02015R0847 — NL — 01.01.2020 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2015/847 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 mei 2015

betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2019/2175 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 december 2019

  L 334

1

27.12.2019




▼B

VERORDENING (EU) 2015/847 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 mei 2015

betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006

(Voor de EER relevante tekst)



HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot de informatie over de betalers en de begunstigden die, met het oog op het voorkomen, het opsporen en het onderzoeken van witwassen van geld en terrorismefinanciering, bij geldovermakingen in ongeacht welke valuta moet worden gevoegd wanneer ten minste een van de bij de geldovermaking betrokken betalingsdienstaanbieders in de Unie is gevestigd.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  Deze verordening is van toepassing op geldovermakingen in ongeacht welke valuta die worden verzonden of ontvangen door een in de Unie gevestigde betalingsdienstaanbieder of intermediaire betalingsdienstaanbieder.

2.  Deze verordening is niet van toepassing op de diensten die zijn vermeld onder de punten a) tot en met m), en o), van artikel 3 van Richtlijn 2007/64/EG.

3.  Deze verordening is niet van toepassing op geldovermakingen die worden verricht met een betaalkaart, een elektronischgeldinstrument, een mobiele telefoon of elk ander digitaal of informatietechnologisch vooruit- of achteraf betaald toestel met soortgelijke kenmerken, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de kaart, het instrument of het toestel wordt alleen gebruikt voor de betaling van goederen of diensten, en

b) 

het nummer van die kaart, dat instrument of dat toestel wordt gevoegd bij alle overmakingen die uit de transactie voortvloeien.

Deze verordening is echter wel van toepassing wanneer een betaalkaart, een elektronischgeldinstrument, een mobiele telefoon of elk ander digitaal of informatietechnologisch vooruit- of achteraf betaald toestel met soortgelijke kenmerken wordt gebruikt om geldovermakingen tussen personen te verrichten.

4.  Deze verordening is niet van toepassing op personen die geen andere activiteit verrichten dan het omzetten van papieren documenten in elektronische gegevens en op contractbasis werkzaam zijn voor een betalingsdienstaanbieder, of op personen die geen andere activiteit verrichten dan het aanbieden van berichtensystemen of andere ondersteuningssystemen voor de overmaking van geldmiddelen of clearing- en afwikkelingssystemen aan betalingsdienstaanbieders.

Deze verordening is niet van toepassing op:

a) 

geldovermakingen die inhouden dat de betaler contant geld van zijn betaalrekening haalt;

b) 

geldovermakingen aan een overheid voor de betaling van belastingen, boeten of andere heffingen binnen een lidstaat;

c) 

geldovermakingen waarbij zowel de betaler als de begunstigde een betalingsdienstaanbieder is die voor eigen rekening handelt;

d) 

geldovermakingen die worden verricht door middel van uitwisseling van afbeeldingen van cheques, waaronder ingehouden cheques.

5.  Een lidstaat kan beslissen deze verordening niet toe te passen op geldovermakingen binnen zijn grondgebied naar een betaalrekening van een begunstigde waarop uitsluitend betalingen voor de levering van goederen of de verrichting van diensten kunnen worden gedaan, indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is onderworpen aan Richtlijn (EU) 2015/849;

b) 

de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is in staat om door middel van een unieke identificatiecode van de transactie, via de begunstigde, de geldovermaking van de persoon die met de begunstigde een overeenkomst heeft voor de levering van goederen of de verrichting van diensten, te traceren;

c) 

de geldovermaking bedraagt ten hoogste 1 000  EUR.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„terrorismefinanciering” : het financieren van terrorisme als omschreven in artikel 1, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849;

2.

„witwassen” : de witwasactiviteiten bedoeld in artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn (EU) 2015/849;

3.

„betaler” : een persoon die houder is van een betaalrekening en een geldovermaking vanaf die betaalrekening toestaat, of, bij ontbreken van een betaalrekening, die een opdracht tot geldovermaking geeft;

4.

„begunstigde” : een persoon die de beoogde ontvanger van de geldovermaking is;

5.

„betalingsdienstaanbieder” : de categorieën betalingsdienstaanbieders, bedoeld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2007/64/EG, natuurlijke of rechtspersonen die op grond van artikel 26 van die richtlijn een ontheffing genieten en rechtspersonen die een ontheffing op grond van artikel 9 van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) genieten, die geldovermakingsdiensten verrichten;

6.

„intermediaire betalingsdienstaanbieder” : een betalingsdienstaanbieder die niet de betalingsdienstaanbieder van de betaler of van de begunstigde is en die een geldovermaking ontvangt en overmaakt namens de betalingsdienstaanbieder van de betaler of van de begunstigde of namens een andere intermediaire betalingsdienstaanbieder;

7.

„betaalrekening” : een rekening als omschreven in artikel 4, punt 14), van Richtlijn 2007/64/EG;

8.

„geldmiddelen” : geldmiddelen als omschreven in artikel 4, punt 15), van Richtlijn 2007/64/EG;

9.

„geldovermaking” :

een transactie die namens een betaler ten minste ten dele langs elektronische weg door een betalingsdienstaanbieder wordt verricht met de bedoeling via een betalingsdienstaanbieder geldmiddelen beschikbaar te stellen aan een begunstigde, ongeacht of de betaler en de begunstigde een en dezelfde persoon zijn en ongeacht of de betalingsdienstaanbieder van de betaler en die van de begunstigde dezelfde zijn, waaronder inbegrepen:

a) 

een overmaking als omschreven in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) nr. 260/2012;

b) 

een automatische afschrijving als omschreven in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) nr. 260/2012;

c) 

een binnenlandse of grensoverschrijdende geldtransfer als omschreven in artikel 4, punt 13), van Richtlijn 2007/64/EG;

d) 

een overmaking waarbij is gebruikgemaakt van een betaalkaart, een elektronischgeldinstrument, een mobiele telefoon of elk ander digitaal of informatietechnologisch vooruit- of achteraf betaald toestel met soortgelijke kenmerken;

10.

„blokovermaking” : een bundel van verscheidene afzonderlijke geldovermakingen die zijn samengebracht met het oog op de doorzending ervan;

11.

„unieke identificatiecode van de transactie” : een combinatie van letters, cijfers of symbolen, door de betalingsdienstaanbieder bepaald overeenkomstig de protocollen van de betalings- en afwikkelingssystemen of berichtensystemen die voor de geldovermaking zijn gebruikt, die het mogelijk maakt de transactie te traceren tot de betaler en de begunstigde;

12.

„een geldovermaking tussen personen” : een transactie tussen natuurlijke personen die handelen als consumenten, voor andere doeleinden dan hun bedrijfs- of beroepsactiviteiten.



HOOFDSTUK II

VERPLICHTINGEN VAN BETALINGSDIENSTAANBIEDERS



AFDELING 1

Verplichtingen van de betalingsdienstaanbieder van de betaler

Artikel 4

Bij geldovermakingen te voegen informatie

1.  De betalingsdienstaanbieder van de betaler zorgt ervoor dat bij geldovermakingen de volgende informatie over de betaler wordt gevoegd:

a) 

de naam van de betaler,

b) 

het betaalrekeningnummer van de betaler, en

c) 

het adres van de betaler, het nummer van zijn officieel persoonlijk document, zijn cliëntenidentificatienummer of plaats en datum van zijn geboorte.

2.  De betalingsdienstaanbieder van de betaler zorgt ervoor dat bij geldovermakingen de volgende informatie over de begunstigde wordt gevoegd:

a) 

de naam van de begunstigde, en

b) 

het betaalrekeningnummer van de begunstigde.

3.  In afwijking van lid 1, onder b), en lid 2, onder b), zorgt de betalingsdienstaanbieder van de betaler ervoor dat bij geldovermakingen die niet van of naar een betaalrekening worden verricht, eerder een unieke identificatiecode van de transactie wordt gevoegd dan het (de) betaalrekeningnummer(s).

4.  Alvorens de geldmiddelen over te maken, verifieert de betalingsdienstaanbieder van de betaler de juistheid van de in lid 1 bedoelde informatie op basis van documenten, gegevens of informatie uit betrouwbare en onafhankelijke bron.

5.  De verificatie als bedoeld in lid 4 bedoeld, wordt geacht te zijn verricht wanneer:

a) 

de identiteit van de betaler is geverifieerd overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn (EU) 2015/849 en de bij die verificatie verkregen informatie is bewaard overeenkomstig artikel 40 van die richtlijn, of

b) 

artikel 14, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849 van toepassing is op de betaler.

6.  Onverminderd de afwijkingen waarin de artikelen 5 en 6 voorzien, voert de betalingsdienstaanbieder van de betaler geen geldovermakingen uit voordat volledige naleving van dit artikel is gewaarborgd.

Artikel 5

Geldovermakingen binnen de Unie

1.  In afwijking van artikel 4, leden 1 en 2, en wanneer alle bij de betalingsketen betrokken betalingsdienstaanbieders binnen de Unie zijn gevestigd, wordt bij een geldovermaking ten minste het betaalrekeningnummer van de betaler en van de begunstigde gevoegd, of de unieke identificatiecode van de transactie wanneer artikel 4, lid 3, van toepassing is, onverminderd de informatievereisten die in Verordening (EU) nr. 260/2012 zijn vastgesteld, indien van toepassing.

2.  Onverminderd lid 1 stelt de betalingsdienstaanbieder van de betaler op verzoek van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde of de intermediaire betalingsdienstaanbieder binnen de drie werkdagen na ontvangst van dat verzoek om informatie het volgende beschikbaar:

a) 

voor geldovermakingen van meer dan 1 000  EUR, ongeacht of die overmakingen worden uitgevoerd als een enkele transactie dan wel in meerdere transacties die met elkaar in verband lijken te staan, de informatie over de betaler of de begunstigde overeenkomstig artikel 4;

b) 

voor geldovermakingen van ten hoogste 1 000  EUR die niet in verband lijken te staan met andere geldovermakingen die samen met de betreffende geldovermaking meer dan 1 000  EUR bedragen, ten minste:

i) 

de naam van de betaler en van de begunstigde,

ii) 

het betaalrekeningnummer van zowel de betaler als de begunstigde, of de unieke identificatiecode van de transactie wanneer artikel 4, lid 3, van toepassing is.

3.  In afwijking van artikel 4, lid 4, moet de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de in lid 2, punt b), van dit artikel bedoelde geldovermakingen, de informatie over de betaler niet verifiëren, tenzij de betalingsdienstaanbieder van de betaler:

a) 

de over te maken geldmiddelen contant of als anoniem elektronisch geld ontvangen heeft, of

b) 

goede redenen heeft om witwassen of terrorismefinanciering te vermoeden.

Artikel 6

Geldovermakingen naar buiten de Unie

1.  Wanneer bij een blokovermaking van één betaler de betalingsdienstaanbieders van de begunstigden buiten de Unie zijn gevestigd, is artikel 4, lid 1, niet van toepassing op de afzonderlijke geldovermakingen die zijn samengebundeld, op voorwaarde dat het batchbestand de in artikel 4, leden 1, 2 en 3, bedoelde informatie bevat en die informatie overeenkomstig artikel 4, leden 4 en 5, geverifieerd is, en dat bij de afzonderlijke geldovermakingen het betaalrekeningnummer van de betaler, of de unieke identificatiecode van de transactie wanneer artikel 4, lid 3, van toepassing is, is gevoegd.

2.  In afwijking van artikel 4, lid 1, en onverminderd de informatie die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 260/2012 is vereist, indien van toepassing, wordt indien de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde buiten het grondgebied van de Unie is gevestigd, bij geldovermakingen die 1 000  EUR niet overschrijden en geen verband lijken te houden met andere geldovermakingen die samen met de betrokken geldovermaking 1 000  EUR overschrijden, ten minste de volgende informatie gevoegd:

a) 

de naam van de betaler en van de begunstigde, en

b) 

het betaalrekeningnummer van zowel de betaler als de begunstigde, of de unieke identificatiecode van de transactie wanneer artikel 4, lid 3, van toepassing is.

In afwijking van artikel 4, lid 4, moet de betalingsdienstaanbieder van de betaler de in dit lid bedoelde informatie over de betaler niet verifiëren, tenzij de betalingsdienstaanbieder van de betaler:

a) 

de over te maken geldmiddelen contant of als anoniem elektronisch geld heeft ontvangen, of

b) 

goede redenen heeft om witwassen of terrorismefinanciering te vermoeden.



AFDELING 2

Verplichtingen van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde

Artikel 7

Opsporing van ontbrekende informatie over de betaler of de begunstigde

1.  De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde voert doeltreffende procedures in om op te sporen of de velden voor informatie over de betaler en de begunstigde in het voor de geldovermaking gebruikte berichten- of betalings- en afwikkelingssysteem zijn ingevuld met karakters of gegevens die toegelaten zijn overeenkomstig de procedures van dat systeem.

2.  De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde voert doeltreffende procedures in, onder meer, waar passend, monitoring achteraf of in realtime, om op te sporen of de volgende informatie over de betaler en de begunstigde ontbreekt:

a) 

bij geldovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler in de Unie is gevestigd, de in artikel 5 bedoelde informatie;

b) 

bij geldovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler buiten de Unie is gevestigd, de in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde informatie;

c) 

bij blokovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler buiten de Unie is gevestigd, de in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde informatie met betrekking tot die blokovermaking.

3.  Bij geldovermakingen van meer dan 1 000  EUR, ongeacht of die overmakingen worden uitgevoerd als een enkele transactie dan wel in meerdere transacties die met elkaar in verband lijken te staan, verifieert de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, alvorens de betaalrekening van de begunstigde te crediteren of hem de geldmiddelen ter beschikking te stellen, de juistheid van de in lid 2 van dit artikel bedoelde informatie over de begunstigde op basis van documenten, gegevens of informatie uit betrouwbare en onafhankelijke bron, onverminderd de bij de artikelen 69 en 70 van Richtlijn 2007/64/EG vastgestelde vereisten.

4.  Bij geldovermakingen van ten hoogste 1 000  EUR en die geen verband lijken te houden met andere geldovermakingen die samen met de betrokken geldovermaking 1 000  EUR overschrijden, moet de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde de juistheid van de informatie over de begunstigde niet verifiëren, tenzij de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde:

a) 

de geldmiddelen contant of als anoniem elektronisch geld uitbetaalt, of

b) 

goede redenen heeft om witwassen of terrorismefinanciering te vermoeden.

5.  De verificatie als bedoeld in de leden 3 en 4 wordt geacht te zijn verricht wanneer:

a) 

de identiteit van de begunstigde is geverifieerd overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn (EU) 2015/849 en de bij die verificatie verkregen informatie is bewaard overeenkomstig artikel 40 van deze richtlijn, of

b) 

artikel 14, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849 van toepassing is op de begunstigde.

Artikel 8

Geldovermakingen met ontbrekende of onvolledige informatie over betaler of begunstigde

1.  De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde voert doeltreffende, op risico gebaseerde procedures in, waaronder procedures die gebaseerd zijn op de risicogevoeligheid zoals bedoeld in artikel 13 van Richtlijn (EU) 2015/849, om te bepalen of een geldovermaking waarbij de vereiste volledige informatie over de betaler of de begunstigde ontbreekt, moet worden uitgevoerd, geweigerd of opgeschort en welke passende actie daarbij kan worden ondernomen.

Ingeval de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij ontvangst van de geldovermaking tot de bevinding komt dat de in artikel 4, lid 1 of lid 2, artikel 5, lid 1, of artikel 6 bedoelde informatie ontbreekt, onvolledig is of niet is ingevuld met karakters of gegevens die toegelaten zijn overeenkomstig de procedures van het berichten- of betalings- en afwikkelingssysteem als bedoeld in artikel 7, lid 1, weigert de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde de overmaking of verzoekt hij om de vereiste informatie over de betaler en de begunstigde voordat of nadat hij de betaalrekening van de begunstigde crediteert of hem de geldmiddelen ter beschikking stelt, op grond van de risicogevoeligheid.

2.  Wanneer een betalingsdienstaanbieder herhaaldelijk nalaat enige van de vereiste informatie over de betaler of de begunstigde te verstrekken, onderneemt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde stappen die aanvankelijk kunnen bestaan in het sturen van waarschuwingen en het vaststellen van termijnen, alvorens alle toekomstige geldovermakingen van die betalingsdienstaanbieder te weigeren of zijn zakelijke relatie met deze betalingsdienstaanbieder te beperken of te beëindigen.

De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde meldt het feit dat geen informatie is verstrekt, en de genomen maatregelen aan de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de naleving van de bepalingen inzake bestrijding van witwassen of terrorismefinanciering.

Artikel 9

Beoordeling en melding

De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde neemt ontbrekende of onvolledige informatie over de betaler of de begunstigde in aanmerking bij het beoordelen of de geldovermaking, dan wel enige daarmee verband houdende transactie, verdacht is en aan de overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/849 ingestelde financiële-inlichtingeneenheid („de FIE”) moet worden gemeld.



AFDELING 3

Verplichtingen van intermediaire betalingsdienstaanbieders

Artikel 10

Het bewaren van de informatie over de betaler en de begunstigde die bij de overmaking is gevoegd

Intermediaire betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat alle ontvangen informatie over de betaler en de begunstigde die is gevoegd bij een geldovermaking, bij de overmaking wordt bewaard.

Artikel 11

Opsporing van ontbrekende informatie over betaler of begunstigde

1.  De intermediaire betalingsdienstaanbieder stelt doeltreffende procedures in om op te sporen of de velden voor informatie over de betaler en de begunstigde in het voor de geldovermaking gebruikte berichten- of betalings- en afwikkelingssysteem zijn ingevuld met karakters of gegevens die toegelaten zijn volgens de procedures van dat systeem.

2.  De intermediaire betalingsdienstaanbieder voert doeltreffende procedures in, onder meer, waar passend, monitoring achteraf of in realtime, om op te sporen of de volgende informatie over de betaler of de begunstigde ontbreekt:

a) 

bij geldovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieders van de betaler en de begunstigde in de Unie zijn gevestigd, de in artikel 5 bedoelde informatie;

b) 

bij geldovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler of de begunstigde buiten de Unie is gevestigd, de in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde informatie;

c) 

bij blokovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler of van de begunstigde buiten de Unie is gevestigd, de in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde informatie met betrekking tot die blokovermaking.

Artikel 12

Geldovermakingen met ontbrekende informatie over betaler of begunstigde

1.  De intermediaire betalingsdienstaanbieder stelt doeltreffende, op risico gebaseerde procedures vast om te bepalen of een geldovermaking waarbij de vereiste informatie over de betaler en de begunstigde ontbreekt, moet worden uitgevoerd, geweigerd of opgeschort en welke passende actie daarbij kan worden ondernomen.

Ingeval de intermediaire betalingsdienstaanbieder bij ontvangst van de geldovermaking tot de bevinding komt dat de in artikel 4, leden 1 en 2, artikel 5, lid 1, of artikel 6 bedoelde informatie over de betaler of de begunstigde ontbreekt of niet is ingevuld met karakters of gegevens die toegelaten zijn volgens de procedures van het berichten- of betalings- en afwikkelingssysteem als bedoeld in artikel 7, lid 1, weigert hij de overmaking of verzoekt hij om de vereiste informatie over de betaler en de begunstigde voor of na de doorzending van de geldovermaking, op grond van de risicogevoeligheid.

2.  Wanneer een betalingsdienstaanbieder herhaaldelijk nalaat de vereiste informatie over de betaler of de begunstigde te verstrekken, onderneemt de intermediaire betalingsdienstaanbieder stappen die aanvankelijk kunnen bestaan in het sturen van waarschuwingen en het vaststellen van termijnen alvorens alle toekomstige geldovermakingen van deze betalingsdienstaanbieder te weigeren of zijn zakelijke relatie met deze betalingsdienstaanbieder te beperken of te beëindigen.

De intermediaire betalingsdienstaanbieder meldt het feit dat niet de vereiste informatie is verstrekt, en de genomen maatregelen aan de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de naleving van de bepalingen inzake bestrijding van witwassen of terrorismefinanciering.

Artikel 13

Beoordeling en melding

De intermediaire betalingsdienstaanbieder neemt ontbrekende informatie over de betaler of de begunstigde in aanmerking bij het beoordelen of een geldovermaking, dan wel enige daarmee verband houdende transactie, verdacht is en overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/849 aan de FIE moet worden gemeld.



HOOFDSTUK III

INFORMATIE, GEGEVENSBESCHERMING EN BEWAREN VAN INFORMATIE

Artikel 14

Informatieverstrekking

Betalingsdienstaanbieders geven volledig en onmiddellijk, onder meer via een centraal contactpunt overeenkomstig artikel 45, lid 9, van Richtlijn (EU) 2015/849 wanneer een dergelijk contactpunt is aangewezen, en overeenkomstig de procedurevereisten die zijn vastgesteld in de nationale wetgeving van de lidstaat waar zij gevestigd zijn, alleen gevolg aan verzoeken betreffende de bij deze verordening vereiste informatie, die uitgaan van de voor het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering bevoegde autoriteiten in die lidstaat.

Artikel 15

Gegevensbescherming

▼M1

1.  Op de verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening is Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) van toepassing. Persoonsgegevens die op grond van deze verordening door de Commissie of de EBA worden verwerkt, zijn onderworpen aan Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ).

▼B

2.  Persoonsgegevens worden door betalingsdienstaanbieders op basis van deze verordening verwerkt alleen met het doel witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen en worden niet verder verwerkt op een manier die niet verenigbaar is met dat doel. De verwerking van persoonsgegevens op basis van deze verordening voor commerciële doeleinden is verboden.

3.  Betalingsdienstaanbieders verstrekken de bij artikel 10 van Richtlijn 95/46/EG vereiste informatie aan nieuwe cliënten alvorens een zakelijke relatie aan te gaan of een occasionele transactie te verrichten. Die informatie bevat met name een algemene kennisgeving over de wettelijke verplichtingen van betalingsdienstaanbieders krachtens deze verordening bij de verwerking van persoonsgegevens met het oog op het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering.

4.  Betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat de vertrouwelijkheid van de verwerkte gegevens wordt geëerbiedigd.

Artikel 16

Bewaren van informatie

1.  Informatie over de betaler en de begunstigde mag niet langer worden bewaard dan strikt noodzakelijk. De betalingsdienstaanbieder van de betaler en van de begunstigde bewaren de in artikelen 4 tot en met 7 bedoelde informatie gedurende vijf jaar.

2.  Na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde bewaartermijn, zorgen de betalingsdienstaanbieders ervoor dat de persoonsgegevens worden gewist, tenzij anders bepaald in het nationale recht dat voorschrijft onder welke omstandigheden betalingsdienstaanbieders de gegevens nog mogen of moeten bewaren. De lidstaten mogen alleen een langere bewaring toestaan of verlangen nadat zij de noodzaak en de evenredigheid van langere bewaring grondig hebben onderzocht, en indien zij oordelen dat langere bewaring gerechtvaardigd is op grond van de noodzaak witwassen of terrorismefinanciering te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken. Die aanvullende bewaartermijn mag niet meer dan vijf jaar bedragen.

3.  Ingeval er op 25 juni 2015 een rechtsprocedure in verband met het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van vermoede witwaspraktijken of terrorismefinanciering aanhangig is in een lidstaat en een betalingsdienstaanbieder over informatie of documenten beschikt in verband met die aanhangige procedures, mag de betalingsdienstaanbieder die informatie of documenten overeenkomstig het nationale recht bewaren voor een termijn van vijf jaar met ingang van 25 juni 2015. De lidstaten mogen, onverminderd het nationale strafrecht inzake bewijsmateriaal dat van toepassing is op lopende strafrechtelijke onderzoeken en rechtsprocedures, de bewaring van die informatie of documenten toestaan of verlangen voor een aanvullende termijn van vijf jaar indien de noodzaak en de evenredigheid van die langere bewaring voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van vermoede witwaspraktijken of terrorismefinanciering zijn vastgesteld.



HOOFDSTUK IV

SANCTIES EN TOEZICHT

Artikel 17

Administratieve sancties en maatregelen

1.  Onverminderd het recht om te voorzien in strafrechtelijke sancties en ze op te leggen, stellen de lidstaten de voorschriften vast met betrekking tot de administratieve sancties en maatregelen die van toepassing zijn op schendingen van deze verordening en nemen zij alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. De ingestelde sancties en maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en stroken met de sancties die zijn vastgesteld in overeenstemming met hoofdstuk VI, afdeling 4, van Richtlijn (EU) 2015/849.

De lidstaten kunnen met betrekking tot inbreuken op de bepalingen van deze verordening waarop krachtens hun nationale strafrecht reeds strafrechtelijke sancties staan, besluiten geen regels voor administratieve sancties en maatregelen vast te stellen. In dergelijk geval stellen zij de Commissie in kennis van de betrokken strafrechtelijke bepalingen.

2.  De lidstaten dragen ervoor zorg dat indien betalingsdienstaanbieders aan verplichtingen zijn onderworpen, er bij een inbreuk op bepalingen van deze verordening, overeenkomstig het nationale recht, sancties of maatregelen kunnen worden opgelegd aan de leden van het bestuurslichaam en alle andere natuurlijke personen die uit hoofde van het nationale recht voor de inbreuk verantwoordelijk zijn.

▼M1

3.  Uiterlijk op 26 juni 2017 stellen de lidstaten de Commissie en het Gemengd Comité van de ESA’s in kennis van de in lid 1 bedoelde voorschriften. Nadien stellen de lidstaten de Commissie en de EBA zonder onnodige vertraging van eventuele latere wijzigingen in kennis.

▼B

4.  De bevoegde autoriteiten beschikken overeenkomstig artikel 58, lid 4, van Richtlijn (EU) 2015/849 over alle toezichts- en onderzoeksbevoegdheden die nodig zijn voor de uitoefening van hun taken. Bij de uitoefening van hun bevoegdheden om administratieve sancties en maatregelen vast te stellen, werken de bevoegde autoriteiten nauw met elkaar samen om ervoor te zorgen dat die administratieve sancties of maatregelen de gewenste resultaten opleveren en om hun optreden te coördineren als het om grensoverschrijdende zaken gaat.

5.  De lidstaten zorgen ervoor dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de in artikel 18 genoemde inbreuken wanneer die tot hun voordeel zijn gepleegd door personen die individueel of als lid van een orgaan van die rechtspersoon optreden en die binnen de rechtspersoon een leidende functie bekleden op grond van:

a) 

de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen,

b) 

de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen, of

c) 

de bevoegdheid om binnen de rechtspersoon zeggenschap uit te oefenen.

6.  De lidstaten zorgen eveneens ervoor dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld wanneer, als gevolg van een gebrek aan toezicht of controle door een in lid 5 van dit artikel bedoelde persoon, een van de in artikel 18 bedoelde inbreuken tot het voordeel van die rechtspersoon kon worden gepleegd door een persoon die onder diens gezag staat.

7.  De bevoegde autoriteiten oefenen hun bevoegdheden om in overeenstemming met deze verordening administratieve sancties en maatregelen op te leggen, op één van onderstaande manieren uit:

a) 

direct,

b) 

in samenwerking met andere autoriteiten,

c) 

onder hun verantwoordelijkheid door middel van delegatie aan die andere autoriteiten,

d) 

middels een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.

Bij de uitoefening van hun bevoegdheden om administratieve sancties en maatregelen op te leggen, werken de bevoegde autoriteiten nauw met elkaar samen teneinde ervoor te zorgen dat die administratieve sancties of maatregelen de gewenste resultaten opleveren, en om hun optreden te coördineren wanneer het om grensoverschrijdende zaken gaat.

Artikel 18

Specifieke bepalingen

De lidstaten zorgen ervoor dat hun administratieve sancties en maatregelen ten minste de in artikel 59, leden 2 en 3, van Richtlijn (EU) 2015/849 vastgestelde sancties en maatregelen omvatten in geval van de volgende inbreuken op deze verordening:

a) 

herhaald of stelselmatig verzuim van een betalingsdienstaanbieder om de vereiste informatie over de betaler of de begunstigde te vermelden, in strijd met de artikelen 4, 5 of 6;

b) 

herhaald, stelselmatig of ernstig verzuim van een betalingsdienstaanbieder om in strijd met artikel 16 informatie te bewaren;

c) 

verzuim van een betalingsdienstaanbieder om in strijd met de artikelen 8 of 12 doeltreffende, op risico gebaseerde procedures toe te passen.

d) 

ernstig verzuim van een intermediaire betalingsdienstaanbieder om de artikelen 11 of 12 na te leven.

Artikel 19

Bekendmaking van sancties

De bevoegde autoriteiten maken administratieve sancties en maatregelen die zijn opgelegd in gevallen als bedoeld in de artikelen 17 en 18 van deze verordening, onverwijld bekend, waaronder informatie betreffende de soort en de aard van de inbreuk en de identiteit van de verantwoordelijke personen, indien noodzakelijk en evenredig na een beoordeling per geval, overeenkomstig artikel 60, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn (EU) 2015/849.

Artikel 20

Toepassing van sancties en maatregelen door bevoegde autoriteiten

1.  Bij het vaststellen van het soort administratieve sancties of maatregelen en de hoogte van de administratieve geldboetes, houden de bevoegde autoriteiten rekening met alle relevante omstandigheden, waaronder die welke in artikel 60, lid 4, van Richtlijn (EU) 2015/849 worden opgesomd.

2.  Met betrekking tot administratieve sancties en maatregelen die in overeenstemming met deze verordening worden opgelegd, is artikel 62 van Richtlijn (EU) 2015/849 van toepassing.

Artikel 21

Melding van inbreuken

1.  De lidstaten voeren doeltreffende mechanismen in om de melding van inbreuken op deze verordening aan de bevoegde autoriteiten aan te moedigen.

Die mechanismen omvatten ten minste die welke in artikel 61, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 worden genoemd.

2.  De betalingsdienstaanbieders voeren in samenwerking met de bevoegde autoriteiten passende interne procedures in volgens welke hun werknemers, of personen in een vergelijkbare positie, inbreuken intern kunnen melden via een beveiligd, onafhankelijk, specifiek en anoniem kanaal dat in verhouding staat tot de aard en de omvang van de betrokken betalingsdienstaanbieder.

Artikel 22

Toezicht

1.  De lidstaten verlangen van de bevoegde autoriteiten dat zij doeltreffend toezicht uitoefenen en de nodige maatregelen nemen om te zorgen voor de naleving van deze verordening, en, via doeltreffende mechanismen, aan te moedigen dat inbreuken op de bepalingen van deze verordening worden gemeld aan de bevoegde autoriteiten.

▼M1

2.  Na een kennisgeving overeenkomstig artikel 17, lid 3, brengt de Commissie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van hoofdstuk IV, met bijzondere aandacht voor grensoverschrijdende gevallen.

▼B



HOOFDSTUK V

UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN

Artikel 23

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de voorkoming van het witwassen van geld en terrorismefinanciering van terrorisme („het Comité”). Het Comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.



HOOFDSTUK VI

AFWIJKINGEN

Artikel 24

Overeenkomsten met landen en gebieden die niet tot het grondgebied van de Unie behoren

1.  De Commissie kan elke lidstaat toestaan met een derde land of met een gebied dat niet onder het in artikel 355 VWEU bedoelde territoriale toepassingsgebied van de VEU en de VWEU valt (hierna „het betrokken land of gebied” genoemd), een overeenkomst te sluiten die voorziet in afwijkingen van deze verordening, zodat geldovermakingen tussen dat land of gebied en de betrokken lidstaat als geldovermakingen binnen de betrokken lidstaat kunnen worden behandeld.

Deze overeenkomsten kunnen alleen worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a) 

het betrokken land of gebied heeft met de betrokken lidstaat een monetaire unie of maakt deel uit van het valutagebied van deze lidstaat of heeft met de Unie, vertegenwoordigd door een lidstaat, een monetaire overeenkomst ondertekend;

b) 

de betalingsdienstaanbieders in het betrokken land of gebied nemen direct of indirect deel aan de betalings- en afwikkelingssystemen van die lidstaat, en

c) 

het betrokken land of gebied verplicht de onder zijn rechtsorde vallende betalingsdienstaanbieders dezelfde voorschriften toe te passen als die welke bij deze verordening zijn vastgesteld.

2.  Een lidstaat die een overeenkomst als bedoeld in lid 1 wenst te sluiten, dient een verzoek in bij de Commissie en verschaft haar alle gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek.

3.  Wanneer de Commissie een dergelijk verzoek ontvangt, worden geldovermakingen tussen deze lidstaat en het betrokken land of gebied voorlopig als geldovermakingen binnen deze lidstaat behandeld totdat een besluit is genomen overeenkomstig dit artikel.

4.  Indien de Commissie binnen de twee maanden na ontvangst van het verzoek van oordeel is dat zij niet over alle gegevens beschikt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek, neemt zij contact op met de betrokken lidstaat en deelt zij mee welke aanvullende gegevens vereist zijn.

5.  Binnen één maand na ontvangst van alle informatie die zij nodig acht voor de beoordeling van het verzoek, stelt de Commissie de verzoekende lidstaat binnen één maand daarvan in kennis en zendt zij kopieën van het verzoek aan de overige lidstaten.

6.  Binnen de drie maanden na de in lid 5 van dit artikel bedoelde kennisgeving besluit de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 2, of zij de betrokken lidstaat machtigt de overeenkomst die het voorwerp uitmaakt van het verzoek, te sluiten.

De Commissie stelt het in de eerste alinea bedoelde besluit in elk geval binnen de 18 maanden na ontvangst van het verzoek vast.

7.  Uiterlijk op 26 maart 2017 verstrekken de lidstaten die krachtens Uitvoeringsbesluit 2012/43/EU van de Commissie ( 4 ), Besluit 2010/259/EU van de Commissie ( 5 ), Beschikking 2009/853/EG van de Commissie ( 6 ) of Beschikking 2008/982/EG van de Commissie ( 7 ) toestemming hebben gekregen overeenkomsten te sluiten met een betrokken land of gebied, de Commissie de geactualiseerde informatie die nodig is voor een beoordeling op grond van lid 1, tweede alinea, onder c).

Binnen de drie maanden na ontvangst van die informatie bestudeert de Commissie die informatie om zich ervan te vergewissen dat het betrokken land of grondgebied de onder zijn rechtsorde vallende betalingsdienstaanbieders verplicht dezelfde voorschriften toe te passen als die welke bij deze verordening zijn vastgesteld. Als de Commissie na het bestuderen van die informatie oordeelt dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarde in lid 1, tweede alinea, onder c), trekt zij het desbetreffende besluit, de desbetreffende beschikking of het desbetreffende uitvoeringsbesluit van de Commissie in.

▼M1

Artikel 25

Richtsnoeren voor de uitvoering

Uiterlijk op 26 juni 2017 verstrekken de ESA’s aan de bevoegde autoriteiten en de betalingsdienstaanbieders richtsnoeren overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 inzake maatregelen die in overeenstemming met deze verordening moeten worden genomen, in het bijzonder wat betreft de uitvoering van de artikelen 7, 8, 11 en 12 daarvan. Met ingang van 1 januari 2020 verstrekt de EBA, in voorkomend geval, dergelijke richtsnoeren.

▼B



HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

Intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006

Verordening (EG) nr. 1781/2006 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 27

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 26 juni 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE



CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 1781/2006

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 2

Artikel 4

Artikel 4, lid 1

Artikel 5

Artikel 4

Artikel 6

Artikel 5

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 9

Artikel 8

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 11

Artikel 16

Artikel 12

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15

Artikelen 17 tot en met 22

Artikel 16

Artikel 23

Artikel 17

Artikel 24

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 26

Artikel 20

Artikel 27



( 1 ) Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7).

( 2 ) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

( 3 ) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295, van 21.11.2018, blz. 39).

( 4 ) Uitvoeringsbesluit 2012/43/EU van de Commissie van 25 januari 2012 tot machtiging van het Koninkrijk Denemarken om overeenkomsten met Groenland en de Faeröer te sluiten zodat geldovermakingen tussen Denemarken en elk van deze gebieden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad als geldovermakingen binnen Denemarken worden behandeld (PB L 24 van 27.1.2012, blz. 12).

( 5 ) Besluit 2010/259/EU van de Commissie van 4 mei 2010 tot machtiging van de Franse Republiek om een overeenkomst met het Vorstendom Monaco te sluiten zodat geldovermakingen tussen de Franse Republiek en het Vorstendom Monaco overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad als geldovermakingen binnen de Franse Republiek worden behandeld (PB L 112 van 5.5.2010, blz. 23).

( 6 ) Beschikking 2009/853/EG van de Commissie van 26 november 2009 waarbij Frankrijk wordt gemachtigd om een overeenkomst te sluiten met Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna teneinde geldovermakingen tussen Frankrijk en elk van deze gebieden te behandelen als geldovermakingen binnen Frankrijk, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 312 van 27.11.2009, blz. 71).

( 7 ) Beschikking 2008/982/EG van de Commissie van 8 december 2008 tot machtiging van het Verenigd Koninkrijk om een overeenkomst met de Bailiwick of Jersey, de Bailiwick of Guernsey en het eiland Man te sluiten zodat geldovermakingen tussen het Verenigd Koninkrijk en elk van deze grondgebieden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad als geldovermakingen binnen het Verenigd Koninkrijk worden behandeld (PB L 352 van 31.12.2008, blz. 34).