenstemming met de statistische classificatie van economische activiteiten als opgesteld bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (1)]

5.  Bedrag van de toegewezen obligatieopbrengsten die zijn afgestemd op de taxonomie

5.1.  [van de totale obligatieopbrengsten die aan het project zijn toegewezen, het bedrag dat is toegewezen aan een activiteit die sinds de uitgiftedatum is afgestemd op de taxonomie]

5.2.  [procentueel aandeel van het in rij 2.1 vermelde bedrag]

5.3.  [van de obligatieopbrengsten die tijdens de verslagleggingsperiode aan het project zijn toegewezen, het bedrag dat is toegewezen aan een activiteit die tijdens de verslagleggingsperiode is afgestemd op de taxonomie]

5.4.  [procentueel aandeel van het in rij 2.2 vermelde bedrag]

6.  Milieudoelstellingen en technische screeningcriteria

6.1.  [De gerichte milieudoelstelling(en) als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852]

6.2.  [Een indicatie van de overeenkomstig artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 goedgekeurde gedelegeerde handelingen die zijn gebruikt om de technische screeningcriteria te bepalen, en de toepassingsdata ervan]

6.3.  [Informatie over de methode en aannames die zijn gebruikt voor de berekening van de belangrijkste impactmaatstaven overeenkomstig de uit hoofde van artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, en artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 goedgekeurde gedelegeerde handelingen, en voor aanvullende impactmaatstaven]

7.  Aard van ecologisch duurzame activa en uitgaven

7.1.  [van het tijdens de verslagleggingsperiode toegewezen bedrag vermeld in rij 5.3, bedrag aan kapitaaluitgaven]

7.2.  [van het tijdens de verslagleggingsperiode toegewezen bedrag vermeld in rij 5.3, bedrag aan operationele uitgaven]

7.3.  [van het tijdens de verslagleggingsperiode toegewezen bedrag vermeld in rij 5.3, bedrag aan vaste activa]

7.4.  [van het tijdens de verslagleggingsperiode toegewezen bedrag vermeld in rij 5.3, bedrag aan financiële activa]

8.  Andere relevante informatie

8.1.  [Andere relevante informatie, zoals relevante milieukernprestatie-indicatoren), alsook links naar websites met relevante informatie en links naar relevante openbare documenten met meer gedetailleerde informatie, zoals de website van de onderneming met een beschrijving van het project of een verslag van een milieuadviesbureau]

(1)   

Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

Totalen:



Sinds uitgifte

[verslagleggingsperiode]

Totaalbedrag van de obligatieopbrengsten die sinds de uitgifte zijn toegewezen: [X]

Van dit bedrag, het totale bedrag aan obligatieopbrengsten dat sinds uitgifte is toegewezen aan op de taxonomie afgestemde economische activiteiten: [X]

Totaalbedrag van de obligatieopbrengsten die tijdens de verslagleggingsperiode zijn toegewezen: [X]

Van dit bedrag, het totale bedrag aan obligatieopbrengsten dat tijdens de verslagleggingsperiode is toegewezen aan op de taxonomie afgestemde economische activiteiten: [X]

Van dit bedrag:

— het totale bedrag aan obligatieopbrengsten dat tijdens de verslagleggingsperiode is toegewezen aan op de taxonomie afgestemde kapitaaluitgaven: [X]

— het totale bedrag aan obligatieopbrengsten dat tijdens de verslagleggingsperiode is toegewezen aan op de taxonomie afgestemde operationele uitgaven: [X]

— het totale bedrag aan obligatieopbrengsten dat tijdens de verslagleggingsperiode is toegewezen aan op de taxonomie afgestemde [overige]: [X]

Tabel B: Informatie over de afstemming op de taxonomie van opbrengsten voor obligaties die gebruikmaken van de portefeuillebenadering voor wat betreft de toewijzing van obligatieopbrengsten

[De in de tabel hieronder vermelde informatie wordt ten minste verstrekt op het niveau van de economische activiteit en idealiter op het niveau van het project of de groep van projecten. Vertrouwelijkheidsovereenkomsten, concurrentieoverwegingen of een groot aantal onderliggende in aanmerking komende projecten en soortgelijke overwegingen kunnen een beperking rechtvaardigen van de hoeveelheid details die beschikbaar wordt gesteld. De vereiste informatie mag geheel of gedeeltelijk in een andere vorm dan in tabelvorm worden verstrekt.]

De informatie in de onderstaande tabel heeft betrekking op de verslagleggingsperiode.



Uitstaande Europese groene obligaties

Portefeuille van ecologisch duurzame activa

[Een overzicht van alle uitstaande Europese groene obligaties, met vermelding van hun individuele en gecombineerde waarde]

[Een overzicht van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) 2023/2631 bedoelde in aanmerking komende financiële activa en andere activa op de balans van de uitgevende instelling, met vermelding van:

1.  [Naam, locatie en beknopte beschrijving van het project]

2.  [Indien beschikbaar, een indicatie van de opbrengsten uit de obligatie die bedoeld zijn om aan dit project te worden toegewezen]

3.  [Indien beschikbaar, een indicatie van het aandeel van het in punt 2 genoemde bedrag dat zal worden gebruikt voor financiering en herfinanciering]

4.  [Voor elk van de economische activiteiten die verband houden met het door de obligatie gefinancierde project: de soorten, sectoren en, indien toepasselijk, de NACE-codes van die projecten in overeenstemming met de statistische classificatie van economische activiteiten als opgesteld bij Verordening (EG) nr. 1893/2006]

5.  [Indien beschikbaar, het bedrag van de opbrengsten van het met de obligatie gefinancierde project die zijn toegewezen aan een op de taxonomie afgestemde activiteit] [procentueel aandeel van het in punt 2 vermelde bedrag]

6.  [De beoogde milieudoelstelling(en), als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852] [Een indicatie van de overeenkomstig artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde gedelegeerde handelingen die worden gebruikt om de technische screeningcriteria, en de toepassingsdata ervan] [Informatie over de methode en aannames die zijn gebruikt voor de berekening van de belangrijkste impactmaatstaven overeenkomstig de uit hoofde van artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, en artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 goedgekeurde gedelegeerde handelingen, en voor aanvullende impactmaatstaven]

7.  [Indien beschikbaar, de uitsplitsing van het in punt 5 bedoelde bedrag al naargelang de opbrengsten zijn toegewezen aan vaste activa of aan financiële activa]

8.  [Indien van toepassing, toevoegingen of verwijderingen uit de portefeuille met projecten, in het geval nieuwe Europese groene obligaties aan de portefeuille worden toegevoegd of indien (vervallende) Europese groene obligaties uit de portefeuille worden verwijderd]

9.  [Indien beschikbaar, een vermelding van het bedrag en/of het aantal nieuwe projecten ten opzichte van het bedrag aan nieuw uitgegeven Europese groene obligaties in het kalenderjaar van uitgifte]

10.  [Andere relevante informatie, zoals relevante milieukernprestatie-indicatoren, alsook links naar websites met relevante informatie en links naar relevante openbare documenten met meer gedetailleerde informatie]

Totale waarde van de portefeuille van uitstaande Europese groene obligaties:

Totale waarde van de portefeuille van ecologisch duurzame activa:

Totale waarde van de portefeuille van ecologisch duurzame activa die verband houden met een op de taxonomie afgestemde activiteit:




BIJLAGE III

IMPACTVERSLAG VOOR EUROPESE GROENE OBLIGATIES

[Indien het impactverslag is herzien, moet dit in de titel tot uiting komen.]

Dit document en de inhoud ervan moeten niet worden goedgekeurd of onderschreven door de ESMA of een andere bevoegde autoriteit.



1.  Algemene informatie

— [Publicatiedatum van het impactverslag]

— [Indien van toepassing, de publicatiedatum van het herziene impactverslag]

— [Datum van uitgifte van de obligatie(s) of tranches van de obligatie(s)]

— [De officiële naam van de uitgevende instelling]

— [Indien beschikbaar, de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) van de uitgevende instelling]

— [Het adres van de webpagina waar beleggers informatie vinden over hoe contact op te nemen met de uitgevende instelling]

— [Indien beschikbaar, de door de uitgevende instelling toegewezen naam van de obligatie(s)]

— [Indien beschikbaar, het internationaal effectenidentificatienummer (ISIN) van de obligatie(s) en de tranches ervan]

— [Indien het impactverslag werd onderworpen aan een toetsing door een externe toetsingsinstantie, de identiteit en de contactgegevens van de externe toetsingsinstantie]

— [Indien toepasselijk, de naam van de bevoegde autoriteit die het obligatieprospectus of de obligatieprospectussen heeft goedgekeurd]

2.  Belangrijke informatie

— [De volgende verklaring: “[Deze obligatie gebruikt] [Deze obligaties gebruiken] de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” in overeenstemming met Verordening (EU) 2023/2631 van het Europees Parlement en de Raad (1)].”]

— [Indien de obligatieopbrengsten zijn toegewezen overeenkomstig artikel 5 van die verordening toe te wijzen, de volgende verklaring: “[Deze Europese groene obligatie maakt] [Deze Europese groene obligaties maken] gebruik van de flexibiliteit die een gedeeltelijke afwijking toestaat van de technische screeningcriteria zoals vastgesteld in de op grond van artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (2) vastgestelde gedelegeerde handelingen (“de technische screeningscriteria”), zoals nader beschreven in afdeling 4 van dit impactverslag.”]

3.  Milieustrategie en motivering

Overzicht

— [Informatie over de wijze waarop de obligatie(s) heeft (hebben) bijgedragen aan de bredere milieustrategie van de uitgevende instelling]

— [Indien van toepassing, een toelichting bij eventuele wijzigingen in de bredere milieustrategie van de uitgevende instelling sinds de publicatie van de factsheet voor Europese groene obligaties]

— [De milieudoelstellingen bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852 die met de obligatie(s) worden nagestreefd]

Kernprestatie-indicatoren voor kapitaaluitgaven en operationele uitgaven

— [Indien de uitgevende instelling onderworpen is aan artikel 8 van Verordening (EU) 2020/852, een beschrijving van de wijze waarop, de mate waarin (bv. uitgedrukt als een procentuele verandering van jaar tot jaar) en de financiële perioden waarin de obligatieopbrengsten hebben bijgedragen aan de kernprestatie-indicatoren van de uitgevende instelling voor op de taxonomie afgestemde activa, omzet, kapitaaluitgaven en operationele uitgaven.]

Link naar het transitieplan

— [Indien de uitgevende instelling op grond van artikel 19 bis, lid 2, punt a), iii), of, waar toepasselijk, artikel 29 bis, lid 2, punt a), iii), van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) verplicht is transitieplannen te publiceren, of indien de uitgevende instelling vrijwillig transitieplannen publiceert:

— 

— de wijze waarop de obligatieopbrengsten hebben bijgedragen aan de financiering en uitvoering van die plannen. Die informatie kan worden verstrekt op het geaggregeerde niveau van de economische activiteit of op projectniveau, alsook

— een link naar de website waarop die plannen gepubliceerd zijn.]

4.  Toewijzing van de opbrengsten van de obligatie

[De hieronder vermelde informatie wordt ten minste verstrekt op het niveau van de economische activiteit en idealiter op het niveau van het project of de groep van projecten. Vertrouwelijkheidsovereenkomsten, concurrentieoverwegingen of een groot aantal onderliggende in aanmerking komende projecten en soortgelijke overwegingen kunnen een beperking rechtvaardigen van de hoeveelheid details die beschikbaar wordt gesteld. Indien obligatieopbrengsten worden toegewezen aan uitgaven zoals bedoeld in artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2023/2631, kan de informatie op programmaniveau worden verstrekt.]

Toewijzing aan specifieke op de taxonomie afgestemde economische activiteiten

[Het aandeel van obligatieopbrengsten dat is toegewezen aan activiteiten die uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 ecologisch duurzaam zijn, volgens de methode uiteengezet in bijlage II bij Verordening (EU) 2023/2631:] [XX] % van de obligatieopbrengsten.]

[Indien obligatieopbrengsten zijn toegewezen aan een faciliterende of transitieondersteunende economische activiteit, een precisering van de faciliterende of transitieondersteunende economische activiteit en het bedrag en het aandeel van de opbrengsten die worden toegewezen aan elk soort faciliterende of transitieondersteunende economische activiteit.]

[Indien van toepassing, het bedrag en het aandeel van de activa die verband houden met op de taxonomie afgestemde activiteiten in verband met kernenergie en fossiel gas overeenkomstig artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) 2020/852.]

Toewijzing aan economische activiteiten die niet in overeenstemming zijn met de technische screeningcriteria

[Indien obligatieopbrengsten zijn toegewezen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2023/2631, een verklaring dat de [netto-]obligatieopbrengsten gedeeltelijk zijn toegewezen aan economische activiteiten die niet in overeenstemming zijn met de technische screeningcriteria. De uitgevende instelling beschrijft de niet-overeenstemming en de activiteiten in kwestie, en het percentage van de opbrengsten dat is toegewezen aan dergelijke activiteiten, in totaal en per activiteit, en met een uitsplitsing waarin wordt beschreven welk(e) punt(en) van artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) 2023/2631 is/zijn gebruikt. Daarenboven moet worden uitgelegd waarom de technische screeningcriteria niet konden worden toegepast en moet worden toegelicht op welke manier de uitgevende instelling ervoor heeft gezorgd dat die activiteiten in overeenstemming waren met artikel 5, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2023/2631 en artikel 3, punten a), b) en c), van Verordening (EU) 2020/852.]

5.  Milieu-impact van de opbrengsten van de obligatie

— [Een raming van de positieve en negatieve milieueffecten in geaggregeerde vorm]

— [Informatie over de methode en aannames die zijn gebruikt om het effect van projecten te evalueren, als de factsheet voor Europese groene obligaties van de obligatie die informatie niet bevatte]

— [Informatie over de positieve en negatieve milieueffecten van het project, en indien beschikbaar, bijhorende maatstaven. Indien die informatie niet beschikbaar is op projectniveau, moet dat worden toegelicht]

— [Indien de uitgevende instelling dat wenst, informatie over de vraag of en hoe het project heeft bijgedragen aan andere duurzaamheidsaspecten van de obligatie en aan de maatschappelijke aspecten van de transitie naar klimaatneutraliteit, bijvoorbeeld door te voorzien in nieuwe werkgelegenheid, omscholingsmogelijkheden en lokale infrastructuur in gemeenschappen die getroffen zijn door de duurzaamheidstransitie van economische activiteiten]

— [Indien de obligatieopbrengsten worden toegewezen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2023/2631, rapporteert de uitgevende instelling die informatie voor die projecten en transacties afzonderlijk]

6.  Informatie over verslaglegging

— [Een link naar de website van de uitgevende instelling, zoals bedoeld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2023/2631]

— [Indien toepasselijk, een link naar de relevante verslagen van de uitgevende instelling, zoals het geconsolideerde bestuursverslag of het geconsolideerde duurzaamheidsverslag op grond van Richtlijn 2013/34/EU]

7.  CapEx-plan

[Indien van toepassing, de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van het CapEx-plan als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) 2023/2631.]

8.  Andere relevante informatie

(1)   

Verordening (EU) 2023/2631 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 betreffende Europese groene obligaties en optionele openbaarmakingen voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties (PB L, 2023/2631, 30.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2631/oj).

(2)   

Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(3)   

Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

[In het geval van een securitisatieobligatie worden verwijzingen in dit document naar de uitgevende instelling gelezen als verwijzingen naar de initiator en worden zij indien toepasselijk vervangen door verwijzingen naar de initiator.]




BIJLAGE IV

INHOUD VAN DE TOETSING VÓÓR UITGIFTE EN NA UITGIFTE EN VAN DE TOETSING VAN HET IMPACTVERSLAG

Dit document en de inhoud ervan moeten niet worden goedgekeurd of onderschreven door de ESMA of een andere bevoegde autoriteit.



De titel “Toetsing vóór uitgifte”, “Toetsing na uitgifte” of “Toetsing van het impactverslag” moet duidelijk zichtbaar bovenaan de eerste bladzijde van het document staan.

1.  Algemene informatie

— [Datum van publicatie van de toetsing]

— [Datum van uitgifte van de obligatie(s) of tranches van de obligatie(s)]

— [Datum van publicatie van de desbetreffende factsheet voor Europese groene obligaties en, indien van toepassing, van het gerelateerde toewijzingsverslag of van het impactverslag]

— [De officiële naam van de uitgevende instelling]

— [Indien beschikbaar, de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) van de uitgevende instelling]

— [Indien beschikbaar, de door de uitgevende instelling toegewezen naam van de obligatie(s)]

— [Indien beschikbaar, het internationaal effectenidentificatienummer (ISIN) van de obligatie(s) en de tranches ervan]

— [De identiteit en de contactgegevens van de externe toetsingsinstantie, met inbegrip van het adres van de webpagina van die instantie]

— [De naam en functie van de hoofdanalist bij een bepaalde beoordelingsactiviteit]

— [De naam en functie van de persoon die primair verantwoordelijk is voor de goedkeuring van de toetsing]

— [Indien dat relevant is, de datum waarop de toetsing voor het laatst is geactualiseerd, en een toelichting met de reden voor de actualisering]

— [Indien van toepassing, andere diensten die de externe toetsingsinstantie verleent voor de beoordeelde entiteit, samen met een beschrijving van daadwerkelijke of mogelijke belangenconflicten.]

2.  Inleiding

[Voor toetsingen vóór uitgifte: een verklaring dat een externe toetsingsinstantie de ingevulde factsheet voor Europese groene obligaties in bijlage I bij Verordening (EU) 2023/2631 van het Europees Parlement en de Raad (1) heeft beoordeeld.]

[Voor toetsingen na uitgifte: een verklaring dat een externe toetsingsinstantie het ingevulde toewijzingsverslag in bijlage II bij Verordening (EU) 2023/2631 heeft beoordeeld.]

[Voor toetsingen van het impactverslag: een verklaring dat een externe toetsingsinstantie het ingevulde impactverslag voor Europese groene obligaties in bijlage III bij Verordening (EU) 2023/2631 heeft beoordeeld.]

[Een verklaring dat die toetsing het onafhankelijke advies van de externe toetsingsinstantie weergeeft, en dat men zich slechts in beperkte mate op die toetsing mag baseren.]

3.  Verklaringen betreffende de overeenstemming van het gebruik van de opbrengsten met Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (2)

[Deze afdeling moet alleen worden ingevuld in het geval van een toetsing vóór uitgifte of een toetsing na uitgifte.]

[Een verklaring betreffende de overeenstemming van het gebruik van de opbrengsten van de Europese groene obligatie(s) met Verordening (EU) 2020/852, op basis van de door de uitgevende instelling aan de externe toetsingsinstantie verstrekte informatie:

— indien het advies van de onafhankelijke toetsingsinstantie positief is, een verklaring dat de obligatie(s) voldoet/voldoen — of, indien dat relevant is, wordt/worden verwacht te voldoen — aan de vereisten van Verordening (EU) 2023/2631 voor wat het gebruik van de opbrengsten betreft;

— indien het advies van de onafhankelijke toetsingsinstantie negatief is, een verklaring dat de obligatie(s) niet voldoet/voldoen — of, indien dat relevant is, niet wordt/worden verwacht te voldoen — aan de vereisten van Verordening (EU) 2023/2631 en dat de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” alleen kan worden gebruikt indien de obligatie(s) aan een tweede toetsing wordt/worden onderworpen, met een positief advies als resultaat.]

4.  Bronnen, beoordelingsmethoden en belangrijkste aannames

— [Informatie over de bronnen die zijn gebruikt voor de toetsing vóór uitgifte of de toetsing na uitgifte, met inbegrip van links naar meetgegevens en de toegepaste methode, indien beschikbaar]

— [Een toelichting bij de beoordelingsmethoden en belangrijkste aannames]

— [Een toelichting bij de gebruikte aannames en taxonomievereisten, bij de beperkingen en onzekerheden over de gebruikte methoden en een duidelijke verklaring dat de externe toetsingsinstantie van oordeel is dat de kwaliteit van de door de uitgevende instelling of derde partij verstrekte informatie toereikend is om de toetsing uit te voeren, en de mate waarin de externe toetsingsinstantie getracht heeft de verstrekte informatie te controleren]

5.  Beoordeling en advies

[In alle gevallen op basis van de door de uitgevende instelling aan de externe toetsingsinstantie verstrekte informatie — waar toepasselijk nader te bepalen]

[Voor toetsingen vóór uitgifte:

— een gedetailleerde beoordeling of de ingevulde factsheet overeenstemt met de artikelen 4 tot en met 8 van Verordening (EU) 2023/2631;

— het advies van de externe toetsingsinstantie over de bovengenoemde beoordeling;

— indien de obligatieopbrengsten bestemd zijn om overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2023/2631 te worden toegewezen, worden de beoordeling en het advies in een specifieke afdeling verstrekt.]

[Voor toetsingen na uitgifte:

— een beoordeling van de vraag of de uitgevende instelling de opbrengsten van de obligatie in overeenstemming met de artikelen 4 tot en met 8 van Verordening (EU) 2023/2631 heeft toegewezen;

— een beoordeling van de vraag of de uitgevende instelling het in de factsheet voor Europese groene obligaties beschreven beoogde gebruik van de opbrengsten in acht heeft genomen;

— het advies van de externe toetsingsinstantie over de twee in het eerste en tweede streepje bedoelde beoordelingen];

— voor activa of activiteiten die onder een CapEx-plan vallen, een beoordeling na voltooiing ervan waarin wordt nagegaan of die activa of activiteiten voldoen aan de taxonomievereisten;

— indien de obligatieopbrengsten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2023/2631 worden toegewezen, worden de beoordeling en het advies in een specifieke afdeling verstrekt. In de beoordeling wordt aangegeven of aan elk van de relevante vereisten van dat artikel is voldaan.

[Voor toetsingen van het impactverslag:

— een beoordeling van de vraag of de uitgifte van de obligatie in overeenstemming is met de bredere milieustrategie en motivering van de uitgevende instelling;

— een beoordeling van de aangegeven milieu-impact van de obligatieopbrengsten;

— het advies van de externe toetsingsinstantie over de in het eerste en tweede streepje bedoelde beoordelingen.]

6.  Andere informatie

[Enige andere informatie die de toetsingsinstantie relevant acht voor de toetsing]

(1)   

Verordening (EU) 2023/2631 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 betreffende Europese groene obligaties en optionele openbaarmakingen voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties (PB L, 2023/2631, 30.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2631/oj).

(2)   

Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

[In het geval van een securitisatieobligatie worden verwijzingen in dit document naar de uitgevende instelling gelezen als verwijzingen naar de initiator en worden zij indien toepasselijk vervangen door verwijzingen naar de initiator.]



( 1 ) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

( 2 ) Verordening (EU) 2023/2859 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 tot oprichting van een Europees centraal toegangspunt dat gecentraliseerde toegang biedt tot voor financiële diensten, kapitaalmarkten en duurzaamheid relevante publiek beschikbare informatie (PB L, 2023/2859, 20.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2859/oj).

( 3 ) Verordening nr. 1 van de Raad van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385/58).

( 4 ) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

( 5 ) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

( 6 ) Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).