2006R1932 — NL — 19.01.2007 — 000.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

▼C1

VERORDENING (EG) Nr. 1932/2006 VAN DE RAAD

van 21 december 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld

▼B

(PB L 405, 30.12.2006, p.23)


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 029, 3.2.2007, blz. 10  (1932/2006)




▼B

▼C1

VERORDENING (EG) Nr. 1932/2006 VAN DE RAAD

van 21 december 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder b), i),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lijst van landen in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 ( 1 ) moet in overeenstemming zijn en blijven met de criteria die zijn vastgesteld in overweging 5 van die verordening. Sommige derde landen moeten van de ene naar de andere bijlage worden overgeheveld, met name op grond van de criteria illegale immigratie en openbare orde.

(2)

Bolivia moet worden overgeheveld naar bijlage I bij Verordening (EG) nr. 539/2001. De datum waarop de visumplicht voor Boliviaanse onderdanen in werking treedt, moet de lidstaten in staat stellen hun bilaterale overeenkomsten met Bolivia tijdig op te zeggen en de nodige administratieve en organisatorische maatregelen te treffen om deze visumplicht in te voeren.

(3)

Antigua en Barbuda, de Bahama's, Barbados, Mauritius, Saint Kitts en Nevis en de Seychellen moeten worden overgeheveld naar bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001.

De vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van deze landen mag niet in werking treden voordat een bilaterale visumvrijstellingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het betrokken land is gesloten.

(4)

De twee bijlagen bij Verordening (EG) nr. 539/2001 moeten limitatief zijn. Daartoe moet aan elk van deze bijlagen een rubriek worden toegevoegd om te bepalen welke visumvoorschriften de lidstaten moeten toepassen op categorieën personen die tot nu toe in sommige lidstaten wel visumplichtig waren en in andere niet. Aan bijlage I bij Verordening (EG) nr. 539/2001 moeten diverse categorieën Britse onderdanen worden toegevoegd die geen onderdaan van het Verenigd Koninkrijk zijn in de zin van het Gemeenschapsrecht en aan bijlage II moeten British Nationals (Overseas) worden toegevoegd.

(5)

De lidstaten kunnen vrijstellingen van de visumplicht verlenen voor houders van bepaalde paspoorten die geen gewone paspoorten zijn. Er moet duidelijk worden omschreven om welke speciale paspoorten het gaat. Bovendien moet in Verordening (EG) nr. 539/2001 worden vermeld welke procedures voor deze vrijstellingen gelden.

(6)

Personen met een vluchtelingenstatus, alle staatlozen ongeacht of zij onder het Verdrag betreffende de status van staatlozen van 28 september 1954 vallen, alsmede scholieren die deelnemen aan een schoolreis kunnen door de lidstaten worden vrijgesteld van de visumplicht ingeval zij in een in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 genoemd derde land verblijven.

Voor deze drie categorieën van personen die in het Schengengebied verblijven, geldt reeds een volledige visumvrijstelling met betrekking tot het (opnieuw) binnenkomen van dat gebied. Voor de personen van deze categorieën die verblijven in een lidstaat die niet of nog niet tot het Schengengebied is toegetreden, moet een algemene vrijstelling worden ingevoerd met betrekking tot het (opnieuw) betreden van het grondgebied van een andere, door het Schengenacquis gebonden lidstaat.

(7)

Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst ( 2 ) noopt ertoe een nieuwe uitzondering op de visumplicht in te voeren voor houders van een vergunning voor klein grensverkeer.

(8)

De regelingen voor vrijstellingen van de visumplicht moeten de huidige praktijken volledig weerspiegelen. Sommige lidstaten kennen een visumvrijstelling voor onderdanen van derde landen van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 539/2001 die zich als lid van de krijgsmacht verplaatsen in het kader van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie of het Partnerschap voor de Vrede. Deze vrijstellingen, die voortvloeien uit internationale verplichtingen die buiten het bestek van het Gemeenschapsrecht vallen, moeten in verband met de rechtszekerheid niettemin worden genoemd in die verordening.

(9)

De achtereenvolgende wijzigingen van Verordening (EG) nr. 539/2001 maken het noodzakelijk de structuur en de leesbaarheid hiervan te verbeteren door middel van een later uit te voeren herschikking.

(10)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis zoals bedoeld in de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis ( 3 ), vallend onder het in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst ( 4 ) bedoelde gebied.

(11)

Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn niet gebonden door Verordening (EG) nr. 539/2001. Zij nemen daarom niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die dus niet bindend voor noch van toepassing in deze landen is.

(12)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, vallend onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 4, lid 1, van Besluit 2004/860/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis ( 5 ),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



Artikel 1

Verordening (EG) nr. 539/2001 wordt als volgt gewijzigd:

1) Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a) aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de op 20 april 1959 te Straatsburg ondertekende Europese Overeenkomst inzake de afschaffing van visa voor vluchtelingen, dienen personen met een vluchtelingenstatus en staatlozen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit te zijn van een visum indien het derde land waar zij verblijven en dat hun reisdocumenten heeft afgegeven, voorkomt op de lijst van bijlage I bij deze verordening.”;

b) aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Ook de volgende personen zijn vrijgesteld van de visumplicht:

 de onderdanen van een in bijlage I bij deze verordening opgenomen derde land die in het bezit zijn van een vergunning voor klein grensverkeer die is afgegeven door de lidstaten op grond van Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst ( 6 ) wanneer deze houders hun recht uitoefenen in het kader van de regeling klein grensverkeer;

 scholieren die onderdaan zijn van een in bijlage I opgenomen derde land en verblijven in een lidstaat die Besluit 94/795/JBZ van de Raad van 30 november 1994 inzake een gemeenschappelijk optreden, door de Raad aangenomen op basis van artikel K.3, lid 2, onder b), van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ter vereenvoudiging van het reizen voor scholieren uit derde landen die in een lidstaat verblijven ( 7 ) toepast, wanneer zij in het kader van een door een leerkracht van de instelling begeleide groep scholieren deelnemen aan een georganiseerde reis;

 personen met een vluchtelingenstatus, staatlozen en andere personen zonder nationaliteit die in een lidstaat verblijven en in het bezit zijn van een reisdocument dat is afgegeven door die lidstaat.

2) Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 539/2001 wordt ingetrokken.

3) Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt onder a) vervangen door:

„a) houders van diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten/officiële paspoorten of speciale paspoorten, overeenkomstig een van de procedures als bedoeld in artikel 1, lid 1, en artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 789/2001 van de Raad van 24 april 2001 tot verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures voor de behandeling van visumaanvragen ( 8 );

b) lid 2 wordt vervangen door:

„2.  Een lidstaat kan vrijstelling van de visumplicht verlenen aan:

a) scholieren die onderdaan zijn van een in bijlage I opgenomen derde land en in een in bijlage II opgenomen derde land of in Zwitserland of Liechtenstein verblijven, wanneer zij in het kader van een door een leerkracht van de instelling begeleide groep scholieren deelnemen aan een georganiseerde reis;

b) personen met een vluchtelingenstatus en staatlozen, indien het land waar zij verblijven en dat hun reisdocumenten heeft afgegeven, is opgenomen in bijlage II;

c) leden van de krijgsmacht die zich verplaatsen in het kader van de NAVO of het Partnerschap voor de Vrede en die in het bezit zijn van de identiteits- en reisbewijzen die worden bedoeld in het Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten van 19 juni 1951.”.

4) Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a) in deel 1:

i) wordt Bolivia toegevoegd;

ii) worden Antigua en Barbuda, de Bahama's, Barbados, Mauritius, Saint Kitts en Nevis en de Seychellen geschrapt;

iii) wordt „Oost-Timor” vervangen door „Timor Leste”;

iv) wordt „Federale Republiek Joegoslavië” vervangen door „Servië” en door „Montenegro”;

v) wordt „West-Samoa” vervangen door „Samoa”;

b) het volgende deel wordt toegevoegd:

„3. BRITSE BURGERS DIE GEEN ONDERDANEN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND ZIJN IN DE ZIN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT:

British Overseas Territories Citizens die niet het recht van verblijf in het Verenigd Koninkrijk genieten

British Overseas Citizens

British Subjects die niet het recht van verblijf in het Verenigd Koninkrijk genieten

British Protected Persons.”.

5) Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a) in deel 1:

i) wordt Bolivia geschrapt;

ii) worden de volgende landen toegevoegd:

„Antigua en Barbuda (*)

Bahama's (*)

Barbados (*)

Mauritius (*)

Saint Kitts en Nevis (*)

Seychellen (*)”;

iii) wordt de volgende voetnoot toegevoegd:

„(*) De visumvrijstelling geldt vanaf de datum van inwerkingtreding van een met de Europese Gemeenschap te sluiten visumvrijstellingsovereenkomst.”;

iv) wordt „Brunei” vervangen door „Brunei Darussalam”;

b) het volgende deel wordt toegevoegd:

„3. BRITSE BURGERS DIE GEEN ONDERDANEN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND ZIJN IN DE ZIN VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT:

British Nationals (Overseas).”.

Artikel 2

De lidstaten passen de visumplicht voor Boliviaanse onderdanen toe vanaf 1 april 2007.

De lidstaten passen de visumvrijstelling voor onderdanen van Antigua en Barbuda, de Bahama's, Barbados, Mauritius, Saint Kitts en Nevis en de Seychellen toe vanaf de datum van inwerkingtreding van een visumvrijstellingsovereenkomst die door de Europese Gemeenschap met het betrokken derde land wordt gesloten.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.



( 1 ) PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 851/2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3).

( 2 ) PB L 405 van 30.12.2006, blz. 1, gerectificeerd op bladzijde 3 van dit Publicatieblad.

( 3 ) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

( 4 ) PB L 368 van 15.12.2004, blz. 26.

( 5 ) PB L 370 van 17.12.2004, blz. 78.

( 6 ) PB L 405 van 30.12.2006, blz. 1.

( 7 ) PB L 327 van 19.12.1994, blz. 1.”.

( 8 ) PB L 116 van 26.4.2001, blz. 2. Verordening gewijzigd bij Besluit 2004/927/EG (PB L 396 van 31.12.2004, blz. 45).”;