02006R1925 — NL — 15.05.2019 — 008.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EG) Nr. 1925/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EG) Nr. 108/2008 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 januari 2008 |
L 39 |
11 |
13.2.2008 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 1170/2009 VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 |
L 314 |
36 |
1.12.2009 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 1161/2011 VAN DE COMMISSIE van 14 november 2011 |
L 296 |
29 |
15.11.2011 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 1169/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 oktober 2011 |
L 304 |
18 |
22.11.2011 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 119/2014 VAN DE COMMISSIE van 7 februari 2014 |
L 39 |
44 |
8.2.2014 |
|
VERORDENING (EU) 2015/403 VAN DE COMMISSIE van 11 maart 2015 |
L 67 |
4 |
12.3.2015 |
|
L 173 |
9 |
6.7.2017 |
||
VERORDENING (EU) 2019/649 VAN DE COMMISSIE van 24 april 2019 |
L 110 |
17 |
25.4.2019 |
|
VERORDENING (EU) 2019/650 VAN DE COMMISSIE van 24 april 2019 |
L 110 |
21 |
25.4.2019 |
VERORDENING (EG) Nr. 1925/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 20 december 2006
betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, WERKINGSSFEER EN DEFINITIES
Artikel 1
Doel en toepassingsgebied
1. Doel van deze verordening is de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten met betrekking tot de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen, teneinde de goede werking van de interne markt te waarborgen en tevens een hoog niveau van consumentenbescherming te verwezenlijken.
2. De bepalingen van deze verordening met betrekking tot vitaminen en mineralen zijn niet van toepassing op de voedingssupplementen die onder Richtlijn 2002/46/EG vallen.
3. Deze verordening geldt onverminderd specifieke bepalingen van de communautaire wetgeving betreffende:
a) voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen en, indien hiervoor geen specifieke bepalingen bestaan, eisen betreffende de samenstelling van die producten die nodig zijn in verband met de specifieke voedingsbehoeften van de personen voor wie zij bestemd zijn;
b) nieuwe levensmiddelen en nieuwe levensmiddeleningrediënten;
c) genetisch gemodificeerde levensmiddelen;
d) levensmiddelenadditieven en aroma's;
e) toegestane oenologische procédés en behandelingen.
Artikel 2
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
1. „autoriteit”: de bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden ( 1 ) opgerichte Europese Autoriteit voor voedselveiligheid;
2. „andere stof”: een stof die geen vitamine of mineraal is, maar wel een nutritief of fysiologisch effect heeft.
HOOFDSTUK II
TOEVOEGING VAN VITAMINEN EN MINERALEN
Artikel 3
Voorschriften inzake de toevoeging van vitaminen en mineralen
1. Aan levensmiddelen mogen uitsluitend de in bijlage I opgesomde vitaminen en mineralen in de in bijlage II opgesomde vormen worden toegevoegd, overeenkomstig de voorschriften van deze verordening.
2. Vitaminen en mineralen in voor het menselijk lichaam opneembare vorm mogen aan levensmiddelen worden toegevoegd, ongeacht of zij daarin normaliter voorkomen, om met name rekening te houden met:
a) een tekort aan een of meer vitaminen en/of mineralen bij de bevolking of bij specifieke bevolkingsgroepen, dat kan worden aangetoond aan de hand van klinische of subklinische bewijzen van een tekort of waarvoor een geschatte lage nutriënteninname een aanwijzing is, of
b) de mogelijkheid om de voedingstoestand van de bevolking of van specifieke bevolkingsgroepen te verbeteren, en/of eventuele tekorten bij de opname van vitaminen of mineralen uit de voeding ten gevolge van veranderde voedingsgewoonten te verhelpen, of
c) ontwikkelingen in de algemeen aanvaarde wetenschappelijke kennis over de betekenis van vitaminen en mineralen in de voeding en de daaruit voortvloeiende effecten op de gezondheid.
3. Wijzigingen in de in lid 1 van dit artikel bedoelde lijsten worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing, met inachtneming van het advies van de Autoriteit.
Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruikmaken van de in artikel 14, lid 4, bedoelde urgentieprocedure, om een vitamine of mineraal te schrappen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde lijsten.
Alvorens dergelijke wijzigingen vast te stellen, pleegt de Commissie overleg met de belanghebbende partijen, met name met de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de consumentengroeperingen.
Artikel 4
Beperkingen voor de toevoeging van vitaminen en mineralen
Vitaminen en mineralen mogen niet worden toegevoegd aan:
a) onbewerkte producten zoals, onder meer, groenten, fruit, vlees, pluimvee en vis;
b) dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent, uitgezonderd, in afwijking van artikel 3, lid 2, de producten:
i) als bedoeld in artikel 44, lid 6 en lid 13, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt ( 2 ); en
ii) die vóór de aanneming van deze verordening in de handel zijn gebracht; en
iii) die overeenkomstig artikel 11 door een lidstaat ter kennis van de Commissie zijn gebracht,
en op voorwaarde dat er geen voedings- of gezondheidsclaim wordt gemaakt.
Maatregelen waarbij de lijst van levensmiddelen of categorieën levensmiddelen waaraan bepaalde vitaminen en mineralen niet mogen worden toegevoegd, wordt uitgebreid en die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, kunnen in het licht van wetenschappelijke gegevens, met inachtneming van hun voedingswaarde, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 5
Zuiverheidscriteria
1. Maatregelen waarbij de zuiverheidscriteria voor vitamineformuleringen en mineraalverbindingen van bijlage II worden bepaald en die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, van deze verordening bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing, tenzij zij van toepassing zijn krachtens lid 2 van dit artikel.
2. Voor de vitamineformuleringen en mineraalverbindingen van bijlage II gelden de zuiverheidscriteria die in de communautaire wetgeving zijn voorgeschreven voor het gebruik ervan bij de vervaardiging van levensmiddelen voor andere dan in deze verordening bedoelde doeleinden.
3. Voor de vitamineformuleringen en mineraalverbindingen van bijlage II waarvoor de communautaire wetgeving niet in zuiverheidscriteria voorziet, gelden de algemeen aanvaardbare zuiverheidscriteria die door internationale organen worden aanbevolen, en kunnen nationale voorschriften met strengere zuiverheidscriteria van kracht blijven, totdat de communautaire wetgeving in zuiverheidscriteria voor deze stoffen voorziet.
Artikel 6
Voorwaarden voor de toevoeging van vitaminen en mineralen
1. Wanneer een vitamine of mineraal aan levensmiddelen wordt toegevoegd, bedraagt de totale hoeveelheid van die vitamine of dat mineraal die voor ongeacht welk doel in het verkochte levensmiddel aanwezig is, niet meer dan maximumhoeveelheden. Maatregelen waarbij die hoeveelheid wordt bepaald en die niet-essentiële delen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Met het oog hierop kan de Commissie uiterlijk 19 januari 2009 een ontwerp voorleggen van de voor maximumhoeveelheden te nemen maatregelen. Voor geconcentreerde en gedehydrateerde producten zijn de vast te stellen maximumhoeveelheden de hoeveelheden die aanwezig zijn in de volgens de aanwijzingen van de fabrikant voor consumptie bereide levensmiddelen.
2. Eventuele voorwaarden houdende een beperking van of een verbod op de toevoeging van een specifieke vitamine of een specifiek mineraal aan een levensmiddel of een categorie levensmiddelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
3. De in lid 1 bedoelde maximumhoeveelheden en de in lid 2 bedoelde voorwaarden worden vastgesteld met inachtneming van:
a) de veilige bovengrenzen voor vitaminen en mineralen die aan de hand van een wetenschappelijke risicobeoordeling op basis van algemeen aanvaardbare wetenschappelijke gegevens zijn vastgesteld, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met de variërende mate van gevoeligheid van verschillende groepen consumenten; en
b) innames van vitaminen en mineralen uit andere voedingsbronnen.
4. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde maximumhoeveelheden en de in lid 2 bedoelde voorwaarden wordt ook rekening gehouden met de aanbevolen hoeveelheden vitaminen en mineralen voor de algemene bevolking.
5. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde maximumhoeveelheden en de in lid 2 bedoelde voorwaarden voor vitaminen en mineralen waarvan de aanbevolen hoeveelheden voor de algemene bevolking dicht bij de veilige bovengrens liggen, wordt voor zover nodig ook met het volgende rekening gehouden:
a) de bijdrage van de afzonderlijke producten aan het totale voedingspakket van de algemene bevolking of van bepaalde bevolkingsgroepen;
b) het voedingsprofiel van het product zoals vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1924/2006.
6. Na toevoeging van een vitamine of mineraal aan een levensmiddel is die vitamine of dat mineraal in het levensmiddel aanwezig in ten minste een significante hoeveelheid, indien die is bepaald overeenkomstig de bijlage bij Richtlijn 90/496/EEG. Maatregelen waarbij de minimumhoeveelheden voor specifieke levensmiddelen of categorieën levensmiddelen, inclusief lagere hoeveelheden, die afwijken van de bovenbedoelde significante hoeveelheden worden bepaald en die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, van deze verordening bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 7
Etikettering, presentatie en reclame
1. De etikettering en presentatie van en de reclame voor levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, mogen geen vermelding bevatten waarin gesteld of gesuggereerd wordt dat een evenwichtige, gevarieerde voeding niet kan voorzien in toereikende hoeveelheden nutriënten. In voorkomend geval kan een afwijking betreffende een specifieke nutriënt, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
2. De etikettering en presentatie van en de reclame voor levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, mogen de consument niet misleiden of bedriegen informatie verstrekken over de voedingswaarde van de levensmiddelen als gevolg van de toevoeging van die nutriënten.
3. Voor producten waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd en die onder deze verordening vallen, is voedingswaarde-etikettering verplicht. De te verstrekken informatie bestaat uit de in artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten ( 3 ) genoemde gegevens en de totale in het levensmiddel aanwezige hoeveelheden van de vitaminen en mineralen die aan dat levensmiddel zijn toegevoegd.
4. In de etikettering van producten waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, mag die toevoeging worden vermeld onder de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1924/2006.
5. Dit artikel geldt onverminderd andere bepalingen van de levensmiddelenwetgeving die van toepassing zijn op gespecificeerde categorieën levensmiddelen.
6. De voorschriften ter uitvoering van dit artikel kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure.
HOOFDSTUK III
TOEVOEGING VAN BEPAALDE ANDERE STOFFEN
Artikel 8
Stoffen waarvoor een verbod of een beperking geldt, of die door de Gemeenschap worden onderzocht
1. Wanneer een andere stof dan vitaminen of mineralen, of een ingrediënt dat een dergelijke stof bevat, aan levensmiddelen wordt toegevoegd of bij de vervaardiging van levensmiddelen wordt gebruikt op zodanige wijze dat de inname van die stof veel groter is dan onder normale omstandigheden bij een evenwichtige en gevarieerde voeding redelijkerwijs te verwachten is, en/of dat anderszins een potentieel risico voor de consument ontstaat, wordt de procedure van dit artikel gevolgd.
2. Op eigen initiatief, of op basis van informatie van de lidstaten kan de Commissie, steeds na een beoordeling van de beschikbare informatie door de Autoriteit en volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing, een besluit vaststellen dat niet-essentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen en indien nodig, de stof of het ingrediënt in bijlage III opnemen. Meer bepaald:
a) indien een schadelijk effect op de gezondheid is vastgesteld, wordt die stof en/of het ingrediënt dat die stof bevat:
i) opgenomen in deel A van bijlage III en wordt de toevoeging ervan aan levensmiddelen en het gebruik ervan bij de vervaardiging van levensmiddelen verboden, of
ii) opgenomen in deel B van bijlage III en is de toevoeging ervan aan levensmiddelen en het gebruik ervan bij de vervaardiging van levensmiddelen slechts toegestaan onder de aldaar vermelde voorwaarden;
b) indien de mogelijkheid van schadelijke gevolgen voor de gezondheid is vastgesteld, maar hieromtrent nog wetenschappelijke onzekerheid bestaat, wordt de stof opgenomen in deel C van bijlage III.
Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruikmaken van de in artikel 14, lid 4, bedoelde urgentieprocedure om de stof of het ingrediënt in deel A of B van bijlage III op te nemen.
3. De communautaire voorschriften betreffende specifieke levensmiddelen kunnen het gebruik van bepaalde stoffen onderwerpen aan verdere beperkingen of verboden, naast de beperkingen en verboden van deze verordening.
4. Ondernemers in de levensmiddelensector alsmede andere belanghebbenden kunnen te allen tijde bij de Autoriteit ter beoordeling een dossier indienen met de wetenschappelijke gegevens ter staving van de veiligheid van een in deel C van bijlage III opgenomen stof onder de omstandigheden waarin die stof in een levensmiddel of een categorie levensmiddelen wordt gebruikt, waarin ook het oogmerk van dat gebruik wordt toegelicht. De Autoriteit informeert de lidstaten en de Commissie onverwijld van de indiening en stelt hun het dossier ter beschikking.
5. Binnen vier jaar na de datum waarop een stof in deel C van bijlage III is opgenomen, wordt, een besluit vastgesteld dat niet-essentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen, volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing en met inachtneming van het advies van de Autoriteit over de overeenkomstig lid 4 van dit artikel ter beoordeling ingediende dossiers, om het gebruik van een in deel C van bijlage III opgenomen stof algemeen toe te staan, of om die stof in deel A of deel B van bijlage III op te nemen, naar gelang van het geval.
Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruikmaken van de in artikel 14, lid 4, bedoelde urgentieprocedure om de stof of het ingrediënt in deel A of B van bijlage III op te nemen.
6. De Commissie stelt, volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure, de uitvoeringsvoorschriften voor de toepassing van dit artikel vast, met inbegrip van voorschriften betreffende de in lid 4 van dit artikel bedoelde indiening.
HOOFDSTUK IV
ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 9
Communautair repertorium
1. De Commissie stelt een communautair repertorium op over de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen, hierna „het repertorium” genoemd, en houdt dat repertorium bij.
2. Het repertorium bevat het volgende:
a) de vitaminen en mineralen die aan levensmiddelen mogen worden toegevoegd, vermeld in bijlage I;
b) de vitamineformuleringen en mineraalverbindingen die aan levensmiddelen mogen worden toegevoegd, vermeld in bijlage II;
c) de maximum- en minimumhoeveelheden voor vitaminen en mineralen die aan levensmiddelen mogen worden toegevoegd, alsmede daaraan verbonden voorwaarden overeenkomstig artikel 6;
d) de informatie betreffende de nationale bepalingen inzake verplichte toevoeging van vitaminen en mineralen als bedoeld in artikel 11;
e) eventuele beperkingen inzake de toevoeging van vitaminen en mineralen als bedoeld in artikel 4;
f) de stoffen waarvoor dossiers zijn ingediend overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder b);
g) informatie over de in bijlage III genoemde stoffen en de redenen voor opname in die bijlage;
h) informatie over de in bijlage III, deel C, genoemde stoffen waarvan het gebruik algemeen is toegestaan overeenkomstig artikel 8, lid 5.
3. Het repertorium wordt openbaar gemaakt.
Artikel 10
Het vrije verkeer van goederen
Onverminderd het Verdrag, met name de artikelen 28 en 30, mogen de lidstaten de handel in levensmiddelen die aan de voorschriften van deze verordening en van communautaire besluiten ter uitvoering van deze verordening voldoen, niet verbieden of beperken door toepassing van niet-geharmoniseerde nationale bepalingen betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen aan levensmiddelen.
Artikel 11
Nationale bepalingen
1. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 19 juli 2007 in kennis van bestaande nationale bepalingen inzake de verplichte toevoeging van vitaminen en mineralen, en inzake de producten waarvoor de in artikel 4, onder b), bedoelde afwijking geldt.
2. Wanneer een lidstaat het bij gebreke van communautaire bepalingen nodig acht nieuwe wetgeving vast te stellen:
a) inzake de verplichte toevoeging van vitaminen en mineralen aan specifieke levensmiddelen of categorieën levensmiddelen,
b) inzake het verbieden of beperken van het gebruik van bepaalde andere stoffen bij de vervaardiging van specifieke levensmiddelen,
stelt hij de Commissie daarvan in kennis overeenkomstig de procedure van artikel 12.
Artikel 12
Kennisgevingsprocedure
1. Indien een lidstaat het nodig acht nieuwe wetgeving vast te stellen, stelt hij de Commissie en de andere lidstaten van de beoogde maatregelen en de motivering in kennis.
2. De Commissie raadpleegt het in artikel 14, lid 1, bedoelde Comité, indien zij van oordeel is dat zulks zinvol is, of indien een lidstaat daarom verzoekt, en brengt advies uit over de beoogde maatregelen.
3. De betrokken lidstaat kan de beoogde maatregelen niet eerder dan zes maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving treffen, op voorwaarde dat hij van de Commissie geen negatief advies heeft ontvangen.
Indien de Commissie een negatief advies uitbrengt, besluit zij, voordat de in de eerste alinea bedoelde periode is verstreken, volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure of de beoogde maatregelen kunnen worden uitgevoerd. De Commissie kan eisen dat de beoogde maatregelen worden gewijzigd.
Artikel 13
Vrijwaringsmaatregelen
1. Wanneer een lidstaat gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een product gevaar oplevert voor de gezondheid van de mens, ook al is het in overeenstemming met deze verordening, kan die lidstaat de toepassing van de betrokken bepalingen op zijn grondgebied tijdelijk schorsen of beperken.
Hij stelt de andere lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis onder vermelding van de redenen die tot zijn besluit hebben geleid.
2. Over de zaak wordt een besluit genomen volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure, in voorkomend geval na raadpleging van de Autoriteit.
De Commissie kan deze procedure op eigen initiatief inleiden.
3. De in lid 1 bedoelde lidstaat kan de schorsing of beperking handhaven tot hem kennis is gegeven van het in lid 2 bedoelde besluit.
Artikel 14
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG vastgestelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.
4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1, 2 en 6, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.
Artikel 15
Toezicht
Teneinde een efficiënt toezicht op levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd en op levensmiddelen die in de delen B en C van bijlage III vermelde stoffen bevatten te vergemakkelijken, kunnen de lidstaten eisen dat de fabrikant of degene die voor het in de handel brengen van dergelijke levensmiddelen op hun grondgebied verantwoordelijk is, de bevoegde instantie van het in de handel brengen in kennis stelt, door deze een model van het voor het product gebruikte etiket te verstrekken. In zulke gevallen kan ook informatie over het uit de handel nemen van het product worden geëist.
Artikel 16
Evaluatie
Uiterlijk op 1 juli 2013 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de gevolgen van de toepassing van deze verordening, in het bijzonder betreffende de ontwikkeling van de markt voor levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, het gebruik daarvan, de inname van nutriënten voor de bevolking, veranderingen in de voedingsgewoonten en de toevoeging van bepaalde andere stoffen, en dient zij de nodig geachte voorstellen tot wijziging van deze verordening in. De lidstaten verstrekken de Commissie daartoe uiterlijk op 1 juli 2012 alle nodige informatie. De voorschriften ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 17
Overgangsmaatregelen
1. In afwijking van artikel 3, lid 1, kunnen de lidstaten tot 19 januari 2014 op hun grondgebied het gebruik toestaan van vitaminen en mineralen die niet in bijlage I zijn opgenomen of een niet in bijlage II vermelde vorm hebben, onder de volgende voorwaarden:
a) de betrokken stof wordt gebruikt voor toevoeging aan levensmiddelen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening in de Gemeenschap op 19 januari 2007 in de handel zijn, en
b) de Autoriteit heeft met betrekking tot het gebruik van die stof, of het gebruik van de stof in die vorm, bij de vervaardiging van levensmiddelen geen ongunstig advies verleend op basis van een dossier ter ondersteuning van het gebruik van de betrokken stof dat uiterlijk op 19 januari 2010 door de lidstaat bij de Commissie moet worden ingediend.
2. Tot 19 januari 2014 kunnen de lidstaten in overeenstemming met het Verdrag de bestaande nationale beperkingen of verboden blijven toepassen op de handel in levensmiddelen waaraan vitaminen of mineralen zijn toegevoegd die niet in de lijst van bijlage I zijn opgenomen of die een niet in bijlage II vermelde vorm hebben.
3. Totdat de desbetreffende communautaire maatregelen op grond van artikel 6 of andere specifieke communautaire bepalingen zijn vastgesteld, kunnen de lidstaten, in overeenstemming met het Verdrag, bestaande nationale voorschriften blijven toepassen inzake de maximum- en minimumhoeveelheden van de aan levensmiddelen toegevoegde vitaminen en mineralen die in bijlage I zijn opgenomen en inzake de voorwaarden voor deze toevoegingen.
Artikel 18
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2007.
Levensmiddelen die vóór 1 juli 2007 in de handel gebracht of geëtiketteerd zijn en niet aan deze verordening voldoen, mogen tot hun vervaldatum, doch niet na 31 december 2009 worden verhandeld.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
VITAMINEN EN MINERALEN DIE AAN LEVENSMIDDELEN MOGEN WORDEN TOEGEVOEGD
1. Vitaminen
Vitamine A
Vitamine D
Vitamine E
Vitamine K
Vitamine B1
Vitamine B2
Niacine
Pantotheenzuur
Vitamine B6
Foliumzuur
Vitamine B12
Biotine
Vitamine C
2. Mineralen
Calcium
Magnesium
IJzer
Koper
Jood
Zink
Mangaan
Natrium
Kalium
Seleen
Chroom
Molybdeen
Fluoride
Chloride
Fosfor
Boor
BIJLAGE II
Vitamineformuleringen en mineraalverbindingen die aan levensmiddelen mogen worden toegevoegd
1. Vitamineformuleringen
VITAMINE A
retinol
retinylacetaat
retinylpalmitaat
bètacaroteen
VITAMINE D
cholecalciferol
ergocalciferol
VITAMINE E
D-alfa-tocoferol
DL-alfa-tocoferol
D-alfa-tocoferylacetaat
DL-alfa-tocoferylacetaat
D-alfa-tocoferylwaterstofsuccinaat
VITAMINE K
fyllochinon (fytomenadion)
menachinon ( *1 )
VITAMINE B1
thiaminehydrochloride
thiaminemononitraat
VITAMINE B2
riboflavine
natriumriboflavine-5′-fosfaat
NIACINE
nicotinezuur
nicotinamide
PANTOTHEENZUUR
calcium-D-pantothenaat
natrium-D-pantothenaat
dexpanthenol
VITAMINE B6
pyridoxinehydrochloride
pyridoxine-5′-fosfaat
pyridoxinedipalmitaat
FOLIUMZUUR
pteroylmonoglutaminezuur
calcium-L-methylfolaat
VITAMINE B12
cyanocobalamine
hydroxocobalamine
BIOTINE
D-biotine
VITAMINE C
L-ascorbinezuur
natrium-L-ascorbaat
calcium-L-ascorbaat
kalium-L-ascorbaat
6-palmitoyl-L-ascorbinezuur
2. Mineralen
calciumcarbonaat
calciumchloride
calciumcitraatmalaat
calciumzouten van citroenzuur
calciumgluconaat
calciumglycerofosfaat
calciumlactaat
calciumzouten van orthofosforzuur
calciumhydroxide
calciummalaat
calciumoxide
calciumsulfaat
calciumfosforyloligosachariden
magnesiumacetaat
magnesiumcarbonaat
magnesiumchloride
magnesiumzouten van citroenzuur
magnesiumgluconaat
magnesiumglycerofosfaat
magnesiumzouten van orthofosforzuur
magnesiumlactaat
magnesiumhydroxide
magnesiumoxide
kaliummagnesiumcitraat
magnesiumsulfaat
ijzer(II)bisglycinaat
ijzer(II)carbonaat
ijzer(II)citraat
ijzer(III)ammoniumcitraat
ijzer(II)gluconaat
ijzer(II)fumaraat
natriumijzer(III)difosfaat
ijzer(II)lactaat
ijzer(II)sulfaat
ammoniumijzer(II)fosfaat
natriumijzer-EDTA
ijzer(III)difosfaat (ijzer(III)pyrofosfaat)
ijzer(III)sacharaat
elementair ijzer (uit carbonyl + elektrolytisch bereid + met waterstof gereduceerd)
koper(II)carbonaat
koper(II)citraat
koper(II)gluconaat
koper(II)sulfaat
koper-lysinecomplex
natriumjodide
natriumjodaat
kaliumjodide
kaliumjodaat
zinkacetaat
zinkbisglycinaat
zinkchloride
zinkcitraat
zinkgluconaat
zinklactaat
zinkoxide
zinkcarbonaat
zinksulfaat
mangaancarbonaat
mangaanchloride
mangaancitraat
mangaangluconaat
mangaanglycerofosfaat
mangaansulfaat
natriumwaterstofcarbonaat
natriumcarbonaat
natriumcitraat
natriumgluconaat
natriumlactaat
natriumhydroxide
natriumzouten van orthofosforzuur
met seleen verrijkte gist ( *2 )
natriumselenaat
natriumwaterstofseleniet
natriumseleniet
natriumfluoride
kaliumfluoride
kaliumwaterstofcarbonaat
kaliumcarbonaat
kaliumchloride
kaliumcitraat
kaliumgluconaat
kaliumglycerofosfaat
kaliumlactaat
kaliumhydroxide
kaliumzouten van orthofosforzuur
chroom(III)chloride en het hexahydraat daarvan
chroom(III)sulfaat en het hexahydraat daarvan
chroompicolinaat
chroom(III)lactaat-trihydraat
ammoniummolybdaat (molybdeen (VI))
natriummolybdaat (molybdeen (VI))
boorzuur
natriumboraat
BIJLAGE III
STOFFEN WAARVAN HET GEBRUIK IN LEVENSMIDDELEN IS VERBODEN, AAN BEPERKING IS ONDERWORPEN OF DIE DOOR DE GEMEENSCHAP WORDEN ONDERZOCHT
Deel A — Verboden stoffen
Ephedra-kruid en preparaten daarvan afkomstig van Ephedra-soorten
Yohimbeschors en preparaten daarvan afkomstig van yohimbe (Pausinystalia yohimbe (K. Schum) Pierre ex Beille)
DEEL B
Aan beperkingen onderworpen stoffen
Aan beperkingen onderworpen stof |
Gebruiksvoorwaarden |
Aanvullende voorschriften |
Transvetzuren, met uitzondering van de in vetten van dierlijke oorsprong van nature aanwezige transvetzuren |
Maximaal 2 gram per 100 gram vet in voor de eindverbruiker bestemde levensmiddelen en voor levering aan de detailhandel bestemde levensmiddelen |
Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die aan andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven levensmiddelen leveren die niet bestemd zijn voor de eindverbruiker of voor levering aan de detailhandel, zorgen ervoor dat de ontvangende exploitanten van levensmiddelenbedrijven worden voorzien van informatie over het gehalte aan transvetzuren, met uitzondering van de in vetten van dierlijke oorsprong van nature aanwezige transvetzuren, wanneer dat meer dan 2 gram per 100 gram vet bedraagt. |
Deel C — Stoffen die door de Gemeenschap worden onderzocht
▼M9 —————
( 1 ) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 575/2006 van de Commissie (PB L 100 van 8.4.2006, blz. 3).
( 2 ) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2165/2005 (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 1).
( 3 ) PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18.
( *1 ) Menachinon komt hoofdzakelijk voor als menachinon-7 en in mindere mate als menachinon-6.
( *2 ) Met seleen verrijkte gisten die in aanwezigheid van natriumseleniet als seleenbron door kweek worden geproduceerd en in de gedroogde vorm, zoals in de handel gebracht, niet meer dan 2,5 mg Se/g bevatten. De meest in de gist voorkomende organische seleenverbinding is selenomethionine (tussen 60 en 85 % van het totaal geëxtraheerde seleen in het product). Het gehalte aan andere organische seleenverbindingen, waaronder selenocysteïne, mag niet meer dan 10 % van het totaal geëxtraheerde seleen bedragen. Anorganisch seleen mag in de regel niet meer dan 1 % van het totaal geëxtraheerde seleen uitmaken.