02017R1131 — NL — 09.01.2024 — 002.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2017/1131 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 juni 2017

inzake geldmarktfondsen

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 169 van 30.6.2017, blz. 8)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/990 VAN DE COMMISSIE  van 10 april 2018

  L 177

1

13.7.2018

►M2

VERORDENING(EU) 2023/2869 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 13 december 2023

  L 

1

20.12.2023




▼B

VERORDENING (EU) 2017/1131 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 juni 2017

inzake geldmarktfondsen

(Voor de EER relevante tekst)



HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.  
Deze verordening stelt regels vast betreffende in de Unie gevestigde, beheerde of verhandelde geldmarktfondsen (MMF's), de financiële instrumenten die in aanmerking komen voor belegging door een MMF, de portefeuille van een MMF, en de waardering ervan, en de rapportagevereisten met betrekking tot een MMF.

Deze verordening is van toepassing op instellingen voor collectieve belegging die:

a) 

overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG een vergunning als instelling voor collectieve belegging (hierna „icbe”) moeten krijgen of een vergunning als icbe hebben, dan wel overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU een alternatieve beleggingsinstelling (hierna „abi”) vormen;

b) 

in kortlopende activa beleggen, en

c) 

afzonderlijke of gezamenlijke doelstellingen hebben die beogen een rendement in overeenstemming met geldmarkttarieven te bieden of de waarde van de belegging te vrijwaren.

2.  
De lidstaten leggen geen extra verplichtingen op binnen het toepassingsgebied van deze verordening.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„kortlopende activa” : financiële activa met een resterende looptijd die twee jaar niet overschrijdt;

2.

„geldmarktinstrumenten” : geldmarktinstrumenten in de zin van artikel 2, lid 1, onder o), van Richtlijn 2009/65/EG en instrumenten als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2007/16/EG van de Commissie ( 1 );

3.

„effecten” : effecten in de zin van artikel 2, lid 1, onder n), van Richtlijn 2009/65/EG en instrumenten als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2007/16/EG;

4.

„retrocessieovereenkomst” : een overeenkomst waarbij een partij effecten of rechten die aan deze titel verbonden zijn, aan een tegenpartij overdraagt onder de verbintenis deze terug te kopen tegen een vastgestelde prijs op een vastgesteld of vast te stellen tijdstip in de toekomst;

5.

„omgekeerde retrocessieovereenkomst” : een overeenkomst waarbij een partij effecten of rechten die aan een titel of effect zijn verbonden, van een tegenpartij ontvangt onder de verbintenis deze terug te verkopen tegen een vastgestelde prijs op een vastgesteld of vast te stellen tijdstip in de toekomst;

6.

„verstrekte effectenlening” en „opgenomen effectenlening” : een transactie waarbij een instantie of haar tegenpartij effecten overdraagt onder de verbintenis dat de leningnemer op een tijdstip in de toekomst of wanneer de overdrager daarom verzoekt gelijkwaardige effecten teruglevert, waarbij die transactie bekendstaat als een „verstrekte effectenlening” voor de instantie die de effecten overdraagt, en als een „opgenomen effectenlening” voor de instantie waaraan de effecten worden overgedragen;

7.

„securitisatie” : securitisatie als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 61, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

8.

„waardering tegen marktwaarde” („mark to market”) : het bepalen van de waarde van posities op basis van direct beschikbare slotkoersen, afkomstig van onafhankelijke bronnen, waaronder beurskoersen, prijzen in de schermenhandel of noteringen van een aantal onafhankelijke gereputeerde effectenmakelaars;

9.

„waardering op basis van een modellenbenadering” („mark to model”) : het door middel van benchmarking, extrapolatie of een andere berekeningswijze bepalen van de waarde op basis van één of meer inputs uit de markt;

10.

„methode van de geamortiseerde kostprijs” : een waarderingsmethode die de kosten voor het verkrijgen van een activum in aanmerking neemt en die waarde voor amortisatie van premies (of kortingen) aanpast tot de vervaldag;

11.

„overheidsschuldgeldmarktfonds met constante intrinsieke waarde” (public debt constant net asset value money market fund) of „overheidsschuld-CNAV MMF” :

een MMF:

a) 

dat een onveranderde intrinsieke waarde (NAV) probeert te behouden per recht van deelneming of aandeel;

b) 

waarbij de opbrengsten dagelijks in het fonds worden opgenomen en aan de belegger kunnen worden uitbetaald of kunnen worden gebruikt om meer rechten van deelneming of aandelen in het fonds aan te kopen;

c) 

waarbij activa in het algemeen volgens de methode van de geamortiseerde kostprijs worden gewaardeerd en waarbij de NAV tot het dichtstbijzijnde percentagepunt of het in nationale valuta uitgedrukte overeenstemmende bedrag worden afgerond, en

d) 

dat ten minste 99,5 % van zijn activa belegt in instrumenten als bedoeld in artikel 17, lid 7, omgekeerde retrocessieovereenkomsten gedekt door overheidsschuld als bedoeld in artikel 17, lid 7, en in geldmiddelen;

12.

„MMF met een intrinsieke waarde en een lage volatiliteit” of „LVNAV MMF” : een MMF dat voldoet aan de specifieke vereisten van de artikelen 29, 30 en 32 en artikel 33, lid 2, onder b);

13.

„MMF met een variabele intrinsieke waarde” of „VNAV MMF” : een MMF dat voldoet aan de specifieke vereisten van de artikelen 29 en 30 en artikel 33, lid 1;

14.

„kortlopend MMF” : een geldmarktfonds dat belegt in in aanmerking komende geldmarktinstrumenten als bedoeld in artikel 10, lid 1, en dat is onderworpen aan de portefeuilleregels van artikel 24;

15.

„standaard-MMF” : een geldmarktfonds dat belegt in in aanmerking komende geldmarktinstrumenten als bedoeld in artikel 10, leden 1 en 2, en dat is onderworpen aan de portefeuilleregels van artikel 25;

16.

„kredietinstelling” : kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

17.

„bevoegde autoriteit van het MMF” :

a) 

voor icbe's, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de icbe aangewezen in overeenstemming met artikel 97 van Richtlijn 2009/65/EG;

b) 

voor EU-abi's, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de abi als omschreven in artikel 4, lid 1, onder p), van Richtlijn 2011/61/EU;

c) 

voor niet-EU-abi's, een van de volgende:

i) 

de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de niet-EU-abi in de Unie zonder paspoort wordt verhandeld;

ii) 

de bevoegde autoriteit van de EU-abi-beheerder die de niet-EU-abi beheert, wanneer de niet-EU-abi in de Unie met een paspoort wordt verhandeld of niet in de Unie wordt verhandeld;

iii) 

de bevoegde autoriteit van de referentielidstaten indien de niet-EU-abi niet door een EU-abi-beheerder wordt beheerd en in de Unie met een paspoort wordt verhandeld;

18.

„wettelijke vervaldag” : de datum waarop de hoofdsom van een effect volledig moet worden terugbetaald en waaraan geen enkele keuzemogelijkheid is verbonden;

19.

„gewogen gemiddelde looptijd” (weighted average maturity) of „WAM” : de gemiddelde tijd tot de wettelijke vervaldag of, indien korter, tot de volgende aanpassing van de rentevoet aan de geldmarktrente, van alle onderliggende activa in het MMF, die de relatieve posities in elk activum weergeeft;

20.

„gewogen gemiddelde duur” (weighted average life) of „WAL” : de gemiddelde tijd tot de wettelijke vervaldatum van alle onderliggende activa in het MMF, die de relatieve posities in elk activum weergeeft;

21.

„resterende looptijd” : de resterende tijd tot de wettelijke vervaldag van een effect;

22.

„short sale” :

elke verkoop door een MMF van een instrument dat het MMF niet in eigendom heeft op het moment dat het de verkoopovereenkomst sluit, met inbegrip van een dergelijke verkoop wanneer het MMF bij de sluiting van de verkoopovereenkomst het instrument heeft ontleend of heeft toegezegd het te ontlenen met het oog op levering ervan bij de afwikkeling, met uitsluiting van:

a) 

een verkoop door een van de partijen onder een retrocessieovereenkomst waarbij één partij heeft aanvaard om de andere partij een effect tegen een bepaalde prijs te verkopen met als tegenprestatie van die andere partij het effect op een latere datum tegen een andere, bepaalde prijs terug te verkopen, of

b) 

het aangaan van een futures- of ander derivatencontract waarin wordt overeengekomen om effecten op een toekomstige datum tegen een bepaalde prijs te verkopen;

23.

„beheerder van een MMF” : in het geval van een MMF dat een icbe is: de icbe-beheermaatschappij; in het geval van een icbe met een interne beheerder: de icbe-beleggingsmaatschappij; in het geval van een MMF dat een abi is: een abi-beheerder of een abi met een interne beheerder.

Artikel 3

Types MMF's

1.  

MMF's worden opgericht als een van de volgende types:

a) 

een VNAV MMF;

b) 

een overheidsschuld-CNAV MMF;

c) 

een LVNAV MMF.

2.  
De vergunning van een MMF vermeldt uitdrukkelijk het type MMF, te kiezen uit de in lid 1 vermelde types.

Artikel 4

Vergunning van MMF's

1.  
In de Unie wordt geen instelling voor collectieve belegging als MMF gevestigd, verhandeld of beheerd tenzij hiervoor overeenkomstig deze verordening een vergunning is verleend.

Deze vergunning geldt voor alle lidstaten.

2.  
Aan een instelling voor collectieve belegging waarvoor overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG voor het eerst een vergunning als icbe is vereist en waarvoor overeenkomstig deze verordening een vergunning als MMF is vereist, wordt een vergunning als MMF verleend in het kader van de icbe-vergunningsprocedure overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG.

Als een instelling voor collectieve belegging reeds een vergunning als icbe overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG heeft gekregen, kan zij een vergunning als MMF aanvragen volgens de in de leden 4 en 5 van dit artikel uiteengezette procedure.

3.  
Aan een instelling voor collectieve belegging die een abi is en waarvoor overeenkomstig deze verordening een vergunning als MMF is vereist, wordt een vergunning als MMF verleend volgens de in artikel 5 ingestelde vergunningsprocedure.
4.  
Aan een instelling voor collectieve belegging wordt geen vergunning als MMF verleend tenzij de bevoegde autoriteit van het MMF genoegzaam heeft vastgesteld dat het MMF in staat zal zijn te voldoen aan alle voorschriften van deze verordening.
5.  

Voor de vergunning als MMF legt een instelling voor collectieve belegging haar bevoegde autoriteit de volgende documenten over:

a) 

het reglement of de statuten van het MMF, met vermelding van welk type MMF het is, te kiezen uit de in artikel 3, lid 1, vermelde types;

b) 

de identificatie van de beheerder van het MMF;

c) 

de identificatie van de bewaarder;

d) 

een beschrijving van het MMF of voor beleggers beschikbare informatie over het fonds;

e) 

een beschrijving van of informatie over de regelingen en procedures die nodig zijn om te voldoen aan de vereisten bedoeld in de hoofdstukken II tot en met VII;

f) 

elk ander gegeven of elk ander document dat de bevoegde autoriteit van het MMF verlangt om naleving van de voorschriften van deze verordening te controleren.

6.  
De bevoegde autoriteiten informeren de ESMA elk kwartaal over de krachtens deze verordening verleende of ingetrokken vergunningen.
7.  
De ESMA houdt een centraal openbaar register bij met de identificatie van elk MMF waaraan overeenkomstig deze verordening een vergunning is verleend, zijn type overeenkomstig artikel 3, lid 1, of het een kortlopend MMF dan wel een standaard-MMF is, zijn beheerder en de bevoegde autoriteit van het MMF. Het register wordt in elektronische vorm beschikbaar gesteld.

Artikel 5

Procedure voor vergunning van abi-MMF's

1.  
Aan een abi wordt een vergunning als MMF alleen verleend indien de bevoegde autoriteit van het MMF het verzoek van een abi-beheerder die reeds overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU een vergunning voor het beheer van een abi-MMF heeft gekregen, goedkeurt en ook het fondsreglement en de keuze van de bewaarder goedkeurt.
2.  

Bij de indiening van het verzoek tot het beheer van een abi-MMF verstrekt de abi-beheerder aan wie een vergunning is verleend, de bevoegde autoriteit van het MMF het volgende:

a) 

de schriftelijke overeenkomst met de bewaarder;

b) 

informatie over delegatieregelingen met betrekking tot portefeuille- en risicobeheer en de administratie betreffende de abi;

c) 

informatie over de beleggingsstrategieën, het risicoprofiel en andere kenmerken van abi-MMF's die de abi-beheerder beheert of wil beheren.

De bevoegde autoriteit van het MMF kan de bevoegde autoriteit van de abi-beheerder verzoeken om verduidelijking en informatie met betrekking tot de in de vorige alinea bedoelde documenten, of om een certificaat waaruit blijkt dat MMF's binnen het toepassingsgebied van de beheersvergunning van de abi-beheerder valt. De bevoegde autoriteit van de abi-beheerder antwoordt binnen 10 werkdagen op het verzoek.

3.  
Elke latere wijziging in de in lid 2 bedoelde documenten wordt door de abi-beheerder onmiddellijk meegedeeld aan de bevoegde autoriteit van het MMF.
4.  

De bevoegde autoriteit van het MMF weigert het verzoek van de abi-beheerder alleen indien één van de volgende gevallen zich voordoet:

a) 

de abi-beheerder voldoet niet aan deze verordening;

b) 

de abi-beheerder voldoet niet aan Richtlijn 2011/61/EU;

c) 

de abi-beheerder heeft van zijn bevoegde autoriteit geen vergunning gekregen voor het beheer van MMF's

d) 

de abi-beheerder heeft de in lid 2 bedoelde documenten niet verstrekt.

Voordat een vergunning wordt geweigerd, raadpleegt de bevoegde autoriteit van het MMF de bevoegde autoriteit van de abi-beheerder.

5.  
De vergunning van een abi als MMF is niet onderworpen aan de voorwaarde dat de abi wordt beheerd door een abi-beheerder aan wie een vergunning in de lidstaat van herkomst van de abi is verleend dan wel dat de abi-beheerder activiteiten ontwikkelt of delegeert in de lidstaat van herkomst van de abi.
6.  
De abi-beheerder wordt er binnen twee maanden na de indiening van een volledige aanvraag van in kennis gesteld of de vergunning van de abi als MMF al dan niet is verleend.
7.  
De bevoegde autoriteit van het MMF verleent geen vergunning van de abi als MMF indien het voor de abi juridisch niet mogelijk is zijn rechten van deelneming of aandelen in zijn lidstaat van herkomst te verhandelen.

Artikel 6

Gebruik van de benaming MMF

1.  
Een icbe of een abi gebruikt de benaming „geldmarktfonds” of „MMF” met betrekking tot zichzelf of de door deze instelling uitgegeven rechten van deelneming of aandelen alleen indien aan de icbe of de abi een vergunning krachtens deze verordening is verleend.

Een icbe of een abi mag geen misleidende of onjuiste benaming gebruiken waarmee zou worden gesuggereerd dat zij een MMF is, tenzij zij een vergunning als MMF overeenkomstig deze verordening heeft gekregen.

Een icbe of een abi mag geen kenmerken hebben die sterk op de in artikel 1, lid 1, genoemde kenmerken lijken, tenzij zij een vergunning als MMF overeenkomstig deze verordening heeft gekregen.

2.  
Onder het gebruik van de benaming „geldmarktfonds”, „MMF” of een andere benaming waarmee wordt gesuggereerd dat een icbe of een abi een MMF is, wordt verstaan: gebruik in externe documenten, prospectussen, verslagen, verklaringen, reclame, mededelingen, brieven of elk ander materiaal dat gericht is tot of bedoeld is voor verspreiding onder beleggers die daarom verzoeken, houders van rechten van deelneming, aandeelhouders of bevoegde autoriteiten in schriftelijke, mondelinge, elektronische of elke andere vorm.

Artikel 7

Toepasselijke regels

1.  
Een MMF en de beheerder van het MMF voldoen te allen tijde aan deze verordening.
2.  
Een MMF dat een icbe is en de beheerder ervan voldoen te allen tijde aan de voorschriften van Richtlijn 2009/65/EG, tenzij in deze verordening anders is bepaald.
3.  
Een MMF dat een abi is en de beheerder ervan voldoen te allen tijde aan de voorschriften van Richtlijn 2011/61/EU, tenzij in deze verordening anders is bepaald.
4.  
De beheerder van een MMF is verantwoordelijk voor het verzekeren van de naleving van deze verordening en is aansprakelijk voor elk verlies of elke schade ten gevolge van niet-naleving van deze verordening.
5.  
Deze verordening belet MMF's niet om beleggingslimieten toe te passen die strenger zijn dan die welke deze verordening vereist.

HOOFDSTUK II

Verplichtingen betreffende het beleggingsbeleid van MMF's

Afdeling I

Algemene regels en in aanmerking komende activa

Artikel 8

Algemene beginselen

1.  
Wanneer een MMF meer dan een beleggingscompartiment omvat, wordt elk compartiment voor de toepassing van de hoofdstukken II tot en met VII als een afzonderlijk MMF beschouwd.
2.  
MMF's die een vergunning als icbe hebben, zijn niet onderworpen aan de verplichtingen met betrekking tot het beleggingsbeleid van icbe's als vastgesteld in de artikelen 49, 50 en 50 bis, artikel 51, lid 2, en de artikelen 52 tot en met 57 van Richtlijn 2009/65/EG, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 9

In aanmerking komende activa

1.  

Een MMF belegt alleen in een of meer van de volgende categorieën van financiële activa en alleen volgens de in deze verordening gestelde voorwaarden:

a) 

geldmarktinstrumenten, met inbegrip van financiële instrumenten die afzonderlijk of gezamenlijk zijn uitgegeven of gewaarborgd door de Unie, de nationale, regionale en lokale besturen van de lidstaten of hun centrale banken, de Europese Centrale Bank, de Europese Investeringsbank, het Europees Investeringsfonds, het Europees stabiliteitsmechanisme, de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit, een centrale autoriteit of centrale bank van een derde land, het Internationaal Monetair Fonds, de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling, de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, de Bank voor Internationale Betalingen of elke andere relevante internationale financiële instelling of organisatie waartoe een of meer lidstaten behoren;

b) 

in aanmerking komende securitisaties en door activa gedekt commercial paper (ABCP's);

c) 

deposito's bij kredietinstellingen;

d) 

financiële derivaten;

e) 

retrocessieovereenkomsten die aan de voorwaarden van artikel 14 voldoen;

f) 

omgekeerde retrocessieovereenkomsten die aan de voorwaarden van artikel 15 voldoen;

g) 

rechten van deelneming in of aandelen van andere MMF's.

2.  

Een MMF onthoudt zich van de volgende activiteiten:

a) 

beleggingen in andere activa dan bedoeld in lid 1;

b) 

short sale van een van de volgende instrumenten: geldmarktinstrumenten, securitisaties, ABCP's en rechten van deelneming in of aandelen van andere MMF's;

c) 

directe of indirecte blootstelling aan belangen in aandelen of grondstoffen, inclusief door middel van derivaten, certificaten die deze vertegenwoordigen, daarop gebaseerde indexen, of elk ander middel of instrument dat een blootstelling daaraan verleent;

d) 

effectenleningen verstrekken of opnemen, of elke andere overeenkomst die de activa van het MMF zou bezwaren;

e) 

geldleningen opnemen en verstrekken.

3.  
Een MMF mag accessoir ook liquide middelen houden overeenkomstig artikel 50, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG.

Artikel 10

In aanmerking komende geldmarktinstrumenten

1.  

Een geldmarktinstrument komt voor belegging door een MMF in aanmerking indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

het valt in een van de categorieën van geldmarktinstrumenten als bedoeld in artikel 50, lid 1, onder a), b), c) of h), van Richtlijn 2009/65/EG;

b) 

het vertoont een van de volgende alternatieve kenmerken:

i) 

het heeft bij uitgifte een wettelijke vervaldag van 397 dagen of minder;

ii) 

het heeft een resterende looptijd van 397 dagen of minder;

c) 

de uitgevende instantie van het geldmarktinstrument en de kwaliteit van het geldmarktinstrument hebben overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 22 een gunstige beoordeling gekregen;

d) 

wanneer een MMF belegt in een securitisatie of ABCP, moet het voldoen aan de in artikel 11 vervatte vereisten.

2.  
Niettegenstaande lid 1, onder b), mag een standaard-MMF ook beleggen in geldmarktinstrumenten met een resterende looptijd tot de wettelijke dag van terugbetaling die minder is dan of gelijk is aan twee jaar, op voorwaarde dat de resterende tijd tot de datum van de volgende aanpassing van de rentevoet 397 dagen of minder bedraagt. Daartoe worden geldmarktinstrumenten met variabele rente en geldmarktinstrumenten met vaste rente die door een swapovereenkomst zijn afgedekt, aangepast aan de geldmarktrente of -index.
3.  
Lid 1, onder c), is niet van toepassing op geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven of gewaarborgd door de Unie, een centrale autoriteit of centrale bank van een lidstaat, de Europese Centrale Bank, de Europese Investeringsbank, het Europees stabiliteitsmechanisme of de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit.

Artikel 11

In aanmerking komende securitisaties en ABCP's

1.  

Zowel een securitisatie als een ABCP wordt geacht voor belegging door een MMF in aanmerking te komen indien de securitisatie of het ABCP voldoende liquide is, een gunstige beoordeling heeft gekregen overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 22, en een van de volgende is:

a) 

een securitisatie als bedoeld in artikel 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie ( 2 );

b) 

een door een ABCP-programma uitgegeven ABCP dat:

i) 

volledig wordt ondersteund door een gereglementeerde kredietinstelling die alle liquiditeits- en kredietrisico's en materiële verwateringsrisico's, alsook lopende transactiekosten en lopende programmabrede kosten met betrekking tot het ABCP dekt indien dat noodzakelijk is om de belegger de volledige betaling van bedragen in het kader van het ABCP te garanderen;

ii) 

geen hersecuritisatie is en de aan de securitisatie onderliggende blootstellingen op het niveau van elke ABCP-transactie geen securitisatiepositie omvatten;

iii) 

geen synthetische securitisatie omvat als gedefinieerd in artikel 242, punt 11, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

▼M1

c) 

een eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde (simple, transparent and standardised, STS) securitisatie, zoals bepaald overeenkomstig de criteria en voorwaarden van de artikelen 20, 21 en 22 van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ), of een STS-ABCP, zoals bepaald overeenkomstig de criteria en voorwaarden van de artikelen 24, 25 en 26 van genoemde verordening.

▼B

2.  

Een kortlopend MMF mag in de in lid 1 bedoelde securitisaties of ABCP's beleggen mits aan een van de volgende voorwaarden, voor zover van toepassing, is voldaan:

a) 

de wettelijke looptijd bij uitgifte van de in lid 1, onder a), bedoelde securitisaties is twee jaar of minder en de resterende tijd tot de datum van de volgende aanpassing van de rentevoet bedraagt 397 dagen of minder;

b) 

de wettelijke looptijd bij uitgifte of de resterende looptijd van de in lid 1, onder b) en c), bedoelde securitisaties en ABCP's bedraagt 397 dagen of minder;

c) 

de in lid 1, onder a) en c), bedoelde securitisaties zijn aflossingsinstrumenten en hebben een WAL van twee jaar of minder.

3.  

Een standaard-MMF mag in de in lid 1 bedoelde securitisaties of ABCP's beleggen mits aan een van de volgende voorwaarden, voor zover van toepassing, is voldaan:

a) 

de wettelijke looptijd bij uitgifte of de resterende looptijd van de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde securitisaties en ABCP's bedraagt twee jaar of minder en de resterende tijd tot de datum van de volgende aanpassing van de rentevoet bedraagt 397 dagen of minder;

b) 

de in lid 1, onder a) en c), bedoelde securitisaties zijn aflossingsinstrumenten en hebben een WAL van twee jaar of minder.

4.  
Binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van de voorgestelde verordening inzake STS-securitisaties stelt de Commissie overeenkomstig artikel 45 een gedelegeerde handeling tot wijziging van dit artikel vast met een kruisverwijzing naar de criteria om te bepalen wat STS-securitisaties en -ABCP's zijn in de overeenkomstige bepalingen van die verordening. De wijziging wordt van kracht uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van die gedelegeerde handeling of vanaf de datum van toepassing van de overeenkomstige bepalingen van de voorgestelde verordening inzake STS-securitisaties, indien dat later is.

Voor de toepassing van de eerste alinea omvatten de criteria om te bepalen wat STS-securitisaties en -ABCP's zijn, ten minste het volgende:

a) 

vereisten inzake de eenvoud van de securitisatie, waaronder de „true sale”-aard van de securitisatie en de inachtneming van normen betreffende de overneming van de blootstellingen;

b) 

vereisten inzake de normalisering van de securitisatie, waaronder vereisten inzake risicobehoud;

c) 

vereisten inzake de transparantie van de securitisatie, waaronder de verstrekking van informatie aan potentiële beleggers;

d) 

voor ABCP's, naast de punten a), b) en c), vereisten inzake de sponsor en de sponsorsteun voor het ABCP's-programma.

Artikel 12

In aanmerking komende deposito's bij kredietinstellingen

Een deposito bij een kredietinstelling komt voor belegging door een MMF in aanmerking indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

het deposito is op verzoek terugbetaalbaar of kan te allen tijde worden ingetrokken;

b) 

de depottermijn bedraagt niet meer dan twaalf maanden;

c) 

de kredietinstelling heeft haar statutaire zetel in een lidstaat of, wanneer zij haar statutaire zetel in een derde land heeft, is onderworpen aan prudentiële regels die gelijkwaardig worden geacht aan die welke in het Unierecht zijn vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Artikel 13

In aanmerking komende financiële derivaten

Een financieel derivaat komt voor belegging door een MMF in aanmerking mits het op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 50, lid 1, onder a), b) of c), van Richtlijn 2009/65/EG of otc wordt verhandeld en mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

het onderliggende instrument van het derivaat bestaat uit rentetarieven, wisselkoersen, valuta's of indexen die een van deze categorieën vertegenwoordigen;

b) 

het derivaat dient alleen voor afdekking van risico's inzake rentevoeten of wisselkoersen die eigen zijn aan andere beleggingen van het MMF;

c) 

tegenpartijen bij transacties in otc-derivaten zijn aan prudentiële regelgeving en prudentieel toezicht onderworpen instellingen en behoren tot de categorieën die door de bevoegde autoriteit van het MMF zijn erkend;

d) 

de otc-derivaten zijn onderworpen aan betrouwbare en verifieerbare dagelijkse waardering en kunnen op initiatief van het MMF te allen tijde tegen hun reële waarde worden verkocht, te gelde gemaakt of afgesloten door een compenserende transactie.

Artikel 14

In aanmerking komende retrocessieovereenkomsten

Een MMF kan een retrocessieovereenkomst sluiten mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

zij wordt tijdelijk gebruikt, gedurende niet meer dan zeven werkdagen, alleen voor liquiditeitenbeheer en niet voor andere dan de onder c) bedoelde beleggingsdoeleinden;

b) 

de tegenpartij die activa ontvangt die in het kader van de retrocessieovereenkomst door het MMF als zekerheid worden overgedragen, mag die activa niet verkopen, beleggen, verpanden of op een andere wijze overgedragen zonder voorafgaande toestemming van het MMF;

c) 

de geldmiddelen die het MMF in het kader van de retrocessieovereenkomst ontvangt, kunnen:

i) 

in deposito worden gegeven overeenkomstig artikel 50, lid 1, onder f), van Richtlijn 2009/65/EG, of

ii) 

worden belegd in activa als bedoeld in artikel 15, lid 6, maar mogen niet op een andere wijze worden belegd in in aanmerking komende activa als bedoeld in artikel 9, worden overgedragen of op een andere wijze worden hergebruikt;

d) 

de geldmiddelen die het MMF in het kader van de retrocessieovereenkomst ontvangt, bedragen niet meer dan 10 % van zijn activa;

e) 

het MMF heeft het recht de overeenkomst te allen tijde met een opzeggingstermijn van niet meer dan twee werkdagen te beëindigen.

Artikel 15

In aanmerking komende omgekeerde retrocessieovereenkomsten

1.  

Een omgekeerde retrocessieovereenkomst komt in aanmerking om in een MMF te worden opgenomen indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

het MMF heeft het recht de overeenkomst te allen tijde met een opzeggingstermijn van niet meer dan twee werkdagen te beëindigen;

b) 

de marktwaarde van de in het kader van de omgekeerde retrocessieovereenkomst verkregen activa is te allen tijde ten minste gelijk aan de waarde van de uitbetaalde geldmiddelen.

2.  
De in het kader van een omgekeerde retrocessieovereenkomst door een MMF verkregen activa zijn geldmarktinstrumenten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 10.

De in het kader van een omgekeerde retrocessieovereenkomst door een MMF verkregen activa worden niet verkocht, herbelegd, verpand of op een andere wijze overgedragen.

3.  
Securitisaties en ABCP worden door een MMF niet verkregen in het kader van een omgekeerde retrocessieovereenkomst.
4.  
De in het kader van een omgekeerde retrocessieovereenkomst door een MMF verkregen activa zijn voldoende gediversifieerd, met een maximale blootstelling aan een bepaalde uitgevende instantie van 15 % van de NAV van het MMF, behalve als die activa geldmarktinstrumenten zijn die voldoen aan de vereisten van artikel 17, lid 7. Bovendien worden de in het kader van een omgekeerde retrocessieovereenkomst door een MMF verkregen activa uitgeven door een instantie die onafhankelijk is van de tegenpartij en waarvan wordt verwacht dat zij geen hoge correlatie zal vertonen met de prestaties van de tegenpartij.
5.  
Een MMF dat een omgekeerde retrocessieovereenkomst sluit, zorgt ervoor dat het het volledige bedrag aan geldmiddelen te allen tijde hetzij op geaccumuleerde basis, hetzij tegen marktwaarde kan intrekken. Indien de geldmiddelen te allen tijde tegen marktwaarde kunnen worden ingetrokken, wordt de marktwaarde van de omgekeerde retrocessieovereenkomst gebruikt voor de berekening van de NAV van het MMF.
6.  

In afwijking van lid 2 van dit artikel kan een MMF in het kader van een omgekeerde retrocessieovereenkomst andere liquide effecten of andere geldmarktinstrumenten verkrijgen dan die welke aan de voorwaarden van artikel 10 voldoen, op voorwaarde dat deze activa een van de volgende voorwaarden vervullen:

a) 

zij zijn uitgegeven of gewaarborgd door de Unie, een centrale autoriteit of centrale bank van een lidstaat, de Europese Centrale Bank, de Europese Investeringsbank, het Europees stabiliteitsmechanisme of de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit, mits een gunstige beoordeling is verkregen overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 22;

b) 

zij zijn uitgegeven of gewaarborgd door een centrale autoriteit of centrale bank van een derde land, mits een gunstige beoordeling is verkregen overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 22.

De activa die overeenkomstig de eerste alinea van dit lid in het kader van een omgekeerde retrocessieovereenkomst zijn verkregen, worden aan de beleggers van het MMF bekendgemaakt overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ).

De activa die overeenkomstig de eerste alinea van dit lid in het kader van een omgekeerde retrocessieovereenkomst zijn verkregen, voldoen aan de regels als bedoeld in artikel 17, lid 7.

7.  
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 45 gedelegeerde handelingen ter aanvulling van deze verordening vast te stellen tot nadere omschrijving van de kwantitatieve en kwalitatieve vereisten inzake liquiditeit die van toepassing zijn op de in lid 6 bedoelde activa, en de kwantitatieve en kwalitatieve vereisten inzake kredietkwaliteit die van toepassing zijn op de in lid 6, onder a), van dit artikel bedoelde activa.

Daartoe houdt de Commissie rekening met het verslag als bedoeld in artikel 509, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

De Commissie stelt de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handeling uiterlijk op 21 januari 2018 vast.

Artikel 16

In aanmerking komende rechten van deelneming in of aandelen van MMF's

1.  

Een MMF mag de rechten van deelneming in of aandelen van een andere MMF („beoogde MMF”) verwerven, op voorwaarde dat aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

niet meer dan in geaggregeerd 10 % van de activa van het beoogde MMF kan, volgens het fondsreglement of de statuten, worden belegd in rechten van deelneming in of aandelen van andere MMF's;

b) 

het beoogde MMF bezit geen rechten van deelneming of aandelen in de verwervende MMF.

Een MMF waarvan de rechten van deelneming of aandelen zijn verworven, belegt niet in het verwervende MMF gedurende de periode waarin het verwervende MMF rechten van deelneming of aandelen bezit.

2.  
Een MMF mag de rechten van deelneming in of aandelen van andere MMF's verwerven op voorwaarde dat niet meer dan 5 % van zijn activa wordt belegd in rechten van deelneming in of aandelen van één enkel MMF.
3.  
Een MMF mag in totaal niet meer dan 17,5 % van zijn activa in rechten van deelneming in of aandelen van andere MMF's beleggen.
4.  

Rechten van deelneming in of aandelen van andere MMF's komen in aanmerking voor belegging door een MMF indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

aan het beoogde MMF is overeenkomstig deze verordening een vergunning verleend;

b) 

wanneer het beoogde MMF, rechtstreeks of bij machtiging, door dezelfde beheerder wordt beheerd als die van het verwervende MMF of door een andere vennootschap waarmee de beheerder is verbonden door gemeenschappelijk beheer of gemeenschappelijke zeggenschap, of door een belangrijk direct of indirect bezit van rechten van deelneming, rekent de beheerder van het beoogde MMF of die andere vennootschap geen inschrijvings- of terugbetalingsvergoedingen aan wegens de belegging van het verwervende MMF in de rechten van deelneming in het beoogde MMF;

c) 

wanneer een MMF 10 % of meer van zijn activa belegt in rechten van deelneming in of aandelen van andere MMF's:

i) 

vermeldt dat MMF in zijn prospectus het maximale aandeel beheersvergoedingen dat wordt aangerekend aan het MMF zelf en aan de andere MMF's waarin het belegt, en

ii) 

vermeldt het MMF in zijn jaarverslag het maximale aandeel beheersvergoedingen dat wordt aangerekend aan het MMF zelf en aan de andere MMF's waarin het belegt.

5.  

De leden 2 en 3 van dit artikel gelden niet voor een MMF dat een abi is, en waarvoor vergunning is verleend overeenkomstig artikel 5, wanneer is voldaan aan alle volgende voorwaarden:

a) 

het MMF wordt alleen verhandeld middels een spaarregeling van werknemers onder nationaal recht en heeft uitsluitend natuurlijke personen als beleggers;

b) 

de onder a) bedoelde spaarregeling van werknemers staat alleen beleggers toe hun beleggingen terug te betalen onder strenge terugbetalingsvoorwaarden die nationaalrechtelijk zijn vastgesteld, waarbij terugbetalingen alleen mogen plaatsvinden in bepaalde omstandigheden die geen verband houden met marktontwikkelingen.

In afwijking van de leden 2 en 3 van dit artikel, mag een MMF dat een icbe is en waaraan een vergunning verleend is overeenkomstig artikel 4, lid 2, rechten van deelneming in of aandelen van andere MMF's verwerven overeenkomstig artikel 55 of 58 van Richtlijn 2009/65/EG onder de volgende voorwaarden:

a) 

het MMF wordt alleen verhandeld middels een spaarregeling van werknemers onder nationaal recht en heeft uitsluitend natuurlijke personen als beleggers;

b) 

de onder a) bedoelde spaarregeling van werknemers staat alleen beleggers toe hun beleggingen terug te betalen onder strenge terugbetalingsvoorwaarden die in het nationale recht zijn vastgesteld, waarbij terugbetalingen alleen mogen plaatsvinden in bepaalde omstandigheden die geen verband houden met marktontwikkelingen.

6.  
Kortlopende MMF's mogen alleen beleggen in rechten van deelneming in of aandelen van andere kortlopende MMF's.
7.  
Standaard-MMF's mogen beleggen in rechten van deelneming in of aandelen van kortlopende MMF's en standaard-MMF's.

Afdeling II

Bepalingen inzake beleggingsbeleid

Artikel 17

Diversificatie

1.  

Een MMF belegt niet meer dan:

a) 

5 % van zijn activa in geldmarktinstrumenten, securitisaties en ABCP's van een en dezelfde instantie;

b) 

10 % van zijn activa in deposito's die zijn belegd bij dezelfde kredietinstelling, tenzij de structuur van de banksector in de lidstaat waarin het MMF is gevestigd zodanig is dat er onvoldoende levensvatbare kredietinstellingen zijn om te voldoen aan dat diversificatievereiste en het voor het MMF niet economisch haalbaar is deposito's te beleggen in andere lidstaten, in welk geval het tot 15 % van zijn activa mag beleggen in deposito's bij dezelfde kredietinstelling.

2.  
In afwijking van lid 1, onder a), mag een VNAV MMF tot 10 % van zijn activa beleggen in geldmarktinstrumenten, securitisaties en ABCP's van een en dezelfde instantie mits de totale waarde van dergelijke geldmarktinstrumenten, securitisaties en ABCP's die worden aangehouden door het VNAV MMF in iedere uitgevende instantie waarin het meer dan 5 % van zijn activa belegt niet groter is dan 40 % van de waarde van zijn activa.
3.  
Tot de toepassingsdatum van de gedelegeerde handeling als bedoeld in artikel 11, lid 4, mag de geaggregeerde waarde van alle blootstellingen van een MMF aan securitisaties en ABCP's niet meer dan 15 % van de activa van het MMF bedragen.

Vanaf de toepassingsdatum van de gedelegeerde handeling als bedoeld in artikel 11, lid 4, mag de geaggregeerde waarde van alle blootstellingen aan securitisaties en ABCP's niet meer dan 20 % van de activa van het MMF bedragen, waarvan tot 15 % van de activa van het MMF mag worden belegd in securitisaties en ABCP's die niet voldoen aan de criteria voor identificatie van STS-securitisaties en -ABCP's.

4.  
De geaggregeerde vorderingswaarde bij dezelfde tegenpartij van een MMF ten gevolge van otc-derivatentransacties die voldoen aan de voorwaarden als bepaald in artikel 13, bedraagt niet meer dan 5 % van zijn activa.
5.  
Het geaggregeerde bedrag van geldmiddelen die aan dezelfde tegenpartij van een MMF in omgekeerde retrocessieovereenkomsten zijn verstrekt, bedraagt niet meer dan 15 % van de activa van het MMF.
6.  

Niettegenstaande de in de leden 1 en 4 bepaalde individuele begrenzingen belegt een MMF met betrekking tot dezelfde instantie ten hoogste 15 % van zijn activa in een combinatie met:

a) 

Geldmarktinstrumenten, securitisaties en ABCP's die door deze instantie zijn uitgegeven;

b) 

deposito's bij die instantie;

c) 

otc-derivaten die voor deze instantie tegenpartijrisico opleveren.

In afwijking van het in de eerste alinea bedoelde diversificatievereiste, wanneer de structuur van de financiële markt in de lidstaat waarin het MMF is gevestigd zodanig is dat er onvoldoende levensvatbare financiële instellingen zijn om te voldoen aan dat diversificatievereiste en het voor de MMF niet economisch haalbaar is financiële instellingen in andere lidstaten te gebruiken, kan het MMF de in de punten a) tot en met c) bedoelde soorten beleggingen combineren tot een maximumbelegging van 20 % van zijn activa in eenzelfde instantie.

7.  
In afwijking van lid 1, onder a), kan een bevoegde autoriteit van een MMF een MMF toestaan overeenkomstig het risicospreidingsbeginsel tot 100 % van zijn activa te beleggen in verschillende geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven of gewaarborgd door, afzonderlijk of gezamenlijk, de Unie, de nationale, regionale en lokale besturen van de lidstaten of hun centrale banken, de Europese Centrale Bank, de Europese Investeringsbank, het Europees Investeringsfonds, het Europees stabiliteitsmechanisme, de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit, een centrale autoriteit of centrale bank van een derde land, het Internationaal Monetair Fonds, de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling, de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, de Bank voor Internationale Betalingen, of elke andere relevante internationale financiële instelling of organisatie waartoe een of meer lidstaten behoren.

De eerste alinea is alleen van toepassing wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

het MMF heeft geldmarktinstrumenten van ten minste zes verschillende uitgiften van deze uitgevende instantie in portefeuille;

b) 

het MMF beperkt de belegging in geldmarktinstrumenten van dezelfde uitgifte tot maximaal 30 % van zijn activa;

c) 

het MMF verwijst in het fondsreglement of de statuten uitdrukkelijk naar alle in de eerste alinea bedoelde besturen, instellingen of organisaties die afzonderlijk of gezamenlijk geldmarktinstrumenten uitgeven of waarborgen waarin het meer dan 5 % van zijn activa wil beleggen;

d) 

het MMF neemt in zijn prospectus en publicitaire mededelingen een duidelijk herkenbare verklaring op waarin de aandacht op het gebruik van deze afwijking wordt gevestigd en melding wordt gemaakt van alle in de eerste alinea bedoelde besturen, instellingen of organisaties die afzonderlijk of gezamenlijk geldmarktinstrumenten uitgeven of waarborgen waarin het meer dan 5 % van zijn activa wil beleggen.

8.  
Niettegenstaande de in lid 1 gestelde individuele begrenzingen mag een MMF niet meer dan 10 % van zijn activa beleggen in obligaties die worden uitgegeven door een en dezelfde kredietinstelling die haar statutaire zetel in een lidstaat heeft en die rechtens is onderworpen aan een bijzonder overheidstoezicht met het oog op de bescherming van de obligatiehouders. Meer bepaald worden de uit de uitgifte van die obligaties verkregen bedragen overeenkomstig de wet belegd in activa die, gedurende de gehele looptijd van de obligaties, de aan de obligaties verbonden vorderingen kunnen dekken en die, in geval de uitgevende instelling in gebreke blijft, bij voorrang zullen worden gebruikt voor de terugbetaling van de hoofdsom en de betaling van de vervallen rente.

Wanneer een MMF meer dan 5 % van zijn activa belegt in de in de eerste alinea bedoelde obligaties en die obligaties door een en dezelfde uitgevende instelling zijn uitgegeven, bedraagt de totale waarde van die beleggingen niet meer dan 40 % van de waarde van de activa van het MMF.

9.  
Niettegenstaande de in lid 1 gestelde individuele begrenzingen mag een MMF niet meer dan 20 % van zijn activa beleggen in obligaties die worden uitgegeven door een en dezelfde kredietinstelling, indien wordt voldaan aan de vereisten die zijn uiteengezet in artikel 10, lid 1, onder f), of artikel 11, lid 1, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61, inclusief mogelijke beleggingen in activa als bedoeld in lid 8 van dit artikel.

Wanneer een MMF meer dan 5 % van zijn activa belegt in de in de eerste alinea bedoelde obligaties en die obligaties door een en dezelfde uitgevende instelling zijn uitgegeven, bedraagt de totale waarde van die beleggingen niet meer dan 60 % van de waarde van de activa van het MMF, inclusief mogelijke beleggingen in activa als bedoeld in lid 8, met inachtneming van de daarin aangegeven limieten.

10.  
Voor de berekening van de limieten waarvan sprake is in de leden 1 tot en met 6 van dit artikel worden ondernemingen die voor de opstelling van geconsolideerde jaarrekeningen tot één groep worden gerekend op grond van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) of overeenkomstig erkende internationale financiële verslagleggingsregels, als één instelling beschouwd.

Artikel 18

Concentratie

1.  
Een MMF heeft ten hoogste 10 % van de door een enkele instantie uitgegeven geldmarktinstrumenten, securitisaties en ABCP's in zijn portefeuille.
2.  
De in lid 1 bedoelde begrenzing is niet van toepassing in geval van een portefeuille van geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven of gewaarborgd door de Unie, de nationale, regionale en lokale besturen van de lidstaten of hun centrale banken, de Europese Centrale Bank, de Europese Investeringsbank, het Europees Investeringsfonds, het Europees stabiliteitsmechanisme, de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit, een centrale autoriteit of centrale bank van een derde land, het Internationaal Monetair Fonds, de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling, de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, de Bank voor Internationale Betalingen, of elke andere relevante internationale financiële instelling of organisatie waartoe een of meer lidstaten behoren.

Afdeling III

Kredietkwaliteit van geldmarktinstrumenten, securitisaties en ABCP's

Artikel 19

Interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure

1.  
De beheerder van een MMF voorziet in een zorgvuldige interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure, en legt deze op samenhangende wijze ten uitvoer, om de kredietkwaliteit van geldmarktinstrumenten, securitisaties en ABCP's te beoordelen rekening houdend met de instantie die het instrument uitgeeft en met de kenmerken van het instrument.
2.  
De beheerder van een MMF zorgt ervoor dat de informatie die wordt gebruikt bij de interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure kwalitatief voldoende, actueel en uit betrouwbare bronnen afkomstig is.
3.  
De interne beoordelingsprocedure wordt gebaseerd op methoden voor zorgvuldige, stelselmatige en permanente beoordelingsmethoden. De gehanteerde methoden worden door de beheerder van een MMF gevalideerd op basis van historische ervaring en empirische feiten, waaronder backtests.
4.  

De beheerder van een MMF zorgt ervoor dat de interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure voldoet aan de volgende algemene beginselen:

a) 

er wordt een doeltreffend proces vastgesteld om relevante informatie over de kenmerken van de uitgevende instantie en het instrument te verkrijgen en te actualiseren;

b) 

er worden passende besluiten genomen en ten uitvoer gelegd om ervoor te zorgen dat de interne kredietkwaliteitsbeoordeling op een diepgaande analyse van de beschikbare en relevante informatie is gebaseerd en dat daarbij rekening wordt gehouden met alle relevante drijvende factoren die de kredietwaardigheid van de uitgevende instantie en de kredietkwaliteit van het instrument beïnvloeden;

c) 

er wordt permanent toezicht uitgeoefend op de interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure en alle kredietkwaliteitsbeoordelingen worden ten minste eenmaal per jaar herzien;

d) 

aangezien er overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EG) nr. 1060/2009 geen mechanisch overmatig vertrouwen wordt gesteld in externe ratings, voert de beheerder van een MMF een nieuwe kredietkwaliteitsbeoordeling uit voor geldmarktinstrumenten, securitisaties en ABCP's als er een materiële verandering is die een impact zou kunnen hebben op de bestaande beoordeling van het instrument;

e) 

de kredietkwaliteitsbeoordelingsmethoden worden ten minste eenmaal per jaar onderzocht door de beheerder van een MMF om na te gaan of zij nog steeds geschikt zijn voor de aangehouden portefeuille en de geldende externe omstandigheden, waarbij de bevindingen aan de bevoegde autoriteit van de beheerder van het MMF worden doorgegeven. Wanneer de beheerder van het MMF kennis krijgt van fouten in de kredietkwaliteitsbeoordelingsmethoden of in de toepassing daarvan, corrigeert hij die fouten onmiddellijk;

f) 

in geval van verandering van de in de interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure gebruikte methoden, modellen of belangrijke veronderstellingen herziet de beheerder van een MMF zo spoedig mogelijk alle betrokken interne kredietkwaliteitsbeoordelingen;

Artikel 20

Interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure

1.  
De beheerder van een MMF past de in artikel 19 vastgestelde procedure toe om te bepalen of de kredietkwaliteit van een geldmarktinstrument, securitisatie of ABCP een gunstige beoordeling krijgt. Wanneer een ratingbureau dat is geregistreerd en gecertificeerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1060/2009 aan dat geldmarktinstrument een kredietrating heeft toegekend, mag de beheerder van het MMF een dergelijke rating en aanvullende informatie en analyses laten meewegen bij zijn interne kredietkwaliteitsbeoordeling, waarbij hij niet uitsluitend of mechanisch vertrouwt op een dergelijke rating overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EG) nr. 1060/2009.
2.  

Bij de kredietkwaliteitsbeoordeling wordt ten minste rekening gehouden met de volgende factoren en algemene beginselen:

a) 

de kwantificatie van het kredietrisico van de uitgevende instantie en het relatieve insolventierisico van de uitgevende instantie en van het instrument;

b) 

kwalitatieve indicatoren over de instantie die het instrument uitgeeft, met inbegrip van de macro-economische en financiële situatie van de markt;

c) 

de kortetermijndoelstellingen van geldmarktinstrumenten;

d) 

de activaklasse van het instrument;

e) 

het soort uitgevende instantie waarbij ten minste de volgende soorten uitgevende instanties worden onderscheiden: nationale, regionale of plaatselijke besturen, financiële instellingen en niet-financiële instellingen;

f) 

voor gestructureerde financiële instrumenten, het operationele en tegenpartijrisico dat inherent is aan de gestructureerde financiële transactie en, in geval van blootstelling aan securitisaties, het kredietrisico van de uitgevende instantie, de structuur van de securitisatie en het kredietrisico van de onderliggende activa;

g) 

het liquiditeitsprofiel van het instrument.

De beheerder van een MMF kan naast de in dit lid bedoelde factoren en algemene beginselen rekening houden met waarschuwingen en indicatoren bij de bepaling van de kredietkwaliteit van een geldmarktinstrument als bedoeld in artikel 17, lid 7.

Artikel 21

Documentatie

1.  

De beheerder van een MMF legt zijn interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure en kredietkwaliteitsbeoordelingen schriftelijk vast. Deze documentatie omvat al het volgende:

a) 

een zodanige omschrijving van de opzet en de operationele werking van zijn interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure dat de bevoegde autoriteiten een kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure kunnen begrijpen en de geschiktheid ervan kunnen beoordelen.

b) 

de motivering van en de analyse ter ondersteuning van de kredietkwaliteitsbeoordeling, alsmede de keuze van criteria door de beheerder voor de herziening van de kredietkwaliteitsbeoordeling en de frequentie waarmee de kredietkwaliteitsbeoordeling wordt herzien;

c) 

alle grote veranderingen in de interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure, met inbegrip van de redenen die aanleiding geven tot dergelijke veranderingen;

d) 

de organisatie van de interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure en de interne controlestructuur;

e) 

de volledige geschiedenis van interne kredietkwaliteitsbeoordelingen van uitgevende instanties en, in voorkomend geval, erkende garantiegevers;

f) 

de voor de interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure verantwoordelijke persoon of personen.

2.  
De beheerder van een MMF bewaart alle in lid 1 bedoelde documentatie ten minste gedurende drie volledige jaarboekhoudingsperioden.
3.  
De interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure wordt nader omschreven in het fondsreglement of in de statuten van het MMF en alle in lid 1 bedoelde documenten worden op verzoek ter beschikking gesteld aan de bevoegde autoriteiten van het MMF en aan de bevoegde autoriteiten van de MMF-beheerder.

Artikel 22

Gedelegeerde handelingen voor de kredietkwaliteitsbeoordeling

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 45 gedelegeerde handelingen vast om deze verordening aan te vullen tot nadere omschrijving van:

a) 

de criteria voor de validatie van de kredietkwaliteitsbeoordelingsmethode, als bedoeld in artikel 19, lid 3;

b) 

de criteria voor de kwantificatie van het kredietrisico en van het relatieve insolventierisico van een uitgevende instantie en van het instrument, als bedoeld in artikel 20, lid 2, onder a);

c) 

de criteria voor de vaststelling van de kwalitatieve indicatoren voor de uitgevende instantie van het instrument, als bedoeld in artikel 20, lid 2, onder b);

d) 

de betekenis van feitelijke verandering, als bedoeld in artikel 19, lid 4, onder d).

Artikel 23

Governance van de kredietkwaliteitsbeoordeling

1.  
De interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure wordt goedgekeurd door de hogere leiding, het besturend orgaan en wanneer dit bestaat, de toezichthoudende functie van de beheerder van een MMF.

Die partijen hebben een goed inzicht in de interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure en de methoden die worden toegepast door de beheerder van een MMF en een diepgaand begrip van de daarmee samenhangende managementverslagen.

2.  
De beheerder van een MMF brengt verslag uit aan de in lid 1 bedoelde partijen over de op de interne kredietkwaliteitsbeoordelingen van het MMF gebaseerde analyse van het kredietrisicoprofiel van het MMF. De verslaglegging hangt qua frequentie af van het belang van de informatie en het type informatie en geschiedt ten minste eenmaal per jaar.
3.  
De hogere leiding ziet er permanent op toe dat de interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure naar behoren functioneert.

De hogere leiding wordt regelmatig op de hoogte gehouden van de werking van de interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedures, de terreinen waarop gebreken zijn geconstateerd en de acties en maatregelen die zijn ondernomen om de eerder geconstateerde gebreken te verhelpen.

4.  
Interne kredietkwaliteitsbeoordelingen en de periodieke herzieningen daarvan door de beheerder van een MMF worden niet verricht door personen die de portefeuille van een MMF beheren of daarvoor verantwoordelijkheid dragen.

HOOFDSTUK III

Verplichtingen betreffende het risicobeheer van MMF's

Artikel 24

Portefeuilleregels voor kortlopende MMF's

1.  

Een kortlopend MMF voldoet permanent aan alle volgende portefeuillevereisten:

a) 

zijn portefeuille heeft een WAM van niet meer dan 60 dagen;

b) 

zijn portefeuille heeft een WAL van niet meer dan 120 dagen, onder voorbehoud van de tweede en derde alinea;

c) 

voor LVNAV MMF's en overheidsschuld-CNAV MMF's bestaat ten minste 10 % van hun activa uit dagelijks vervallende activa, omgekeerde retrocessieovereenkomsten die kunnen worden beëindigd met een opzegtermijn van één werkdag of geldmiddelen die kunnen worden ingetrokken met een opzegtermijn van één werkdag. Een LVNAV MMF of overheidsschuld-CNAV MMF verkrijgt geen andere activa dan dagelijks vervallende activa wanneer de verkrijging daarvan ertoe zou leiden dat dit MMF minder dan 10 % van zijn portefeuille in dagelijks vervallende activa belegt;

d) 

voor kortlopende VNAV MMF's bestaat ten minste 7,5 % van hun activa uit dagelijks vervallende activa, omgekeerde retrocessieovereenkomsten die kunnen worden beëindigd met een opzegtermijn van één werkdag of geldmiddelen die kunnen worden ingetrokken met een opzegtermijn van één werkdag. Een kortlopende VNAV MMF verkrijgt geen andere activa dan dagelijks vervallende activa wanneer de verkrijging daarvan ertoe zou leiden dat dat MMF minder dan 7,5 % van zijn portefeuille in dagelijks vervallende activa belegt;

e) 

voor LVNAV MMF's en overheidsschuld-CNAV MMF's bestaat ten minste 30 % van hun activa uit wekelijks vervallende activa, omgekeerde retrocessieovereenkomsten die kunnen worden beëindigd met een opzegtermijn van vijf werkdagen of geldmiddelen die kunnen worden ingetrokken met een opzegtermijn van vijf werkdagen. Een LVNAV MMF of overheidsschuld-CNAV MMF verkrijgt geen andere activa dan wekelijks vervallende activa wanneer de verkrijging daarvan ertoe zou leiden dat dit MMF minder dan 30 % van zijn portefeuille in wekelijks vervallende activa belegt;

f) 

voor kortlopende VNAV MMF's bestaat ten minste 15 % van hun activa uit wekelijks vervallende activa, omgekeerde retrocessieovereenkomsten die kunnen worden beëindigd met een opzegtermijn van vijf werkdagen of geldmiddelen die kunnen worden ingetrokken met een opzegtermijn van vijf werkdagen. Een kortlopend VNAV MMF verkrijgt geen andere activa dan wekelijks vervallende activa wanneer de verkrijging daarvan ertoe zou leiden dat dit MMF minder dan 15 % van zijn portefeuille in wekelijks vervallende activa belegt;

g) 

voor de onder e) bedoelde berekening, kunnen de in artikel 17, lid 7, bedoelde activa die uitermate liquide zijn en die binnen één werkdag kunnen worden terugbetaald en afgewikkeld en die een resterende looptijd van uiterlijk 190 dagen hebben, ook worden opgenomen in de wekelijks vervallende activa van een LVNAV MMF of overheidsschuld-CNAV MMF, tot 17,5 % van zijn activa;

h) 

voor de onder f) bedoelde berekening kunnen geldmarktinstrumenten of rechten van deelneming in of aandelen van andere MMF's worden opgenomen in de wekelijks vervallende activa van een kortlopend VNAV MMF tot 7,5 % van zijn activa, op voorwaarde dat ze binnen vijf werkdagen kunnen worden terugbetaald en afgewikkeld.

Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea, baseert een kortlopende MMF, bij het berekenen van de WAL voor effecten, met inbegrip van gestructureerde financiële instrumenten, de looptijdberekening op de resterende looptijd tot de wettelijke aflossing van de instrumenten. Wanneer een financieel instrument echter een putoptie bevat, mag een kortlopende MMF de looptijdberekening baseren op de datum van uitoefening van de putoptie in plaats van op de resterende looptijd, maar alleen indien te allen tijde aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

i) 

het kortlopende MMF kan de putoptie vrijelijk uitoefenen op de uitoefeningsdatum ervan;

ii) 

de uitoefenprijs van de putoptie blijft dicht bij de verwachte waarde van het instrument op de uitoefeningsdatum;

iii) 

de beleggingsstrategie van het kortlopende MMF houdt in dat de waarschijnlijkheid hoog is dat de optie op de uitoefeningsdatum zal worden uitgeoefend.

In afwijking van de tweede alinea mag bij de berekening van de WAL voor securitisaties en ABCP's, een kortlopende MMF daarentegen, in het geval van amortisatie-instrumenten, de looptijdberekening baseren op hetzij:

i) 

het contractuele amortisatieprofiel van dergelijke instrumenten, of

ii) 

het amortisatieprofiel van de onderliggende activa waarvan de kasstromen voor de aflossing van dergelijke instrumenten het gevolg zijn.

2.  
Indien de in dit artikel bedoelde begrenzingen buiten de wil van een MMF of ten gevolge van de uitoefening van voorkeur- of terugbetalingsrechten worden overschreden, streeft dat MMF er bij voorrang naar deze situatie te corrigeren, rekening houdend met de belangen van zijn deelnemers of aandeelhouders.
3.  
Alle in artikel 3, lid 1, van deze verordening bedoelde MMF's kunnen voorkomen in de vorm van kortlopende MMF's.

Artikel 25

Portefeuilleregels voor standaard-MMF's

1.  

Een standaard-MMF voldoet permanent aan de volgende portefeuillevereisten:

a) 

zijn portefeuille heeft te allen tijde een WAM van niet meer dan zes maanden;

b) 

zijn portefeuille heeft te allen tijde een WAL van niet meer dan twaalf maanden, onder voorbehoud van de tweede en derde alinea;

c) 

ten minste 7,5 % van zijn activa bestaat uit dagelijks vervallende activa, omgekeerde retrocessieovereenkomsten die kunnen worden beëindigd met een opzegtermijn van één werkdag of geldmiddelen die kunnen worden ingetrokken met een opzegtermijn van één werkdag. Een standaard-MMF verkrijgt geen andere activa dan dagelijks vervallende activa wanneer de verkrijging daarvan ertoe zou leiden dat dat MMF minder dan 7,5 % van zijn portefeuille in dagelijks vervallende activa belegt;

d) 

ten minste 15 % van zijn activa bestaat uit wekelijks vervallende activa, omgekeerde retrocessieovereenkomsten die kunnen worden beëindigd met een opzegtermijn van vijf werkdagen of geldmiddelen die kunnen worden ingetrokken met een opzegtermijn van vijf werkdagen. Een standaard-MMF verkrijgt geen andere activa dan wekelijks vervallende activa wanneer de verkrijging daarvan ertoe zou leiden dat dit MMF minder dan 15 % van zijn portefeuille in wekelijks vervallende activa belegt;

e) 

Voor de onder d) bedoelde berekening kunnen geldmarktinstrumenten of rechten van deelneming in of aandelen van andere MMF's worden opgenomen in de wekelijks vervallende activa tot 7,5 % van zijn activa, op voorwaarde dat ze binnen vijf werkdagen kunnen worden terugbetaald en afgewikkeld.

Voor de toepassing van punt b van de eerste alinea, baseert een standaard-MMF, bij het berekenen van de WAL voor effecten, met inbegrip van gestructureerde financiële instrumenten, de looptijdberekening op de resterende looptijd tot de wettelijke aflossing van de instrumenten. Wanneer echter een financieel instrument een putoptie bevat, mag een standaard-MMF de looptijdberekening baseren op de datum van uitoefening van de putoptie in plaats van op de resterende looptijd, maar alleen indien te allen tijde aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

i) 

het standaard-MMF kan de putoptie vrijelijk uitoefenen op de uitoefeningsdatum ervan;

ii) 

de uitoefenprijs van de putoptie blijft dicht bij de verwachte waarde van het instrument op de uitoefeningsdatum;

iii) 

de beleggingsstrategie van het standaard-MMF houdt in dat de waarschijnlijkheid hoog is dat de optie op de uitoefeningsdatum zal worden uitgeoefend;

In afwijking van de tweede alinea mag bij de berekening van de WAL voor securitisaties en ABCP's, een standaard-MMF daarentegen, in het geval van amortisatie-instrumenten, de looptijdberekening baseren op hetzij:

i) 

het contractuele amortisatieprofiel van dergelijke instrumenten, of

ii) 

het amortisatieprofiel van de onderliggende activa waarvan de kasstromen voor de aflossing van dergelijke instrumenten het gevolg zijn.

2.  
Indien de in dit artikel bedoelde begrenzingen buiten de wil van een standaard-MMF of ten gevolge van de uitoefening van voorkeur- of terugbetalingsrechten worden overschreden, streeft dat MMF er bij voorrang naar deze situatie te corrigeren, rekening houdend met de belangen van zijn deelnemers of aandeelhouders.
3.  
Een standaard-MMF neemt niet de vorm van een overheidsschuld-CNAV MMF of een LVNAV MMF aan.

Artikel 26

Ratings van een MMF

Een MMF dat verzoekt om of betaalt voor een externe rating doet dit overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1060/2009. Het MMF of de MMF-beheerder vermeldt duidelijk in het prospectus van het MMF, en in alle communicatie met beleggers waarin de externe rating wordt genoemd, dat het MMF of de MMF-beheerder om een externe rating heeft verzocht of ervoor heeft betaald.

Artikel 27

„Ken uw cliënt”-beleid

1.  
Onverminderd strengere vereisten in Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ) gaat de beheerder van een MMF over tot de vaststelling, implementatie en toepassing van procedures en stelt alles in het werk om op het effect van samenlopende verzoeken om terugbetaling van verschillende beleggers correct te kunnen anticiperen, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met het type belegger, het aantal rechten van deelneming of aandelen in het fonds die een enkele belegger in bezit heeft, en de ontwikkeling van de in- en uitstromen.
2.  

Als de waarde van de rechten van deelneming of aandelen die worden aangehouden door een enkele belegger het bedrag van het corresponderende dagelijkse liquiditeitsvereiste van een MMF overschrijdt, houdt de MMF-beheerder, naast de in lid 1 bepaalde factoren, rekening met alle volgende factoren:

a) 

aanwijsbare patronen in geldbehoeften van beleggers, inclusief de cyclische evolutie van het aantal aandelen in het MMF;

b) 

de risicoaversie van de verschillende beleggers;

c) 

het bestaan van correlatie of nauwe banden tussen verschillende beleggers in het MMF.

3.  
Ingeval beleggers hun beleggingen via een tussenpersoon laten lopen, verzoekt de beheerder van een MMF de tussenpersoon om de informatie om te voldoen aan de leden 1 en 2, teneinde de liquiditeit en de beleggersconcentratie van het MMF naar behoren te sturen.
4.  
De beheerder van een MMF zorgt ervoor dat de waarde van de rechten van deelneming of aandelen die in het bezit zijn van een enkele belegger geen wezenlijke gevolgen heeft voor het liquiditeitsprofiel van het MMF als het een substantieel deel uitmaakt van de totale NAV van het MMF.

Artikel 28

Stresstests

1.  
Elk MMF heeft voorzien in gedegen stresstestprocedures waarmee mogelijke gebeurtenissen of toekomstige veranderingen in de economische context met mogelijke ongunstige gevolgen voor het MMF worden opgespoord. Het MMF of de beheerder van een MMF beoordeelt de mogelijke gevolgen die deze gebeurtenissen of veranderingen zouden kunnen hebben voor het MMF. Het MMF of de beheerder van een MMF verricht regelmatig stresstests voor verschillende mogelijke scenario's.

De stresstests worden gebaseerd op objectieve criteria en onderzoeken de effecten van ernstige aanneembare scenario's. De stresstestscenario's houden ten minste rekening met referentieparameters die de volgende factoren omvatten:

a) 

hypothetische veranderingen in het liquiditeitsniveau van de activa in de portefeuille van het MMF;

b) 

hypothetische veranderingen in het kredietrisiconiveau van de activa in de portefeuille van het MMF, met inbegrip van krediet- en ratinggebeurtenissen;

c) 

hypothetische bewegingen van de rentevoeten en wisselkoersen;

d) 

hypothetische terugbetalingsniveaus;

e) 

hypothetische vergroting of verkleining van de verschillen tussen indexen waarmee de rentevoeten van effecten in portefeuille samenhangen;

f) 

hypothetische macrosysteemschokken met gevolgen voor de gehele economie.

2.  
Daarnaast wordt in het geval van overheidsschuld-CNAV MMF's en LVNAV MMF's in stresstests voor verschillende scenario's geraamd welk verschil er is tussen de constante NAV per recht van deelneming of aandeel en de NAV per recht van deelneming of aandeel.
3.  
Stresstests worden verricht volgens een regelmaat zoals vastgesteld door de raad van bestuur van het MMF, in voorkomend geval of door de raad van bestuur van de beheerder van een MMF, na een onderzoek van passende en redelijke termijnen in het licht van de marktomstandigheden en na een onderzoek van voorgenomen veranderingen in de portefeuille van het MMF. De tests worden ten minste halfjaarlijks verricht.
4.  
Wanneer de stresstest wijst op kwetsbaarheid van een MMF, stelt de beheerder van het MMF een uitgebreid verslag met de resultaten van de stresstests en een voorstel voor een actieplan op.

Indien nodig neemt de beheerder van een MMF maatregelen om de robuustheid van het MMF te versterken, onder meer door acties ter versterking van de liquiditeit of de kwaliteit van de activa van het MMF, en stelt hij de bevoegde autoriteit van het MMF onmiddellijk in kennis van de getroffen maatregelen.

5.  
Het uitgebreide verslag met de resultaten van de stresstests en het voorgestelde actieplan worden ter bespreking voorgelegd aan de raad van bestuur van het MMF, indien van toepassing, of de raad van bestuur van de beheerder van een MMF. De raad van bestuur wijzigt het voorgestelde actieplan indien nodig en keurt het definitieve actieplan goed. Het uitgebreide verslag en het actieplan worden gedurende ten minste vijf jaar bewaard.

Het uitgebreide verslag en het actieplan worden aan de bevoegde autoriteit van het MMF voorgelegd.

6.  
De bevoegde autoriteit van het MMF zendt het in lid 5 bedoelde uitgebreide verslag aan de ESMA.
7.  
De ESMA vaardigt richtsnoeren uit om in de stresstests gemeenschappelijke referentieparameters voor stresstestscenario's op te nemen rekening houdend met de in lid 1 genoemde factoren. De richtsnoeren worden ten minste eenmaal per jaar bijgewerkt rekening houdend met de nieuwste marktontwikkelingen.

HOOFDSTUK IV

Waarderingsregels

Artikel 29

Waardering van MMF's

1.  
De activa van een MMF worden ten minste elke dag gewaardeerd.
2.  
De activa van een MMF worden, wanneer mogelijk, tegen marktwaarde gewaardeerd.
3.  

Bij waardering tegen marktwaarde:

a) 

wordt de waarde van activa van een MMF tegen de bied- of de laatprijs vastgesteld, naargelang wat het voorzichtigst is, tenzij de activa tegen de middenkoers kunnen worden afgewikkeld;

b) 

worden alleen marktgegevens van goede kwaliteit gebruikt; deze gegevens worden beoordeeld op basis van de volgende factoren:

i) 

het aantal en de kwaliteit van de tegenpartijen;

ii) 

het volume en de omzet op de markt van de activa van het MMF;

iii) 

de omvang van de uitgifte en het gedeelte van de uitgifte dat het MMF voornemens is te kopen of te verkopen.

4.  
Indien waardering tegen marktwaarde niet mogelijk is of er geen marktgegevens van toereikende kwaliteit voorhanden zijn, worden de activa van een MMF conservatief gewaardeerd op basis van een modellenbenadering.

Het model maakt een nauwkeurige raming van de intrinsieke waarde van de activa van een MMF op basis van de volgende te actualiseren sleutelfactoren:

a) 

het volume en de omzet op de markt van die activa;

b) 

de omvang van de uitgifte en het gedeelte van de uitgifte dat het MMF voornemens is te kopen of te verkopen;

c) 

marktrisico, rentevoetrisico, kredietrisico in verband met de activa.

Bij waardering op basis van een modellenbenadering wordt geen gebruik gemaakt van de methode van de geamortiseerde kostprijs.

5.  
Een overeenkomstig de leden 2, 3, 4, 6 en 7 verrichte waardering wordt medegedeeld aan de bevoegde autoriteiten.
6.  
Niettegenstaande de leden 2, 3 en 4 kunnen de activa van een overheidsschuld-CNAV MMF daarnaast ook worden gewaardeerd door gebruikmaking van de methode van de geamortiseerde kostprijs.
7.  
In afwijking van de leden 2 en 4 en naast de in de leden 2 en 3 bedoelde waardering tegen marktwaarde en de in lid 4 bedoelde waardering op basis van een modellenbenadering, kunnen de activa van LVNAV MMF's met een resterende looptijd van tot 75 dagen worden gewaardeerd door gebruikmaking van de methode van de geamortiseerde kostprijs.

De methode van de geamortiseerde kostprijs wordt alleen gebruikt om activa van een LVNAV MMF te waarderen wanneer de prijs van die activa, berekend overeenkomstig de leden 2, 3 en 4, met meer dan 10 basispunten afwijkt van de prijs van die activa als berekend volgens de eerste alinea van dit lid. Ingeval van een dergelijke afwijking wordt de prijs van die activa berekend overeenkomstig de leden 2, 3 en 4.

Artikel 30

Berekening van de NAV per recht van deelneming of aandeel

1.  
Een MMF berekent een NAV per recht van deelneming of aandeel als het verschil tussen de som van alle activa van een MMF en de som van alle passiva van een MMF, gewaardeerd tegen marktwaarde of op basis van een modellenbenadering, of beide, gedeeld door het aantal uitstaande rechten van deelneming of aandelen van het MMF.
2.  
De NAV per recht van deelneming of aandeel wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde basispunt of het equivalent daarvan wanneer de NAV in een munteenheid wordt gepubliceerd.
3.  
De NAV per recht van deelneming of aandeel wordt ten minste dagelijks berekend en gepubliceerd op het openbare gedeelte van de website van het MMF.

Artikel 31

Berekening van de constante NAV per recht van deelneming of aandeel van overheidsschuld-CNAV MMF's

1.  
Een overheidsschuld-CNAV MMF berekent een constante NAV per recht van deelneming of aandeel als het verschil tussen de som van al zijn activa, gewaardeerd volgens de methode van de geamortiseerde kostprijs, als voorzien in artikel 29, lid 6, en de som van al zijn passiva, gedeeld door zijn aantal uitstaande rechten van deelneming of aandelen.
2.  
De constante NAV per recht van deelneming of aandeel van een overheidsschuld-CNAV MMF wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde percentagepunt of het equivalent daarvan wanneer de constante NAV in een munteenheid wordt gepubliceerd.
3.  
De constante NAV per recht van deelneming of aandeel van een overheidsschuld-CNAV MMF wordt ten minste dagelijks berekend.
4.  
Er wordt toezicht gehouden op het verschil tussen de constante NAV per recht van deelneming of aandeel en de NAV per recht van deelneming of aandeel als berekend volgens artikel 30 en dit verschil wordt dagelijks gepubliceerd op het openbare gedeelte van de website van het MMF.

Artikel 32

Berekening van de constante NAV per recht van deelneming of aandeel van LVNAV MMF's

1.  
Een LVNAV MMF berekent een constante NAV per recht van deelneming of aandeel als het verschil tussen de som van al zijn activa, gewaardeerd volgens de methode van de geamortiseerde kostprijs als uiteengezet in artikel 29, lid 7, en de som van al zijn passiva, gedeeld door zijn aantal uitstaande rechten van deelneming of aandelen.
2.  
De constante NAV per recht van deelneming of aandeel van een LVNAV MMF wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde percentagepunt of het equivalent daarvan wanneer de constante NAV in een munteenheid wordt gepubliceerd.
3.  
De constante NAV per recht van deelneming of aandeel van een LVNAV MMF wordt ten minste dagelijks berekend.
4.  
Er wordt toezicht gehouden op het verschil tussen de constante NAV per recht van deelneming of aandeel en de NAV per recht van deelneming of aandeel als berekend volgens artikel 30 en dit verschil wordt dagelijks gepubliceerd op het openbare gedeelte van de website van het MMF.

Artikel 33

Uitgifte en terugbetalingsprijs

1.  
De rechten van deelneming of aandelen van een MMF worden uitgegeven of terugbetaald tegen een prijs die gelijk is aan de NAV per recht van deelneming of aandeel van het MMF, niettegenstaande toegestane vergoedingen of heffingen als uiteengezet in het prospectus van het MMF.
2.  

In afwijking van lid 1:

a) 

kunnen de rechten van deelneming of aandelen van een overheidsschuld-CNAV MMF worden uitgegeven of terugbetaald tegen een prijs die gelijk is aan de constante NAV per recht van deelneming of aandeel van dat MMF;

b) 

kunnen de rechten van deelneming of aandelen van een LVNAV MMF worden uitgegeven of terugbetaald tegen een prijs die gelijk is aan de constante NAV per recht van deelneming of aandeel van dat MMF, maar alleen indien de constante NAV per recht van deelneming of aandeel als berekend volgens artikel 32, leden 1, 2 en 3, ten hoogste 20 basispunten afwijkt van de NAV per recht van deelneming of aandeel als berekend volgens artikel 30.

Wat punt b) betreft, wordt de volgende terugbetaling of inschrijving, indien de constante NAV per recht van deelneming of aandeel als berekend volgend artikel 32, leden 1, 2 en 3, met meer dan 20 basispunten afwijkt van de NAV per recht van deelneming of aandeel als berekend volgens artikel 30, toegepast tegen een prijs die gelijk is aan de NAV per recht van deelneming of aandeel als berekend volgens artikel 30.

Potentiële beleggers worden voorafgaand aan de contractsluiting duidelijk schriftelijk geïnformeerd door de beheerder van een MMF over de omstandigheden waaronder het LVNAV MMF niet langer terugbetaalt of inschrijft tegen een constante NAV per recht van deelneming of aandeel.

HOOFDSTUK V

Specifieke voorschriften voor overheidsschuld-CNAV MMF's en LVNAV MMF's

Artikel 34

Specifieke voorschriften voor overheidsschuld-CNAV MMF's en LVNAV MMF's

1.  
De beheerder van een overheidsschuld-CNAV MMF of van een LVNAV MMF zorgt voor de vaststelling, uitvoering en consistente toepassing van zorgvuldige en strikte liquiditeitsbeheersprocedures om naleving van de op dergelijke fondsen van toepassing zijnde wekelijkse liquiditeitsdrempels te verzekeren. De liquiditeitsbeheersprocedures worden duidelijk omschreven in het reglement of in de statuten van het fonds, alsook in het prospectus.

Bij het verzekeren van naleving van de wekelijkse liquiditeitsdrempels geldt het volgende:

a) 

wanneer het aandeel van wekelijks vervallende activa als bepaald in artikel 24, lid 1, onder e), daalt tot onder 30 % van de totale activa van het overheidsschuld-CNAV MMF of het LVNAV MMF en de netto dagelijkse terugbetalingen op een enkele werkdag tot boven 10 % van de totale activa stijgen, stelt de beheerder van het overheidsschuld-CNAV MMF of van het LVNAV MMF de raad van bestuur hiervan onmiddellijk op de hoogte, en de raad van bestuur verricht een gedocumenteerde beoordeling van de situatie om vast te stellen hoe moet worden opgetreden, rekening houdend met de belangen van de beleggers, en besluit of een of meer van de volgende maatregelen worden genomen:

i) 

liquiditeitsvergoedingen voor terugbetalingen die adequaat weergeven wat de kosten zijn voor het MMF om liquiditeit te bereiken en ervoor zorgen dat beleggers die in het fonds blijven niet onredelijk worden benadeeld wanneer andere beleggers verzoeken om terugbetaling van hun rechten van deelneming of aandelen in deze periode;

ii) 

terugbetalingsbeperkingen waarbij het bedrag van terug te betalen aandelen of rechten van deelneming op een bepaalde werkdag wordt beperkt tot maximaal 10 % van de aandelen of rechten van deelneming in het MMF voor een periode van maximaal 15 werkdagen;

iii) 

opschorting van terugbetalingen gedurende een periode van maximaal 15 werkdagen, of

iv) 

geen onmiddellijke maatregelen, tenzij naleving van de verplichting als bepaald in artikel 24, lid 2;

b) 

wanneer het aandeel van wekelijks vervallende activa als bepaald in artikel 24, lid 1, onder e), daalt tot onder 10 % van de totale activa stelt de beheerder van een overheidsschuld-CNAV MMF of van een LVNAV MMF de raad van bestuur hiervan onmiddellijk op de hoogte, en de raad van bestuur verricht een gedocumenteerde beoordeling van de situatie en op basis van deze beoordeling en rekening houdend met de belangen van de beleggers een of meer van de volgende maatregelen neemt met opgave van de redenen voor zijn keuze:

i) 

liquiditeitsvergoedingen voor terugbetalingen die adequaat weergeven wat de kosten zijn voor het MMF om liquiditeit te bereiken en ervoor zorgen dat beleggers die in het fonds blijven niet onredelijk worden benadeeld wanneer andere beleggers verzoeken om terugbetaling van hun rechten van deelneming of aandelen in deze periode;

ii) 

opschorting van terugbetalingen gedurende een periode van maximaal 15 werkdagen.

2.  
Wanneer in een periode van 90 dagen de totale duur van de opschortingen meer dan 15 werkdagen bedraagt, houdt een overheidsschuld-CNAV MMF of een LVNAV MMF automatisch op een overheidsschuld-CNAV MMF of een LVNAV MMF te zijn. Het overheidsschuld-CNAV MMF of het LVNAV MMF stelt elke belegger hiervan onmiddellijk en op duidelijke en begrijpelijke wijze schriftelijk op de hoogte.
3.  
Nadat de raad van bestuur van het overheidsschuld-CNAV MMF of van het LVNAV MMF heeft besloten welke van de maatregelen van lid 1, onder a) en b), worden genomen, stelt hij onmiddellijk de bevoegde autoriteit van dat MMF in kennis van de details van zijn besluit.

HOOFDSTUK VI

Externe steun

Artikel 35

Externe steun

1.  
Een MMF ontvangt geen externe steun.
2.  
„Externe steun”: directe of indirecte steun aan een MMF van een derde, waaronder een sponsor van het MMF, die tot doel heeft of in feite ertoe leidt dat de liquiditeit van het MMF wordt gewaarborgd of dat de NAV per recht van deelneming of aandeel van het MMF wordt gestabiliseerd.

Externe steun omvat:

a) 

geldinjecties door een derde;

b) 

de aankoop door een derde van activa van het MMF tegen een abnormaal hoge prijs;

c) 

de aankoop door een derde van rechten van deelneming of aandelen om liquiditeit te verschaffen aan het fonds;

d) 

de uitgifte door een derde van enigerlei expliciete of impliciete waarborg, garantie of aanbevelingsbrief ten behoeve van het MMF;

e) 

elk optreden van een derde dat direct of indirect tot doel heeft het liquiditeitsprofiel en de NAV per recht van deelneming of aandeel van het MMF te bewaren.

HOOFDSTUK VII

Transparantievoorschriften

Artikel 36

Transparantie

1.  
Een MMF vermeldt duidelijk welk MMF-type het is overeenkomstig artikel 3, lid 1, en of het een kortlopend MMF dan wel een standaard-MMF is in elk extern document, verslag, verklaring, advertentie, brief of enig ander geschreven stuk dat het fonds of zijn beheerder heeft uitgegeven, dat gericht is tot of bedoeld is voor bekendmaking bij potentiële beleggers, houders van rechten van deelneming of aandeelhouders.
2.  

De beheerder van een MMF stelt de beleggers van het MMF ten minste eens per week alle volgende informatie ter beschikking:

a) 

de indeling naargelang van looptijd van de portefeuille van het MMF;

b) 

het kredietprofiel van het MMF;

c) 

de WAM en de WAL van het MMF;

d) 

nadere gegevens over de tien grootste deelnemingen in het MMF, waaronder de naam, het land, het type looptijd en activa, en over de tegenpartij in het geval van retrocessieovereenkomsten en omgekeerde retrocessieovereenkomsten;

e) 

de totale waarde van de activa van het MMF;

f) 

het nettorendement van het MMF.

3.  

Elk document van een MMF dat voor marketingdoeleinden wordt gebruikt, vermeldt duidelijk alle volgende verklaringen:

a) 

dat het MMF geen gewaarborgde belegging is;

b) 

dat een belegging in MMF's verschilt van een belegging in deposito's, met een bijzondere verwijzing naar het risico dat het belegde kapitaal kan fluctueren;

c) 

dat het MMF niet rekent op externe steun om de liquiditeit van het MMF te waarborgen of de NAV per recht van deelneming of aandeel te stabiliseren;

d) 

dat het risico van verlies van de hoofdsom door de belegger moet worden gedragen.

4.  
Geen enkele mededeling van het MMF of de beheerder van een MMF aan beleggers of potentiële beleggers mag doen blijken dat een belegging in rechten van deelneming of aandelen van een MMF gewaarborgd is.
5.  
Beleggers in een MMF worden duidelijk ingelicht over de methode of methoden die door het MMF worden gebruikt om de waarde van de activa van het MMF te ramen en de NAV te berekenen.

Overheidsschuld-CNAV MMF's en LVNAV MMF's verstrekken aan beleggers en potentiële beleggers duidelijke toelichting over het gebruik van de methode van de geamortiseerde kostprijs of afronding of beide.

Artikel 37

Rapportage aan de bevoegde autoriteiten

1.  
Voor elk beheerd MMF verstrekt de MMF-beheerder ten minste elk kwartaal informatie aan de bevoegde autoriteit van het MMF.

In afwijking van de eerste alinea, rapporteert de MMF-beheerder, voor een MMF waarvan de totale beheerde activa niet meer dan 100 000 000  EUR bedragen, ten minste eens per jaar aan de bevoegde autoriteit van het MMF.

De beheerder van een MMF verstrekt de overeenkomstig de eerste en de tweede alinea gerapporteerde informatie op verzoek ook aan de bevoegde autoriteit van de beheerder van een MMF indien deze verschilt van de bevoegde autoriteit van het MMF.

2.  

De overeenkomstig lid 1 gerapporteerde informatie omvat de volgende punten:

a) 

het type MMF en de kenmerken ervan;

b) 

portefeuille-indicatoren zoals de totale waarde van de activa, NAV, WAM, WAL, indeling naargelang van looptijd, liquiditeit en rendement;

c) 

de resultaten van stresstests en, in voorkomend geval, het voorgestelde actieplan;

d) 

informatie over de activa in de portefeuille van het MMF, waaronder:

i) 

de kenmerken van elk activum, zoals naam, land, categorie van uitgevende instantie, risico of looptijd en de resultaten van de interne kredietkwaliteitsbeoordelingsprocedure;

ii) 

het type activum, met inbegrip van nadere gegevens over de tegenpartij in het geval van derivaten, retrocessieovereenkomsten of omgekeerde retrocessieovereenkomsten;

e) 

informatie over de passiva van het MMF, waaronder:

i) 

het land waar de belegger is gevestigd;

ii) 

de beleggerscategorie;

iii) 

activiteit inzake inschrijving en terugbetaling.

Indien nodig en naar behoren gemotiveerd kunnen de bevoegde autoriteiten om aanvullende informatie verzoeken.

3.  

Naast de in lid 2 bedoelde informatie rapporteert de beheerder van een MMF voor elk beheerd LVNAV MMF ook de volgende gegevens:

a) 

elk geval waarin de prijs van activa, gewaardeerd met gebruik van de methode van de geamortiseerde kostprijs overeenkomstig artikel 29, lid 7, eerste alinea, met meer dan 10 basispunten afwijkt van de prijs van deze activa als berekend volgens artikel 29, leden 2, 3 en 4;

b) 

elk geval waarin de constante NAV per recht van deelneming of aandeel als berekend volgens artikel 32, leden 1 en 2, met meer dan 20 basispunten afwijkt van de NAV per recht van deelneming of aandeel als berekend volgens artikel 30;

c) 

elk geval waarin sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 34, lid 3, en de door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 34, lid 1, onder a) en b), genomen maatregelen.

4.  
De ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om een rapportagemodelformulier op te stellen dat de in de leden 2 en 3 bedoelde informatie bevat.

De ESMA dient deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 21 januari 2018 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

5.  
De bevoegde autoriteiten sturen alle krachtens dit artikel ontvangen informatie door aan de ESMA. Deze informatie wordt uiterlijk 30 dagen na het einde van het verslagkwartaal aan de ESMA doorgezonden.

De ESMA verzamelt de informatie om een centrale gegevensbank van alle in de Unie gevestigde, beheerde of in de handel gebrachte MMF's op te richten. De Europese Centrale Bank heeft alleen voor statistische doeleinden recht van toegang tot deze gegevensbank.

▼M2

Artikel 37 bis

Toegankelijkheid van informatie op het Europees centraal toegangspunt

Met ingang van 10 januari 2030 wordt de in artikel 4 lid 7, van deze verordening bedoelde informatie toegankelijk gemaakt op het uit hoofde van Verordening (EU) 2023/2859 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ) opgerichte Europees centraal toegangspunt (European Single Access Point — ESAP). Daartoe is de ESMA de verzamelende instantie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van die verordening. De ESMA haalt die gegevens uit de informatie die de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 4, lid 6, van deze verordening hebben verstrekt voor de opstelling van het in artikel 4, lid 7, tweede alinea, van deze verordening bedoelde centraal openbaar register.

Die informatie voldoet aan de volgende vereisten:

a) 

de informatie is ingediend in een voor data-extractie geschikt formaat zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 3), van Verordening (EU) 2023/2859;

b) 

de informatie gaat vergezeld van de volgende metadata:

i) 

alle namen van het fonds waarop de informatie betrekking heeft;

ii) 

indien beschikbaar, de identificatiecode voor juridische entiteiten van het fonds, zoals gespecifieerd op grond van artikel 7, lid 4, punt b), van Verordening (EU) 2023/2859;

iii) 

het type informatie volgens de indeling op grond van artikel 7, lid 4, punt c), van die verordening;

iv) 

een vermelding of de informatie persoonsgegevens bevat.

▼B

HOOFDSTUK VIII

Toezicht

Artikel 38

Toezicht door de bevoegde autoriteiten

1.  
De bevoegde autoriteiten houden permanent toezicht op de naleving van deze verordening.
2.  
De bevoegde autoriteit van het MMF of, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit van de beheerder van een MMF is belast met het toezicht op de naleving van de hoofdstukken II tot en met VII.
3.  
De bevoegde autoriteit van het MMF is belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen waarin het fondsreglement of de statuten voorzien, en van de verplichtingen waarin het prospectus voorziet, in overeenstemming met deze verordening.
4.  
De bevoegde autoriteit van de beheerder van een MMF is belast met het toezicht op de toereikendheid van de regelingen en de organisatie van de beheerder van de MMF, zodat de beheerder van het MMF in staat is te voldoen aan de verplichtingen en regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van alle MMF's die hij beheert.
5.  
De bevoegde autoriteiten oefenen toezicht uit op de icbe's en de abi's die op hun grondgebied zijn gevestigd of in de handel worden gebracht, om na te gaan of deze de MMF-benaming niet gebruiken of niet doen blijken dat zij een MMF zijn, tenzij zij zich voegen naar deze verordening.

Artikel 39

Taken van bevoegde autoriteiten

Onverminderd de taken die bevoegde autoriteiten hebben gekregen overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG of Richtlijn 2011/61/EU, naargelang het geval, beschikken bevoegde autoriteiten nationaalrechtelijk over alle toezichthoudende en onderzoeksbevoegdheden die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun functie met betrekking tot deze verordening. Zij zijn met name bevoegd voor alle volgende taken:

a) 

inzage vragen in elk document in welke vorm ook en een kopie daarvan ontvangen of maken;

b) 

een MMF of de beheerder van een MMF verzoeken onverwijld informatie te verstrekken;

c) 

informatie verzoeken van elke persoon die betrokken is bij de activiteiten van een MMF of de beheerder van een MMF;

d) 

al dan niet met voorafgaande aankondiging ter plaatse inspecties uitvoeren;

e) 

passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat een MMF of de beheerder van een MMF deze verordening blijft naleven;

f) 

een bevel uitvaardigen om ervoor te zorgen dat een MMF of de beheerder van een MMF deze verordening naleeft en ophoudt met het herhaaldelijk vertonen van een bepaald soort gedrag dat mogelijk een inbreuk vormt op deze verordening.

Artikel 40

Sancties en andere maatregelen

1.  
De lidstaten bepalen de regels inzake sancties en andere maatregelen die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en nemen alle noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties en andere maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.
2.  
Uiterlijk op 21 juli 2018 stellen de lidstaten de Commissie en de ESMA in kennis van de regels als bedoeld in lid 1. De lidstaten stellen de Commissie en de ESMA onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen hiervan.

Artikel 41

Specifieke maatregelen

1.  

Onverminderd de taken die bevoegde autoriteiten hebben gekregen overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG of Richtlijn 2011/61/EU, naargelang het geval, neemt de bevoegde autoriteit van een MMF of de beheerder van een MMF, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, de passende maatregelen als bedoeld in lid 2 indien een MMF of de beheerder van een MMF:

a) 

verzuimt een van de vereisten inzake samenstelling van activa na te leven, in strijd met de artikelen 9 tot en met 16;

b) 

verzuimt een van de portefeuillevereisten na te leven, in strijd met artikel 17, 18, 24 of 25;

c) 

een vergunning heeft gekregen door middel van valse verklaringen of op een andere irreguliere wijze, in strijd met artikel 4 of 5;

d) 

gebruikmaakt van de benaming „geldmarktfonds”, „MMF” of van een andere benaming die suggereert dat een icbe of abi een MMF is, in strijd met artikel 6;

e) 

verzuimt een van de vereisten inzake kredietkwaliteitsbeoordeling na te leven, in strijd met artikel 19 of 20;

f) 

verzuimt een van de vereisten inzake governance, documentatie of transparantie na te leven, in strijd met artikel 21, 23, 26, 27, 28 of 36;

g) 

verzuimt een van de waarderingsvereisten na te leven, in strijd met artikel 29, 30, 31, 32, 33 of 34.

2.  

In de in lid 1 bedoelde gevallen houdt het optreden van de bevoegde autoriteit van het MMF voor zover nodig het volgende in:

a) 

het nemen van maatregelen om ervoor te zorgen dat het MMF of de beheerder van een MMF in kwestie de toepasselijke voorschriften blijft naleven;

b) 

het intrekken van een vergunning die overeenkomstig artikel 4 of 5 is verleend.

Artikel 42

Bevoegdheden van de ESMA

1.  
De ESMA beschikt over de nodige bevoegdheden om de haar bij deze verordening verleende taken uit te oefenen.
2.  
De bevoegdheden van de ESMA overeenkomstig de Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EU worden eveneens uitgeoefend met betrekking tot deze verordening en in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001.
3.  
Voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1095/2010 maakt deze verordening deel uit van enigerlei juridisch bindende Uniehandeling waarbij taken aan de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde autoriteit worden toegewezen.

Artikel 43

Samenwerking tussen autoriteiten

1.  
De bevoegde autoriteit van het MMF en de bevoegde autoriteit van de beheerder van een MMF, indien zij van elkaar verschillen, werken onderling samen en wisselen informatie uit met het oog op de uitoefening van hun taken krachtens deze verordening.
2.  
De bevoegde autoriteiten en de ESMA werken onderling samen met het oog op de uitoefening van hun respectieve taken krachtens deze verordening in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1095/2010.
3.  
De bevoegde autoriteiten en de ESMA wisselen alle noodzakelijke informatie en documentatie uit om in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1095/2010 hun respectieve taken krachtens deze verordening uit te oefenen, met name om inbreuken op deze verordening op te sporen en te verhelpen. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten die overeenkomstig deze richtlijn verantwoordelijk zijn voor de vergunningverlening aan of het toezicht op MMF's verstrekken de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten informatie indien dit van belang is voor het toezicht en de reactie op de mogelijke gevolgen van de werkzaamheden van afzonderlijke MMF's of alle MMF's samen voor de stabiliteit van systeemrelevante financiële instellingen en voor een ordelijke werking van de markten waarop MMF's actief zijn. De ESMA en het Europees Comité voor systeemrisico's (ESRB) worden eveneens op de hoogte gehouden en sturen die informatie door naar de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten.
4.  
Op basis van de overeenkomstig artikel 37, lid 5, door nationale bevoegde autoriteiten doorgegeven informatie stelt de ESMA, in overeenstemming met de taken die haar uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1095/2010 zijn toegewezen, een verslag op voor de Commissie in het licht van de in artikel 46 van deze verordening omschreven evaluatie.

HOOFDSTUK IX

Slotbepalingen

Artikel 44

Behandeling van bestaande icbe's en abi's

1.  
Uiterlijk op 21 januari 2019 dient een bestaande icbe of abi die in kortlopende activa belegt en die als afzonderlijke of cumulatieve doelstelling opbrengsten wil aanbieden die overeenstemmen met geldmarkttarieven of de waarde van de belegging wil vrijwaren, bij de bevoegde autoriteit van de MMF een aanvraag in, samen met alle documenten en bewijzen die noodzakelijk zijn om de naleving van deze verordening aan te tonen.
2.  
Uiterlijk twee maanden na ontvangst van de volledige aanvraag beoordeelt de bevoegde autoriteit van de MMF of de icbe of abi overeenkomstig de artikelen 4 en 5 in overeenstemming is met deze verordening. De bevoegde autoriteit van de MMF neemt een besluit en deelt dit onmiddellijk mee aan de icbe of abi.

Artikel 45

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.  
De in de artikelen 11, 15 en 22 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
3.  
Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 11, 15 en 22 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.  
Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.  
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.  
De overeenkomstig de artikelen 11, 15 en 22 vastgestelde gedelegeerde handelingen treden alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en aan de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 46

Evaluatie

1.  
Uiterlijk op 21 juli 2022 evalueert de Commissie of deze verordening uit prudentieel en economisch oogpunt passend is, na overleg met de ESMA en, in voorkomend geval, met het ESRB, onder meer over de vraag of er veranderingen moeten worden aangebracht aan de regeling voor overheidsschuld-CNAV MMF's en LVNAV MMF's.
2.  

De evaluatie doet met name het volgende:

a) 

analyseert de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van deze verordening, de gevolgen voor de beleggers, de MMF's en de MMF-beheerders in de Unie;

b) 

beoordeelt de rol die MMF's spelen bij de aankoop van door de lidstaten uitgegeven of gewaarborgd schuldpapier;

c) 

houdt rekening met de specifieke kenmerken van door de lidstaten uitgegeven of gewaarborgd schuldpapier en de rol die het schuldpapier speelt bij de financiering van de lidstaten;

d) 

houdt rekening met het verslag bedoeld in artikel 509, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

e) 

houdt rekening met de gevolgen van deze verordening voor de markten voor kortetermijnfinanciering;

f) 

houdt rekening met de regelgevingsontwikkelingen op internationaal vlak.

Uiterlijk op 21 juli 2022 komt de Commissie met een verslag over de haalbaarheid van de totstandbrenging van een quotum van 80 % voor de EU-overheidsschuld. Dit verslag heeft betrekking op de beschikbaarheid van EU-overheidsschuldinstrumenten voor de korte termijn en gaat na of LVNAV MMF's eventueel een passend alternatief zijn voor niet-EU-overheidsschuld-CNAV MMF's. Indien de Commissie in het verslag tot de conclusie komt dat het niet haalbaar is een quotum van 80 % voor de EU-overheidsschuld in te voeren en overheidsschuld-CNAV MMF's waarin een onbeperkte hoeveelheid niet-EU-overheidsschuld is opgenomen geleidelijk te laten verdwijnen, moet zij hier argumenten voor aandragen. Indien de Commissie tot de conclusie komt dat de invoering van een quotum van 80 % voor de EU-overheidsschuld haalbaar is, kan zij wetgevingsvoorstellen doen om een dergelijk quotum in te voeren, waarbij ten minste 80 % van de activa van overheidsschuld-CNAV MMF's moet worden geïnvesteerd in EU-overheidsschuldinstrumenten. Daarnaast kan de Commissie, indien zij concludeert dat LVNAV MMF's een passend alternatief zijn geworden voor niet-EU-overheidsschuld-CNAV MMF's, passende voorstellen doen om de afwijking voor overheidsschuld-CNAV MMF's volledig af te schaffen.

De resultaten van de evaluatie worden aan het Europees Parlement en de Raad meegedeeld en worden indien nodig vergezeld van passende voorstellen voor wijzigingen.

Artikel 47

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Ze is van toepassing met ingang van 21 juli 2018, met uitzondering van artikel 11, lid 4, artikel 15, lid 7, artikel 22 en artikel 37, lid 4, die van toepassing zijn met ingang van 20 juli 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



( 1 ) Richtlijn 2007/16/EG van de Commissie van 19 maart 2007 tot uitvoering van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat de verduidelijking van bepaalde definities betreft (PB L 79 van 20.3.2007, blz. 11).

( 2 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).

( 3 ) Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35).

( 4 ) Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1).

( 5 ) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

( 6 ) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

( 7 ) Verordening (EU) 2023/2859 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 tot oprichting van een Europees centraal toegangspunt dat gecentraliseerde toegang biedt tot voor financiële diensten, kapitaalmarkten en duurzaamheid relevante publiek beschikbare informatie (PB L, 2023/2859, 20.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2859/oj).